Componisten/werken Cosima en de Wil van de Meester (5): Opnieuw protest van Cosima
© Albert van der Schoot, september 2022
|
||||
Voorpublicatie in zeven afleveringen van een hoofdstuk uit het nog te verschijnen boek van Albert van der Schoot, Deutschland über alles, Herr Schuricht! Confrontaties in het Concertgebouw. Wat voorafging: Ook Henri Viotta is door Cosima Wagner ingezet bij haar pogingen om een integrale concertuitvoering van Parsifal in het Concertgebouw te voorkomen. Hij stemt in met haar protest tegen een concertuitvoering, maar niet met haar overtuiging dat de toestemming van de meester nodig zou zijn om het werk überhaupt tot uitvoering te laten komen. Maar waarom maakt hij dat onderscheid? Aflevering 5: Opnieuw protest van Cosima Net zoals we bij Strecker en Von Gross gedaan hebben heeft het ook bij Viotta zin om ons af te vragen of er nog andere zaken een rol spelen dan wat hij met zoveel woorden schrijft. Een hoofdpunt hebben we al gemeld: als leider van de Wagnervereeniging wil hij Cosima te vriend houden, en maskeert hij zowel tegenover haar als tegenover de lezers van Caecilia het feit dat hij zelf de bepalingen waar Cosima nu mee aan komt zetten al meermalen heeft overtreden. Er komt een duidelijke rivaliteit tussen Toonkunst en de Wagnervereeniging naar voren; als je zelf je vereniging naar één componist hebt genoemd is het ook niet makkelijk om toe te moeten zien hoe een andere club met de eer van een belangrijke première van het laatste werk van ‘jouw’ componist gaat strijken. Maar de verhouding tussen Viotta en het Concertgebouw ‘van Mengelberg’ is al langer een beetje moeizaam, en dat zal het jaar daarop nog erger worden: dan richt Viotta in Den Haag het Residentie Orkest op. Gaan we even terug in de tijd, dan zien we dat het weinig had gescheeld of alles was heel anders gelopen. De eerste tonen die gespeeld werden op de avond van 11 april 1888, op het allereerste concert in het Gebouw, waren die van Wagners Einzug der Gäste auf der Wartburg (uit Tannhäuser), gedirigeerd door ... Henri Viotta. Hij was, door zijn positie in het muziekleven van dat moment, ook de vanzelfsprekende eerste keus voor het vaste dirigentschap. Maar toen het eerste Bestuur hem uitnodigde voor deze functie (toen nog aangeduid als ‘orkestdirecteur’), stelde hij een voorwaarde die in het licht van latere ontwikkelingen markant mag worden genoemd: hij wenste dat de exploitatie van het Orkest onafhankelijk zou zijn van die van het Gebouw. ‘De levensduur van het orkest scheen hem beter verzekerd in handen eener Vereeniging dan in handen van het Concertgebouw, dat vermoedelijk over geen voldoende middelen kan beschikken. Spreker zou geen bezwaar hebben zich bij zoodanige Vereeniging als directeur van het orkest aan te sluiten.’(1) Het Bestuur stond daar sympathiek tegenover, maar had er nog geen definitieve beslissing over genomen toen Viotta liet weten dat hij bij nader inzien de zaal te groot vond voor een orkest van 60 à 70 musici. Tot grote teleurstelling van het Bestuur trok hij zich terug.(2) Bij het openingsconcert had hij geen last van het formaat van de zaal, want toen beschikte hij over een orkest van 120 musici(3) en een koor van ruim 500 leden; van dit gelegenheidskoor maakten de koren van Toonkunst, de Wagnervereeniging en andere koren deel uit. Het bestuur moest uitzien naar een andere kandidaat. Nadat Hans von Bülow (de eerste echtgenoot van Cosima) en Johannes Brahms voor de eer bedankt hadden, werd dat Willem Kes, die het orkest van 1888 tot 1895 tot grote tevredenheid geleid heeft. In het voorjaar van 1905 schrijft Viotta een lang artikel in Caecilia over de ontwikkelingen in Bayreuth. Vernieuwing ziet hij daar alleen in het verkeer, of beter gezegd in de restricties die daaraan worden opgelegd: Innerhalb des Stadtbezirkes sollen Automobile im Schritt fahren.(4) Het schijnt dat dat op verzoek van Cosima is gebeurd, die al dat autoverkeer veel te lawaaiig vond. Sommige kranten rapporteren ook nog een andere ingreep van Cosima in het wegenverkeersreglement: zij wil verbieden dat automobilisten met hun claxons motieven uit Wagner-opera’s ten gehore brengen.(5) Dat was sinds kort mogelijk geworden, en Wagnermotieven waren bij die keuze zeer populair (dat zullen dan wel de eerste Ring-tones geweest zijn). Zeker, de beschaafde wereld is haar dank verschuldigd voor haar inspanningen om van Bayreuth een school voor de vorming van een ‘Wagner-stijl’ te maken. Viotta, een trouw bezoeker van het Festspielhaus, heeft goede herinneringen aan de bezielde opvoeringen daar in het eerste decennium na de dood van de Meester. Maar na 1892 ging het mis: Cosima schoof haar kinderen naar de voorgrond, ten koste van muzikaal meer begaafde krachten (zoals Richter, Mottl en Weingartner). De grootste ramp was zoon Siegfried, die eigenlijk architect had moeten worden, maar in wie Cosima nu een nieuwe Richard zag, als dirigent en als componist.(6) Hij werd door haar uitverkoren ‘om eene taak te vervullen – waarvoor hij niet berekend was’.(7)
Wat Viotta in dit artikel niet vermeldt is wat hij zelf van plan is, financieel daartoe in staat gesteld door zijn schatrijke mecenas en mede wagneriaan Julius Bunge.(8) Hij wil in Amsterdam doen wat Cosima zo furieus maakte toen het in New York gebeurde: hij wil een integrale, geënsceneerde opvoering van Parsifal realiseren. Op het Leidseplein is na de brand van 1890 opnieuw een Stadsschouwburg opgebouwd, en met zijn eigen koor (van de Wagnervereeniging) en het Concertgebouworkest wil hij het daar beter doen dan wat hij nu in Bayreuth heeft meegemaakt. En natuurlijk had hij alternates achter de hand, mocht een van de solisten toch in Cosima’s netten verstrikt raken.
Die zorgvuldigheid was terecht, want ondanks zijn voorzorgsmaatregelen krijgt Cosima toch lucht van zijn plan. Verbitterd moet ze vaststellen dat de man die zij een paar jaar eerder zelf te hulp had geroepen om de Wil van de Meester te helpen beschermen, daar nu juist de grootste bedreiging voor vormt. Omdat ze niet weet wie Viotta voor de solorollen heeft aangezocht kan ze de zangers niet persoonlijk onder druk zetten. Maar ze trekt alles uit de kast om Viotta te dwarsbomen, zoals ze dat eerder met Mengelberg had gedaan. Aan tientallen dirigenten stuurt ze een voorgedrukte verklaring, waarin deze schanddaad wordt veroordeeld. In het Berliner Tageblatt, rond 1900 de grootste krant in het Duitse keizerrijk, verschijnt een vlammend artikel tegen Viotta: 'Ein neuer Angriff auf den “Parsifal” bereitet sich in Amsterdam vor. Diesmal ist es ein Doktor Viotta, Vorstand des dortigen Wagner-Vereins, der ungeachtet der positiven Ablehnung von Frau Cosima Wagner die Aufführung erzwingen will. (...) Frau Cosima Wagner will selbstverständlich versuchen, diesem Raubzug auf dem Rechtsweg zu begegnen, und es gibt wohl noch Richter in Amsterdam.'(10) Andere kranten blijven niet achter. De Tägliche Rundschau neemt een open brief op, ondertekend door Engelbert Humperdinck en vijf andere componisten, die in naam van Richard Wagner en zijn nazaten een laatste waarschuwing doen uitgaan aan Viotta, om hem van de dwalingen zijns weegs te laten terugkeren: Sollten Sie das Vermächtnis des verewigten Meisters nicht kennen, so werden Sie wenigstens den Geist einer Kunst achten müssen, die eine Welt von Liebe und Schmerz in sich birgt und ein Menschheitsschicksal voll Blut und Wunden verkörpert.(11) Maar zelfs deze grote woorden blijken niet echt de laatste waarschuwing te zijn geweest, want twee weken later beschikken de kranten over de bovengenoemde, door Cosima opgestelde brief die 41 dirigenten naar Viotta hebben gestuurd. Cosima heeft haar perscampagne goed georkestreerd. In de Neue Musikzeitung doet muziekcriticus Paul Marsop een emotionele oproep aan elke rechtgeaarde Duitser om het naderend onheil af te wenden: ‘Parsifal’, das Vermächtnis Richard Wagners an sein Volk, (...) soll jetzt, der klar ausgesprochenen Willensmeinung des Meisters, des ästhetischen Empfinden aller feinfühligen Deutschen, dem Rechtssinn jedes billig denkenden entgegen (...) stilwidrig, weihe- und würdelos zur Darstellung gebracht werden.(12) In een latere editie vult het blad drie-en eenhalve kolom met de namen van degenen die de oproep ondersteunen.(13) Ook Marsop refereert aan de nationale gevoelens die de uitvoering in de Metropolitan Opera in New York teweeg had gebracht. Dat was de uitvoering waarbij Anton van Rooy de rol van Amfortas vertolkte, wat leidde tot zijn verbanning uit Bayreuth – waar hij in 1902 nog de oppergod Wotan een stem had gegeven. Niet de uitvoering in het Concertgebouw in 1902, maar deze uitvoering in New York door Heinrich Conried op Kerstavond 1903 (Cosima werd die dag 66!) was in de Duitse pers het referentiepunt geworden waaraan iedere verdere Graalroof werd afgemeten. Muziekrecensent Simon van Milligen kondigt het in het Handelsblad van 12 april 1904 aan: ‘aangezien dit werk niet binnen het begrip valt van alle Amerikanen, (zal) het noodig zijn dit in dien geest te wijzigen en te vereenvoudigen (...) Aan die gewijzigden, veramerikaanschten tekst zal men de muziek aanpassen.’ Van Milligen doet zijn mededeling onder voorbehoud – hij kan het eigenlijk zelf niet geloven. Maar anderhalve maand later wordt hij uit de droom geholpen door een lezer uit New York. Die weet precies wat er gebeurd is: toen de opvoering in de Met een commercieel succes was gebleken, kwamen er verschillende versimpelde opvoeringen tot stand, waarmee een groter deel van het Amerikaanse publiek bereikt kon worden. Het stuk werd flink ingekort, gedeelten werden gesproken in plaats van gezongen, en waar te weinig ‘actie’ was werden nog rollen toegevoegd. Naast de Bloemenwals van Tsjaikovski bleek er opeens ook een Flower Waltz from Parsifal te bestaan. Het klinkt meer als een parsiflage dan als een uitvoering van Parsifal. In het West End Theatre (Harlem) werd het voorspel maar helemaal weggelaten omdat het te lang duurde, in het People’s Theatre (Broadway) werd het hele stuk opgevoerd in het ... Jiddisch.(14) Het zou voor Wagner de ultieme gruwel zijn geweest. Volgende aflevering: Het oude en het nieuwe Bayreuth. Vorige aflevering: De Wagnervereeniging in het nauw. index |
||||