DVD-recensie

RCO Live: Mahler in het Concertgebouw

 

© Maarten Brandt, november 2012

 

Mahler: Symfonieën nr. 1 t/m 10 – Totenfeier – Das Lied von der Erde

Koninklijk Concertgebouworkest onder leiding van diverse dirigenten en met medewerking van tal van solisten en koren (discografie: klik hier voor het volledige overzicht)

RCO Live 12101 (11 dvd's) (ook in Blu-ray verkrijgbaar)



In Amsterdam hebben maar liefst drie Mahlerfeesten plaatsgevonden. Het eerste was in 1920 en kwam voor rekening van Willem Mengelberg en het destijds nog niet van het predicaat ‘koninklijk’ voorziene Concertgebouworkest. Mengelberg was toen de grootste pleitbezorger voor het symfonische oeuvre van deze componist. Uniek, want de zaak kwam voor rekening van slechts één dirigent. Het tweede Mahlerfeest voltrok zich in 1995 en kwam niet tot stand onder auspiciën van het inmiddels Koninklijk geworden Concertgebouworkest. Want de initiatiefnemer was de toenmalige directeur van het Concertgebouw N.V., Martijn Sanders. Naast het KCO namen topensembles als de Berliner Philharmoniker en de Wiener Philharmoniker aan het gebeuren deel onder grootheden als Bernard Haitink, Claudio Abbado en Simon Rattle. Radio Nederland Wereld Omroep bracht de opnames van het feest in zeer beperkte oplage in een riante verzamel box van 16 cd’s uit, waarvan het eerste exemplaar werd uitgereikt aan Martijn Sanders bij diens afscheid als directeur van het Concertgebouw. De Mahlerliefhebbers hadden alom het nakijken, aangezien deze fenomenale set (die, indien deze commercieel was verschenen zeker een Edison had gewonnen) nimmer als handelseditie in omloop is gebracht. Wat hoogst betreurenswaardig is, want met name de vertolkingen van de Derde (Wiener Philharmoniker onder Haitink), de Zesde (Berliner Philharmoniker onder Haitink), de Zevende (Wiener Philharmoniker onder Rattle) en de Negende symfonie (Berliner Philharmoniker onder Abbado) behoren tot de beste ooit fonografisch vereeuwigd.

En dan nu het derde Mahlerfeest, geheel voor rekening komend van het Koninklijk Concertgebouworkest, uitgesmeerd over de seizoenen 2009/2010 en 2010/2011 en telkens binnen de serie gecombineerd met eigentijds, en deels in opdracht voor deze serie geschreven werk, met onder meer nieuwe stukken van onze landgenoten Willem Jeths en Joey Roukens. Anders dan het eerste Mahlerfeest in 1920 waren bij dit project verschillende dirigenten betrokken, zodat men wordt getrakteerd op uiteenlopende visies op het werk van de grote Oostenrijkse symfonicus. Nu was Mengelberg een bijzonder geval die Mahler bijna voor zich alleen opeiste (ook al was een enkele maal Bruno Walter van de partij). Dat was in de tijd van het chef dirigentschap van Eduard van Beinum al anders: zo dirigeerde Rafael Kubelík, toen een regelmatig geziene gast voor het Amsterdamse keurensemble, regelmatig Mahler, daaronder notabene de Achtste symfonie. Tijdens het bewind van Bernard Haitink dirigeerden onder meer Georg Solti en Kirill Kondrashin tevens spraakmakende Mahlervertolkingen van bijvoorbeeld de Vierde en de Zevende symfonie en mocht Solti zich tijdens de Chailly-area over Das Lied von der Erde buigen.

Wie de ‘Stand der Dinge’ anno het nieuwe millennium van wat er interpretatief al niet met Mahler mogelijk is open top wil ervaren is met deze prachtige set prima uit. Ook al is het resultaat soms wisselend en valt er een enkele maal op de dirigentenkeuze wel wat af te dingen. Neem de Eerste symfonie onder Daniel Harding, die wat moeizaam op gang komt en pas vanaf het derde deel echt op stoom begint te komen. Iemand als Iv án Fischer was daar beter op zijn plaats geweest (klik hier voor de bespreking voor zijn studio-opname uit Boedapest), maar gelukkig is hij vertegenwoordigd met een verklanking van de Vierde symfonie die zijn grandioze lezing uit Boedapest (klik hier voor de recensie) nog overtreft. Wat hier - let wel: live vastgelegd - aan details, de meest geraffineerde niet uitgezonderd (contrapuntische hoogstandjes in het openingsdeel bijvoorbeeld) hoorbaar is, grenst werkelijk aan het ongelooflijke. En dan het Adagio. Heeft het ooit hemelser geklonken? Als er ook maar een kandidaat voor de opvolging van Jansons bij het KCO is, dan is dat wat mij betreft zonder ook maar de geringste twijfel Fischer. En dat laatste niet alleen vanwege zijn Mahlers.

Jansons richt zich op de symfonieën 2, 3 en 8. De Achtste heeft mij het meest overtuigd. Jansons kiest niet voor een overkill aan brille en virtuositeit, zoals geschiedt bij de – om mij onbegrijpelijke redenen – nog steeds in vele windstreken bewierookte Decca-opname onder Solti, maar bereikt, integendeel, een perfecte balans tussen de in aanleg massale koren en het solistische team. Zelfs kamermuzikale texturen (2 e deel) ontbreken niet, en het door deze dirigent over de gehele linie voorgestane en nagestreefde ideaal van opperste klankschoonheid imponeert van A tot Z. Wat de uitvoeringen van de Tweede en Derde symfonie betreft deel ik met collegae Van der Wal en Coster hun bewondering voor het superieure orkestspel en de afwerking in de sonoriteit, maar ik mis hier toch bij vlagen de onderhuidse spanning en weerbarstigheid. Eigenlijk viel me hier hetzelfde euvel op als de weergave van de Tweede symfonie met de Berliner Philharmoniker onder Rattle (bespreking: klik hier). Soms is de zaak me gewoon te gepolijst en gelikt, waardoor het schokkende en confronterende van Mahlers idioom te zeer ondergesneeuwd raakt.

Maar nu enkele, deels onverwachte – ik geef het toe – verrassingen. Zo herinner ik mij Lorin Maazel als een zeer matige Mahlerdirigent, getuige zijn complete opname van alle symfonieën voor Sony met de Wiener Philharmoniker die, behalve een grandioze Vierde (met een onvergetelijke Kathleen Battle), danig teleurstelt. En wie naar deze Zesde kijkt met het KCO zonder geluid, weet niet wat hij of zij ziet: een dirigeerstijl die uitmunt in een lompe en nauwelijks tot de verbeelding sprekende gestiek. Maar dan het klinkende resultaat: zeer indrukwekkend. Breed, ongenaakbaar, ‘wuchtig’ of, om een engels en in het nederlands moeilijk te vertalen woord te gebruiken: austere. En tegelijkertijd ook zeer grimmig, gramstorig en onherbergzaam. Precies zoals dit werk moet overkomen. Zonder meer een van de beste uitvoeringen van deze ongenaakbare symfonie, in de buurt komend van die qua mentaliteit nauwelijks te evenaren vertolking onder wijlen Sir John Barbirolli op EMI, en dat bedoel ik als het grootst denkbare compliment. O ja, voor de musicologische droogzwemmers: het andante komt hier (gelukkig) na het scherzo.

In eensluidende zin valt te berichten over Fabio Luisi, voor mij als Mahleriaan een volstrekt onbekende musicus. Maar sinds Van Beinum en Haitink heb ik met het KCO geen doorleefdere en meer bezonken lezing gehoord van Das Lied von der Erde. Geholpen door een voorbeeldig solistenteem en met gebruikmaking van tempi die noch naar de ene noch naar de andere kant extreem genoemd kunnen worden realiseert Luisi een uitvoering van een ongekende sensatie en, waar nodig, intimiteit. Niet in de laatste plaats door de hoge graad van vergeestelijking die de musici over de gehele linie weten te bereiken. Totenfeier is het horen evenzeer in hoge mate waard, ook al kan Luisi al evenmin verhelen dat dit werk zwakker is dan Mahlers herziening in de vorm van het openingsdeel van zijn Tweede symfonie.

Daniele Gatti is een regelmatig terugkerende dirigent bij het KCO. Zijn lezing van de Vijfde is er een van een onmiskenbare grandeur, zij het soms met aparte en soms ronduit grillige tempowisselingen. Maar wel een uitvoering die je bij de les houdt, en die wordt getypeerd door een enorme dosis vervoering.

Maar echt een verhaal apart vormen de bijdragen van Pierre Boulez en Bernard Haitink. Eerstgenoemde dirigeerde nooit eerder Mahler in Amsterdam, maar of de Zevende ooit met meer raffinement tot leven zal zijn gekomen als toen onder de Franse maestro moet sterk worden betwijfeld. Alleen al de wijze waarop deze duizendkunstenaar een pianissimo ragfijn en toch tastbaar kan laten klinken, is bijna onvoorstelbaar. Niet alleen de verbinding met de muziek van Sch önberg maar tevens die met de erfenis van het Franse impressionisme (‘Nachtmusiken’) heb ik ooit tevoren zo sterk naar voren horen komen. Maar daarvoor moet je uiteraard Boulez heten. Dit is ook klankcultuur en wat voor heen! En wat meer is: toch mijlenver verwijderd van de gepolijste en tegen de Peter Stuyvesant aanleunende breedbeeld sonoriteit à la Jansons en Rattle.

En nu het gekke, geen groter contrast dan tussen Boulez en Haitink. Althans, dat zou men denken. Maar ook Haitink zoekt in zijn huidige Mahler naar een uiterst transparante ‘no nonsense’ benadering, een ongenaakbaar om niet te zeggen soms naar het kale neigend klankgemiddelde, als gevolg waarvan de moderniteit van Mahlers idioom heel direct en inderdaad Bouleziaans op de toehoorder overkomt. Zeer sterk merkbaar is het streven naar een onopgesmukte ‘sp ätstil’ waardoor Haitinks lezing van de Negende wezenlijk verschilt van zijn handenwringende en expansieve lezing tijdens zijn legendarische laatste kerstmatinee (klik hier voor de recensie). Het resultaat is daarom niet minder indrukwekkend, integendeel. Haitink behoort tot de dirigenten die zich constant vernieuwen, gelijk een Phoenix die telkens weer opstijgt uit de as van zijn eigen verbranding.

Blijft over Inbal, wiens uitvoering van de Cooke-versie van de Tiende (door Riccardo Chailly en het KCO indertijd verpletterend uitgevoerd; doodjammer dat die vertolking geen plaats heeft kunnen vinden in de ‘Anthology’-reeks) gemengde gevoelens achterlaat. Het eerste – en door Mahler voltooide – deel werkt het overtuigendst, maar vooral in het tweede Scherzo en de finale valt de spanning soms weg. Hier is Inbal geen partij voor de meesterlijke opnames onder James Levine (RCA), Simon Rattle (EMI, zijn tweede registratie met de Berliner) en Wyn Morris (Scribendum, gekoppeld aan Mahlers Achtste met het RPHo onder Eduard Flipse).

Dat deze set op de markt is gebracht zonder een spat informatie – ook bij de Blu-ray uitgave schitteren deze door afwezigheid - is echter onbegrijpelijk; zelfs alle timings ontbreken. En dat in een tijd waarin een super goedkoop label als Naxos grossiert in – doorgaans – voortreffelijke tot uitmuntende toelichtingen.  


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links