Componisten/werken Kent u Christoph Graupner? (21)
© Gerard van der Leeuw, juli 2023
|
||
Op zaterdag 22 april jl. was de ZaterdagMatinee op een nog geen vier minuten durend motet van Jacobus Gallus (1550-1591) na geheel gewijd aan Christoph Graupner. De Nederlandse Bachvereniging stond onder leiding van dirigent/violist Shunske Sato met als solisten Carine Tinney (sopraan), Michaela Riener (alt), Eric Stoklossa (tenor) en Dominik Wörner (bas). De ondertitel van het concert luidde ’Die Geburt, Verhaftung, Kreuzigung und Auferstehung Jesu Christi’. Shunske Sato had met Händels Messiah in het achterhoofd een programma samengesteld van vier cantates van Graupner die samen het levensverhaal van Jezus Christus vertelden, van geboorte tot de dood aan het kruis en de opstanding. Hij koos de volgende cantates, waarbij opvalt dat we wat Graupners compositorische ontwikkeling betreft juist terug gingen in de tijd: Jauchzet ihr Himmel, freue dich Erde GWV1105/43 voor de Eerste Kerstdag 1743 De eerste drie cantates kende ik, alleen de laatste had ik nog nooit gehoord. Een voltreffer! Het concert begon uitermate feestelijk in F-groot, de toonsoort van de pastorale en de hoorns. Het air uit de ouverture in Bes-groot GWV484/43 voor orkest en chalumeau solo, schitterend gespeeld door Nicola Boud, vormde de overgang naar de lijdenscantate Christus, der uns selig macht, een cantate waarin de chalumeau ook een belangrijke rol speelt (zie voor Graupner en de chalumeau deel 4 van deze serie: klik hier). Na de pauze volgde dan de cantate over de kruisiging. Zie voor dit werk deel 1 van deze serie (klik hier). In het overigens mooi uitgevoerde tekstboekje stond in het artikel van Sofie Taes een wel heel rare zin. Deze: ‘…. toen hij na een geheime sollicitatie in 1723 Telemanns functie als Thomaskantor in Leipzig kon overnemen.’ Dat is uiteraard foutief. Telemann is nooit Thomaskantor geweest. Bedoeld is uiteraard de in 1722 overleden Johann Kuhnau, die uiteindelijk zou worden opgevolgd door Johann Sebastian Bach. Tot besluit citeer ik uit het programmaboekje Sofie Taes, ook al omdat zij een kant van de Graupner-receptie aankaart die ik tot nu toe zorgvuldig uit de weg ben gegaan, maar in dit artikel goed op zijn plaats is:
Uiteindelijk trokken de Graupners juridisch aan het langste eind, maar werd geen bedrag overeengekomen. De muziek raakte in onbruik en de kwestie verwaterde. Het fonds, nog steeds bij de familie Graupner, werd in 1819 opnieuw aangeboden aan het hof, ditmaal niet als gebruiksmuziek, maar als erfgoed. Nu was het raak: Graupners erfenis veranderde van eigenaar voor 275 florijnen, werd gecatalogiseerd en geconserveerd in de vorstelijke bibliotheek, maar niet meer uitgevoerd. Partituren onder een stolp: een vacuüm dat beschermt maar ook verstikt. En zo zat er geen leven in de Graupner-erfenis tot begin twintigste eeuw. Mondjesmaat startte een revival dankzij twee volumes in de gezaghebbende partiturenreeks Denkmäler Deutscher Tonkunst. Een studie van Friedrich Noack, ook uit de jaren twintig, zwengelde de interesse nog aan. Van marginalium en curiosum werd Graupner al gauw een volksheld die in het verstarrende Duitsland toonbeeld werd van culturele suprematie. De stad Darmstadt voerde hevig campagne rond ‘haar kapelmeester’ en de organisatie van het eerste Graupner Musikfest in mei 1942 aligneerde met de nationalistische propagandamachine die (geheel ten onrechte) het über-Duitse karakter van Graupners muziek benadrukte.
Daaruit:
Het fonds ontsnapte ternauwernood het bombardement op Darmstadt in de herfst van 1944. Daarna begon Graupners rehabilitatie, eerst met focus op het instrumentale repertoire, daarna ook met aandacht voor de cantates. De Technische Universität Darmstadt wijdt zich inmiddels aan het digitaliseren van Graupners nalatenschap en ook het Christoph Graupner-Gesellschaft neemt een ambassadeursrol waar. Sinds 2005 heeft de componist ook z’n hoogsteigen ‘Werkverzeichnis’ (GWV). Het bulk van de manuscripten ligt tegenwoordig in de rekken van de Universitäts- und Landesbibliothek Darmstadt, waar nog steeds menig cantate op muzikantenogen wacht. Terwijl de wereld langzamer-hand de aparte stijl van deze componist (her)ontdekt, wordt zijn portret noot per noot ingekleurd langs de lijnen van zijn prachtig gekalligrafeerde partituren. Maar belangrijker is dat er ook weer Graupner klinkt, dankzij baanbrekende opnamen en live-concerten: een resultaat dat – gezien de fatale bescheidenheid van de componist versus het belang van zijn oeuvre – een fortuinlijk compromis mag heten.’ (*) De constant zeer hoge kwaliteit van de uitvoeringen: orkest, koor en solisten, allen presteerden op de toppen van hun kunnen, deed het eens te meer betreuren dat violist/dirigent Shunske Sato de Nederlandse Bachvereniging gaat verlaten. Het was in een woord top. Bij de solisten, stuk voor stuk afkomstig uit het koor, sprongen sopraan Carine Tinney en de bas Dominik Wörner eruit. Wat een techniek! Tenor Eric Stoklossa overtuigde iets minder, maar het verschil was marginaal. Naar de vorige aflevering / Naar de volgende aflevering __________________ index |
||