CD-recensie

 

© Aart van der Wal, november 2020

Haydn: Die Schöpfung

Anna Lucia Richter, sopraan (Gabriel, Eva), Maximilian Schmitt tenor (Uriel), Florian Boesch, bariton (Raphael, Adam), Chor des Bayerischen Rundfunks, Il Giardino Armonico o.l.v. Giovanni Antonini
Alpha 567 • 1.40' • (2 cd's)
Live-opname: 8-11 mei 2019, Herkulessaal der Residenz, München

   

In zijn twaalf Londense symfonieën zocht Haydn al de weg naar een rijker uitgedost orkest dat in staat was om zijn naar nog grotere expressieve grenzen reikende gedachtengoed extra kleur en glans te geven. Ook de werkstructuur kreeg er een dimensie bij en hij legde erin de kiem voor een anders geaard langzaam deel dat door zijn grandeur en zich nog verder verdiepende gemoedsgesteldheid mede tot voorbeeld zou gaan strekken voor Beethovens eerste twee symfonieën (zij het dat diens inspiratiebron eerder bij Cherubini dan bij Haydn lag).

Haydn moet tijdens zijn verblijf in Londen diep onder de indruk zijn geweest van de herdenkingsdiensten die tussen 1784 en 1791 werden gehouden in Westminster Abbey en het Pantheon in Oxford Street naar aanleiding van het verscheiden van Georg Friedrich Händel (hij overleed in de Britse hoofdstad op 14 april 1759 en werd zes dagen later in de abdij van Westminster met veel pracht en praal begraven). Het verhaal gaat dat maar liefst tot duizend instrumentalisten en koristen aan deze evenementen deelnamen: een enorm aantal dat Händels bij die gelegenheid uitgevoerde oratoria grootse luister moet hebben bijgezet.

De inspiratie die Haydn uit dergelijke groots opgezette evenementen moet hebben geput zal zeker niet aan zijn uit Bonn afkomstige, maar in Londen zetelende impresario en tevens de opdrachtgever van de Londense symfonieën, Johann Peter Salomon, voorbij zijn gegaan. In de zomer van 1795, Haydn was inmiddels weer vanuit Wenen teruggekeerd in Londen, overhandigde Salomon hem een tekstboek dat het Bijbelse scheppingsverhaal tot onderwerp had. De basis ervan werd gevormd door de bekende King James Bible, aangevuld met op John Miltons Paradise Lost georiënteerde lyriek. Het is niet duidelijk of Haydn er prompt enthousiast over was, maar op de terugweg was daarvan wel degelijk sprake en eenmaal terug in Wenen was het de bekende Gottfried Freiherr van Swieten die zijn enthousiasme deelde en hem op het pad naar dit van oorsprong Duitstalige oratorium zette: Die Schöpfung. Daarmee lag tevens de weg open naar uitvoering van het werk in het Weense Adelspalais dat min of meer door Van Swieten, als secretaris verbonden aan de door de adel (Associierte Cavaliers) opgerichte stichting die in de Oostenrijkse hoofdstad grote muzikale evenementen en dan met name op het gebied van oratoria organiseerde, werd bestierd.

Van Swieten zorgde tevens voor de Duitse vertaling van de oorspronkelijke Engelse teksten en begeleidde vervolgens het gehele proces vanaf de voltooiing van het manuscript (Haydn werkte eraan tussen 1796 en 1798) tot de eerste gedrukte uitgave. De eerste uitvoering van het magnifieke opus, zonder enige twijfel een van Haydns beste werken, vond plaats op 29 april 1798 tijdens een privéconcert van de stichting, met de dag erna de herhaling. Plaats van handeling het stadspaleis aan de Mehlmarkt (nu Neuer Markt) van de in hoog aanziende vorst en kunstmecenas Schwarzenberg. De bijval na afloop moet enorm zijn geweest. De eerste publieke uitvoering vond plaats op 19 maart 1799 in het 'oude' Burgtheater aan de Michaelerplatz. Er zouden er nog vele volgen.

Bij die in Wenen gedrukte Duitse versie bleef het overigens niet, want kort daarop gaf Haydn in eigen beheer de partituur met zowel de Duitse als Engelse tekst uit. Hoezeer het werk in de smaak viel blijkt ook uit het aantal intekenaars: maar liefst ruim 400, waaronder een groot aantal Weense en Britse notabelen, vrienden en bewonderaars, met onder hen ook koning George III. In 1803 (Beethoven werkte in dat jaar aan zijn baanbrekende Eroica) nam de muziekuitgeverij van Breitkopf & Härtel in Leipzig de rechten over, waarna Die Schöpfung aan een ware Oostenrijks-Duitse opmars kon beginnen.

Interessant om te zien (en te bestuderen!) is het zeker voor Haydns doen zeer omvangrijke schetsmateriaal dat is overgeleverd (het bevindt zich in het muziekarchief van de Oostenrijkse Nationalbibliothek in Wenen) en dat aan het ontstaan van het oratorium ten grondslag heeft gelegen. Daaruit blijkt ook hoezeer Haydn eraan gelegen was om een groots werk te scheppen, maar tevens dat het hem de nodige moeite moet hebben gekost om dat doel te verwezenlijken.

Is Die Schöpfung vanuit muzikaal perspectief een absoluut meesterwerk, ook valt op hoezeer Haydns vroomheid zich daarin heeft vermengd met het gedachtegoed van de Verlichting. Opvallend is bovendien dat het scheppingsverhaal in deze versie vóór de zondenval eindigt: de zonde zelf is de grote afwezige, het Paradijs het beste van alle mogelijke werelden.

De schildering van het scheppingsverhaal heeft alle denkbare Weens-klassieke kenmerken, met daarnaast de ruimte die wordt toegekend aan het opbloeien van de aria zoals die zich in eerste aanleg in het Italiaanse oratorium kon ontwikkelen en zich later ook in Zuid-Duitsland en Oostenrijk begon te manifesteren. Het is een belangwekkende ontwikkeling zoals we die ook in Die Jahreszeiten (1801) opnieuw tegenkomen. Daarbij komt dat in het geval van de Die Schöpfung de door Haydn ontworpen spirituele en inventieve koorzetting vooral wordt gekenmerkt door het feestelijke karakter van het werk als geheel. Geen wonder dus dat iedere Dag wordt afgesloten in een fonkelende en tevens facetrijke toonzetting.

Het jeugdig elan en het geestelijk esprit straalt van Die Schöpfung af: het is van de wezenskenmerken van dit groots opgezette oratorium; en dat terwijl Haydn toen al ruim vijfenzestig was, wat zeker in die tijd 'oud' mocht worden genoemd. Er zijn zeker reminiscenties aan de grandeur van Händels oratoriumstijl (met inbegrip van de verdeling over afzonderlijke nummers, de recitatieven, de vocale soli en de uitgekristalliseerde ensembletechniek), maar het is toch alles Haydn wat de klok slaat, met zijn ongekend geniale invallen en de met veel gevoel voor verbeelding ingevlochten, direct aansprekende picturale effecten. Bijzonder is ook de versterking van het laagfundament door de toevoeging van contrafagot en alt-, tenor- en bastrombone. Afhankelijk van de ruimte - en zo zal het er toentertijd in Wenen zeker aan toe zijn gegaan - is een drievoudige houtblazersbezetting niet ongewoon, maar het kan - zoals ook deze nieuwe opname laat horen - ook met minder, d.w.z. met 'slechts' dubbel bezette houtblazers (al is wat dit album betreft een uitzondering gemaakt voor de fluitsectie, die wel driedubbel is bezet).

Dirigent Giovanni Antonini heeft door zijn vele Haydn-vertolkingen (hij werkt onder meer gestaag aan een symfonische cyclus) met het Weens-klassieke metier veel ervaring opgedaan, wat ook is terug te vinden in zijn visie op deze Schöpfung. Hij weet de fascinerende coloristische details bijzonder fraai uit te lichten, maar laat daarbij de klassieke vormstructuur volkomen intact. Zijn frisse benadering van deze partituur wordt door de levendige tempi nog eens dubbel en dwars onderstreept, terwijl de de vele idyllische en schilderachtige momenten net zo overtuigend zijn gestileerd. Antonini toont in deze vertolking ook een goed ontwikkeld gevoel voor proportionaliteit, met de bij Haydn altijd fascinerende majeur-mineur toonsoortwisselingen als onderdeel van de algehele structuur (zo moet Haydn dat ook bedoeld hebben). Ook de puur kamermuzikale benadering in de exquise vocale en instrumentale soli zijn net zo'n weldaad als het intieme karakter dat duidelijk is nagestreefd (zeker hierin geholpen door wat de strijkers betreft de bezetting met slechts 12 violen, 4 altviolen 4 celli en 2 contrabassen). Maar het belangrijkste winstpunt is misschen toch wel het sterk expressionistische karakter dat Antonini in deze uitvoering heeft weten te leggen.

Dan is er naast de vele fraaie vocale soli: Anna Lucia Richter levert daarin bovendien indrukwekkende staaltjes van ware ornamentatiekunst (zoals in 'Nun beut die Flur'). Het in alle geledingen uitmuntende koor van de Beierse omroep wordt door Antonini naar grote expressieve hoogten gestuurd. Misschien in een incidenteel geval zelfs wel in de meest letterlijke betekenis, want in 'Der Herr ist gross in seiner Macht' (tevens met vocale soli) balanceert het zelfs op het randje van het menselijk mogelijke. Een - zij het geringe - kanttekening uitsluitend voor de rol van Raphael en Adam door de bariton Florian Boesch. Incidenteel (het is echt niet meer dan dat) heeft die te lijden onder wat ik maar het 'Dieskau-effect' noem: het onnodig accentueren van losse noten, zoals in zijn aria 'Rollend in Schaumenden Wellen' (het is de voorstelling van de schepping van de zeeën, bergen, rivieren en ten slotte de beekjes, het discours zich bewegend van het donkere d-klein naar het betoverende slot in helder D- groot).

De conclusie kan wat mij betreft eenduidig zijn: dit is onder Antonini een Schöpfung van uitstekend portuur die zich zeker kan meten met de vele reeds voorhanden zijnde topuitvoeringen. Ik denk dan in het bijzonder - wat het 'authentieke' kamp betreft - aan die van Harnoncourt (Deutsche Harmonia Mundi), Gardiner (Archiv-Produktion), Jacobs en (Harmonia Mundi), Christie (Virgin, klik hier voor de recensie), Weil (Sony) en dan is er ook nog Herreweghe (Outhere, klik hier voor de recensie). Wie naar een meer traditionele uitvoering wil omzien kan uitstekend terecht bij Bernard Haitink, eveneens uit München (klik hier voor de recensie).

De door Peter Urben in de Herkulessaal in München gemaakte opname is transparant, detailrijk en van bewonderenswaardige sonoriteit. Dat het publiek soms hoorbaar aanwezig is, is geen stoorzender. In tegendeel: het verhoogt zelfs de levendige sfeer rond deze uitvoering.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links