CD-recensie

 

© Maarten Brandt, maart 2011

 

 

Mahler: Symfonie nr. 10 in Fis
(
uitvoeringsversie van Clinton Carpenter)

Tonhalle Orchester Zürich o.l.v. David Zinman

RCA 88697 76896 2 • 78' •

Zie ook op deze site:
Gustav Mahler: Symfonie nr. 10
Gustav Mahler in Toblach (1908-1910)

 


De geschiedenis van de onvoltooid nagelaten Tiende symfonie van Gustav Mahler is dermate complex dat daar gemakkelijk boekdelen mee zijn te vullen. De componist begon er aan in 1910. Toen hij in 1911 stierf was het ontwerp grotendeels gereed, maar de orkestratie verre van volledig. Duidelijk is dat Mahler een vijfdelig geheel voor ogen stond, dat als volgt is overgeleverd:

  • Andante – adagio. Lengte: 275 maten. Muziek zowel in orkestrale vorm als in kortschrift (particel) aanwezig
  • Scherzo. Lengte 522 maten. Muziek zowel in orkestrale vorm (zij het zeer fragmentarisch en broksgewijs) als in kortschrift aanwezig
  • Purgatorio . Allegro moderato. Lengte: 170 maten. Muziek voornamelijk in kortschrift aanwezig. Slechts de eerste 30 maten zijn georkestreerd
  • Scherzo (nicht zu schnell). Lengte: 579 maten. Muziek alleen in kortschrift aanwezig
  • Finale. Langsam, schwer. Lengte: 400 maten. Muziek alleen, en soms zeer summier, in kortschrift aanwezig

Mahlers kortschrift is doorgaans genoteerd op vier notenbalken. Hoewel het betoog van de Tiende symfonie van A tot Z aanwezig is, kan men formeel geredeneerd niet van een afgerond kunstwerk spreken, integendeel. Daar komt nog bij dat voor Mahler de volgorde van de delen aanvankelijk nog allerminst vaststond. Zo had hij het tweede deel oorspronkelijk als finale willen bestemmen. Gaande het proces vonden echter tal van wijzigingen plaats. Ook bestaan in menig geval meerdere schetsen voor dezelfde muziek. Een verdere complicatie is dat Mahler lang niet altijd consequent was in het noteren van voor- en herstellingstekens.
Al deze problematiek staat centraal in een binnen afzienbare tijd te verschijnen studie van een internationale autoriteit op dit gebied, de Nederlandse musicoloog Frans Bouwman, waarin bovenal de chronologie van de diverse schetsen aan een haarscherpe analyse is onderworpen. Hierdoor zal voor het eerst het wordingsproces van Mahlers Tiende symfonie volkomen inzichtelijk worden.

Eros en Thanatos
Om het psychische klimaat van de Tiende te kunnen begrijpen, zij vermeld dat Mahler toen niet alleen zijn grootste triomfen als componist vierde, met als eclatant hoogtepunt de wereldpremière van zijn gigantische Achtste symfonie in München (op 12 september 1910), maar dat hij toen tevens een enorme huwelijkscrisis doormaakte. Deze Sinfonie der Tausend droeg de componist immers op aan zijn echtgenote Alma, die het evenwel in diezelfde periode op een akkoordje gooide met de architect Walter Gropius. De crisis in kwestie bracht Mahler er zelfs toe in Leiden de beroemde psychiater Siegmund Freud te consulteren.
De zielenroerselen waar hij toen aan ten prooi was hebben mede hun sporen in de schetsen van de Tiende symfonie getrokken. Duidelijk is dat, om vrij met Freud te spreken, het spanningsveld binnen deze symfonie wordt bepaald door ‘Eros’ en ‘Thanatos’ oftewel liefde- en doodsdrift. Het titelblad van het vierde deel bevat de uitroep: ‘Der Teufel tanzt es mit mir /Wahnsinn, Fass mich an, Verfluchten! / Vernichte mich / dass ich vergesse, dass ich bin! / Dass ich aufhöre zu sein / Dass ich ver/’
Tegenover dit enorme negativisme staan extatische exclamaties als bijvoorbeeld (finale): ‘Für dich leben für dich sterben’
En bij de slotmaten van de finale, de koosnaam van zijn teerbeminde: ‘Almschi’
Mede uit de in die periode geschreven brieven aan Alma blijkt hoezeer Mahler zich met de mannelijke protagonist uit Wagner’s Tristan und Isolde identificeerde, getuige onderstaand citaat:
Ach, wie herrlich ist es zu lieben! Und jetzt erst weiß ich was es ist! - Der Schmerz hat seine Gewalt und der Tod seinen Stachel verloren. Wie wahr sagt Tristan: “Ich bin unsterblich, denn wie könnte Tristans Liebe sterben?”
Stond de Negende symfonie vooral in het teken van de dood zonder meer, in de Tiende lijkt daar de dimensie van de liefde die de dood overwint aan te zijn toegevoegd, waarbij de figuur van Alma is geïdealiseerd tot ’s-componisten muze die hem op zijn laatste reis begeleidt.

Opzet
Uit het schetsmateriaal valt af te leiden dat Mahler een monumentale vijfdelige symfonie voor ogen stond. Nieuw aan de opzet is de aanwezigheid van twee scherzi – de delen 2 en 4 - die echter qua atmosfeer sterk contrasteren. Het eerste scherzo vertoont ondubbelzinnige pastorale trekken en bevat bovendien een steeds terugkerend motief dat een opmerkelijke verwantschap bezit met de aanhef van Johann Strauss’ wereldberoemde wals An der schönen blauen Donau, maar tevens het lied Verlorne Müh uit de cyclus Des Knaben Wunderhorn. De eigenzinnigheid van dit scherzo schuilt vooral in soms ongekend bruusk werkende overgangen en een ritmiek die, om dirigent Simon Rattle aan te halen, ingewikkelder is dan die van Stravinsky’s Le Sacre du Printemps.
Het tweede scherzo is duister en demonisch. Veelbetekenend is een plotseling optredend citaat uit het verbitterde Trinklied vom Jammer der Erde van Das Lied von der Erde. Het karakter balanceert halverwege wals en dodendans. Het eerste deel (Adagio, dat niet alleen zinspeelt op het gelijknamige deel uit Mahlers maar ook op dat van Bruckners Negende) en de finale zijn nadrukkelijk thematisch op elkaar betrokken, terwijl speciaal in laatstgenoemde gedeelte (en in mindere mate het tweede scherzo) de thematiek van het geheimzinnige en uiterst beknopte derde deel, het Purgatorio, nader wordt uitgesponnen. De muziek van dit deel refereert op een curieuze wijze aan een vroeg werk van Mahler, zijn uit 1893 stammende Wunderhornlied Das irdische Leben.
Bovendien passeert in de finale, beginnend met doffe mokerslagen die verwijzen naar de begrafenisstoet van een brandweerman welke de Mahlers voorbij hun New Yorkse appartement zag trekken, het beruchte schreeuw- of doodsakkoord uit het openingsadagio de revue. Deze schrijnende en uit een stapeling van negen tonen bestaande cluster maakt de schier onoverbrugbare afgrond tussen tonaliteit en atonaliteit voelbaar. Let wel: in 1910 had Schönberg, voor wie Mahler overigens een groot respect koesterde, reeds zijn baanbrekende Fünf Orchesterstücke, opus 16 voltooid! In de finale voltrekt zich de eigenlijke transformatie van het werk en wordt langzaam maar zeker afgestevend op een gesublimeerde apotheose, die men als een soort pendant à la Mahler van de Liebestod uit Wagners Tristan kan opvatten.

Versies
Het is geen wonder dat menigeen gefascineerd raakte door het torso van deze symfonie, niet alleen omwille van haar dramatische en geëxalteerde inhoud, ook vanwege de nieuwe perspectieven die zich er muzikaal gesproken in aandienen. Na Mahlers dood heeft de weduwe van de componist verschillende mensen benaderd met het verzoek na te gaan of en zo ja in hoeverre de Tiende symfonie kon worden uitgevoerd. Arnold Schönberg en Mahlers toeverlaat, de dirigent Bruno Walter, waren faliekant tegen onverschillig welke realisatie. Mahlerinterpreten van onbetwiste faam als Leonard Bernstein, Georg Solti en Bernard Haitink huldig(d)en hetzelfde standpunt behalve ten aanzien van het initiërende Adagio.
De eerste publicatie van het eerste deel en het Purgatorio werd in 1924 vervaardigd door de componist Ernest Krenek en is, na enkele uitvoeringen en met correcties door Alexander Zemlinsky en Franz Schalk, ook uitgegeven. Later verzorgde de Internationale Gustav Mahler Gesellschaft onder redactie van haar toenmalige voorzitter, de musicoloog Erwin Ratz, een tekstkritische editie van het Adagio. Na de oorlog was het hek van de dam en wierpen tal van componisten, musicologen en dirigenten zich op het totale schetsmateriaal van Mahlers Tiende, waarvan thans de volgende uitvoeringsversies bestaan:

- 1949 (revisie 1966) Clinton Carpenter
- 1953-1965 Joe Wheeler
- 1959/60 (revisies in 1966-1972 en 1972-1975) Deryck Cooke, in samenwerking met Berthold Goldschmidt, Colin en David Matthews
- 1985 (revisie 1997) Remo Mazzetti Jr.
- 2001 versie van de Russische dirigent Rudolf Barshai
- 2001 Giuseppe Mazzuca en Nicola Samale
- 2004 versie van de Israelische dirigent Yoel Gamzou, die zeer onlangs in Berlijn voor het eerst werd uitgevoerd)

De uitvoeringsversie van Cooke is verreweg het meest verbreid, ook al omdat dirigenten met een wereldreputatie als Eugene Ormandy, Simon Rattle, Riccardo Chailly, Kurt Sanderling en James Levine zich erover hebben ontfermd. De in 1976 verschenen partituur van Cooke bevat bovendien Mahlers kortschrift zodat iedereen kan zien hoe hij te werk is gegaan. Verder blijkt dat Cooke zich, in tegenstelling tot de andere bewerkers, terughoudend heeft opgesteld en zich zo min mogelijk heeft laten verleiden tot ‘hineininterpretieren’. Duidelijk is namelijk dat sommige van die andere versies qua idioom vaak heel onmahleriaans zijn. Zoals die van Barshai, waarbij de indruk ontstaat alsof Dmitri Sjostakovitsj (die ook ooit is benaderd met de vraag of hij een realisatie van de Tiende wilde maken, maar dat wijselijk heeft geweigerd) vanuit het hiernamaals over de schouder van de maestro heeft meegekeken. En het meest vreemde is nog dat de Barshai-editie door de Weense uitgeverij Universal Edition is uitgegeven en dat zegt iets over de status die deze realisatie in die kringen tegenwoordig kennelijk geniet. Want, zoveel is zeker, zoiets zou eind jaren zestiger/begin zeventiger jaren van de vorige eeuw gewoonweg ondenkbaar zijn geweest.

Diffuse klank
Hoe dan ook, vergeleken met Carpenter valt – ja het kan verkeren – de Barshai-editie nog mee. Omschreef wijlen Marius Flothuis de Cooke-versie nog als de ‘Eerste symfonie van Cooke, gebaseerd op de schetsen van de Tiende symfonie van Mahler’, dit laatste gaat nog veel nadrukkelijker op voor het procedé dat door Carpenter werd gevolgd, wiens uitvoeringsversie op 23 november 1986 door Het Gelders Orkest in samenwerking met Het Brabants Orkest onder leiding van de Amerikaanse (en inmiddels alweer geruime tijd geleden gestorven) dirigent Theodore Bloomfield in ons land te Utrecht ten doop werd gehouden. Dit in het kader van een door de Nederlandse afdeling van de Internationale Gustav Mahler Gesellschaft (nu Gustav Mahler Stichting Nederland) aan de Tiende symfonie gewijd symposium gedurende welke alle toentertijd bestaande uitvoeringsversies van het werk door tal van specialisten op dit gebied zijn belicht.
Om slechts een tot de verbeelding sprekend voorbeeld te noemen: tijdens de introductie tot de finale last Carpenter elementen uit het begin van de finale uit de Zesde en de aanhef van het openingsdeel uit de Zevende symfonie in, terwijl hij in het eerste scherzo ook uit het scherzo van de Vijfde citeert. Daarbij dient men te bedenken dat het schetsmateriaal daartoe geen enkele aanleiding geeft. Alleen al daarom is het voor een ieder die geïnteresseerd is in deze materie (om het even of men voor of tegen onverschillig welke uitvoeringsversie) is een must om de partituur van de gereviseerde en door Faber & Faber gepubliceerde Cooke-partituur te bezitten, omdat – het zij nogmaals gesteld - alles wat Mahler heeft geschreven in deze uitgave in particelvorm zichtbaar is, en men dus precies kan nagaan waarin niet alleen Cooke, maar ook zijn confraters afwijken. Een ander element dat opvalt is de ver van Mahler afstaande dikke orkestratie. Hij gebruikt dan wel een groot (en soms zeer groot) orkest, dit leidt bij hem juist nooit tot een ongedefinieerde en diffuse klank, tot een opstapeling van instrumentale lagen waarvan de noodzaak veelal niet duidelijk overkomt, gesteld dat men van dat laatste al kan spreken. Wat men ook op Cooke kan afdingen, hij was zich als geen ander bewust van het raffinement van Mahlers instrumentatie en hoedde zich uiterst gewetensvol voor het teveel.

Opgetuigde kerstboom
Helemaal vreemd is dat Carpenter zich tevens geroepen voelde om soms in het door Mahler nog voltooide Adagio extra vulstemmen toe te voegen, waarschijnlijk om dusdoende ook dit deel in termen van het door de bewerker voorgestane klankgemiddelde in overeenstemming te brengen met de rest van het werk. Het merkwaardige feit doet zich daarom echter voor dat het gekruide harmonische idioom van de het geheel hierdoor eerder wordt toegedekt dan aangescherpt. Anders gezegd, naar uiterlijke maatstaven tracht Carpenter de dramatiek danwel te verhogen, de innerlijke spankracht waarvan de muziek het moet hebben gaat hierdoor veelal teloor. Anders dan Cooke heeft Carpenter niet begrepen dat de suggestie van iets de verbeelding sterker kan prikkelen dan het overdrijven van de effecten. Het heeft te dikwijls veel weg van een overdreven opgetuigde kerstboom.
Van de Carpenter-versie zijn tot op heden drie opnames op cd verschenen, naast een dvd met het Singapore Symphony Orchestra onder supervisie van Lan Shui (op het Avie-label). De oudste is meteen de slechtste, die door de Philharmonia Hungarica onder leiding van Harold Farberman (Golden Strings), een dirigent welke dermate gejaagde tempi voorstaat dat een karikatuur is ontstaan. Daarmee vergeleken is de vertolking van het door Andrew Litton gedirigeerde Dallas Symphony Orchestra (Delos) een pure verademing, ook al vind ik zijn tempo in de finale nog te snel. Maar van de cd-versies verdient toch die van David Zinman en het Tonhalle Orchester uit Zürich de voorkeur, speciaal wat de hoekdelen betreft, ook al kan ook hij niet verbloemen dat de exercities van Carpenter in het domein van ‘dik hout zaagt men planken’ thuishoort. Vreemd is wel dat dit de enige aflevering in Zinmans Mahler-cyclus is die niet in superaudio-formaat is uitgegeven*, wat ook wel te merken valt: de klank mist af en toe de diepte en scherpte van de andere opnames (met die van de Derde en Zesde voorop) uit deze door de bank genomen fraaie reeks. De vertolking uit Singapore is tevens verrassend, speciaal wat de finale aangaat, die door Lan Shui, de chef-dirigent van dit orkest zelfs nog een fractie langzamer wordt genomen dan door Zinman. Resumerend, wie – in tegenstelling tot schrijver dezes - in het Carpenter-avontuur gelooft is met zowel Zinman als Shui prima uit.

 

__________________________
*Van de zijde van de platenmaatschappij is inmiddels duidelijk geworden dat men bij RCA/Sony stopt met het uitbrengen van de Mahleropnames onder Zinman in superaudioformaat. Zo is onderhavige cd in de Benelux slechts in gewoon stereo uitgegeven, zulks in tegenstelling tot enkele van de ons omringende landen en het Verre Oosten, waar deze nog wel als sacd verkrijgbaar is


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links