CD-recensie
© Maarten Brandt, april 2009
|
||
Mahler: Symfonie nr. 4 in G. Miah Persson (sopraan), Budapest Festival Orchestra o.l.v. Iván Fischer. Channel Classics CCS SA 26109 • 57' • (sacd)
Vele dirigenten, en daaronder bepaald niet de minste, laten Mahlers Vierde symfonie in hun interpretaties overschaduwen door de ernst en verhevenheid van de voorafgaande symfonieën. Daarbij wordt het sprookjesachtige karakter en het feit dat alle tragiek hier tussen aanhalingstekentjes staat, dikwijls uit het oog verloren. De grote kunst bij het vertolken van deze symfonie is het vermogen de noten met optimale onbevangenheid tegemoet te treden, waarbij men dus niet gehinderd wordt door de ballast van onverschillig welk verleden, ook niet die van Mahlers eerste drie symfonieën. Dan, en alleen dan kan deze muziek als ware zij nieuw klinken. Dat zoiets een schier onmogelijke opgave is in een tijd waarin de platenbakken van de speciaalzaak tot en met de supermarkt uitpuilen van de Mahler-cd's is zo duidelijk als wat. Maar de wonderen blijken toch de wereld nog niet uit te zijn. Want wat wil het geval? Iván Fischer en zijn onvolprezen Budapest Festival Orchestra tekenen hier voor een Vierde Mahler zonder precedent, wat op zich niet als kritiek moet worden opgevat op de ieder voor zich gezien meesterlijke verklankingen onder Klemperer (EMI), Haitink (Philips en RCO live, idem op dvd in de Kerstmatinees en met de Berliner Philharmoniker), Abbado (vooral zijn oude DG-opname met Von Stade en de Wiener Philharmoniker) en Maazel (Sony), om er slechts enkele uit de lange waslijst te noemen. Maar Fischer trekt zich daar niets van aan. Hij ontdoet de partituur van al haar receptiegeschiedenis en benadert de innemende maagdelijkheid van deze oase binnen Mahlers symfonische corpus als geen ander. Opeens blijken Haydn en Schubert dichter in de buurt dan voorheen het geval was. En dat komt mede omdat Fischer het intieme en kamermuzikale van het notenschrift zo schitterend in klank weet om te smeden, met als gevolg dat de dynamische scherpte binnen de stemmen onderling (daarbij natuurlijk geholpen door de voorbeeldig geslaagde Superaudio-opname) ideaal profiel krijgt. Voorts lijkt het wel alsof Fischer zich verre houdt van om het even welke interpretatie en integendeel: er juist optimaal voor waakt, dat er ook maar iets tussen hem en de noten komt in te staan wat er niet in thuishoort. Ook komt niets bestudeerd over, want spontaneïteit en nog eens spontaneïteit is wat hier onafgebroken de klok slaat, zodat het ideaal dat Mahler voor ogen stond, te weten het in muziek verbeelden van de wereld van het kind, subliem is gerealiseerd. Inderdaad in al zijn onbevangenheid. En daar past ook het ongerepte aplomb bij waarmee, vlak voor de verstilde coda van het - bij Fischer heel natuurlijk voorstromende - adagio de hemelpoorten worden geopend en er zich voor ons geestesoog inderdaad een Luilekkerland ontvouwt als nooit tevoren. Het Luilekkerland ('Das himmlische Leben') wordt door Miah Persson heel fraai bezongen, zonder gemaniëreerd- of gekunsteldheid, maar echt benaderd vanuit een gezonde naïeve instelling. Sommige liefhebbers zullen wellicht een aanpak voorstaan die wat meer sophisticated is. Maar laten we eerlijk zijn, die zou hier eigenlijk niet passen, want de blik van een kind - en dat hebben Fischer en Persson heel goed begrepen - is in de verste verte nog niet geconditioneerd door de soms behoorlijk gelikte wereld van de volwassenen. Zoveel is nu al duidelijk, Fischer en Persson, die ook hun opwachting maken in de ophanden zijnde over twee seizoenen uitgesmeerde Mahlercyclus bij het Koninklijk Concertgebouworkest, zullen zich in het Amsterdamse Mekka met gemak staande kunnen houden. Zonder meer een witte raaf in de Mahler-discografie. index | ||