Donderdag 16 augustus was ik op bezoek bij Kees Vlaardingerbroek (1962), sinds maart 2006 artistiek leider van de NTR ZaterdagMatinee in het Amsterdamse Concertgebouw. Daarvoor was hij onder meer acht jaar werkzaam als Hoofd Programmering van Concert- en Congresgebouw de Doelen in Rotterdam. Hij studeerde musicologie in Utrecht en Bologna. Zijn artikelen verschenen in internationale tijdschriften als Studi vivaldiani, Music&Letters en Recercare. Samen met Rudolf Rasch gaf hij het boek Unico Wilhelm van Wassenaer - Componist en staatsman (Hilversum, 1993) uit.
Het gesprek vond plaats in de hal van het Muziekcentrum van de Omroep (MCO) aan de Heuvellaan in Hilversum. Daar heerste de zomerstop, er was nauwelijks activiteit te bespeuren en daarom een uitgelezen gelegenheid om met deze gedreven organisator en coördinator in gesprek te gaan.
Om de leesbaarheid van dit lange artikel te vergroten zijn de vragen weggelaten, een procedé dat ik sowieso bij voorkeur toepas (het gaat immers niet om de vragen maar om de antwoorden). Alleen de introductie, de koppen en een incidentele opmerking zijn van mijn hand.
|
Kees Vlaardingerbroek (l.) met Radio 4 presentator Hans Haffmans in de studio in het Amsterdamse Concertgebouw |
Succesformule
Die vloeit voort uit het sterke eigen artistieke profiel en dat ruim zestig jaar lang, want de ZaterdagMatinee, toen nog onder de paraplu van de VARA, dateert al van 1961. Het begon toen al met een duidelijke visie: het aanbod moest voor iedereen – ook financieel - bereikbaar zijn en gericht op verbreding van het publiek zonder in artistiek opzicht concessies te doen. Het was vanaf het begin een typische radioserie die iets moest toevoegen aan wat in het ‘normale' muziekbedrijf toch al gebeurde. Daartoe behoorden concertante opera's, bekende of juist onbekende, naast aandacht voor vergeten en bij uitstek ook nieuwe muziek, waarbij niet alleen buitenlandse maar ook Nederlandse componisten aan bod konden komen. Aan die centrale taakstelling is in de loop der jaren nooit iets wezenlijks veranderd. Dat geldt niet alleen voor de programmering, maar ook voor het aandeel van het Groot Omroepkoor en het Radio Filharmonisch Orkest. Het orkest neemt de helft van de Matinees voor zijn rekening, vaak ook samen met het koor. Beide hebben in feite dezelfde taak als de serie, de omroep dat heeft: het muziekleven verrijken. Het uitvoeren van muziek die wel degelijk de moeite waard is, maar die anders niet aan bod komt. Als die lijn zo consequent wordt vastgehouden en dan ook nog op internationaal topniveau, dan wordt en blijft dat een succes. Dat is de kern van de zaak.
Geen tegenstelling
Wat mij betreft is er geen absolute tegenstelling tussen oude en nieuwe muziek. Dat wordt vaak wel gecreëerd, of beleidsmakers denken dat het twee volkomen verschillende publiekssegmenten zijn die als zodanig bediend moeten worden, maar ik vind nu juist dat de nieuwe muziek een nieuw licht werpt op de oude, de bekende muziek uit de catalogus en dat ze – mits goed geprogrammeerd – elkaar zelfs kunnen versterken. Dat programmeren is echt een ding: dat het zo gebeurt dat de stukken iets met elkaar te maken hebben, dat er een verband bestaat, want daardoor gaat de luisteraar die muziek anders horen, in een ander licht zien. Een echt goed geconstrueerd programma is veel meer is dan de som der delen. Je zou het, als het zo wordt gedaan, een ‘harmonieus contrast' kunnen noemen waar artistieke synergie vanuit gaat. Dan pas is er sprake van echte dramaturgie, van een bepaalde lijn, wat bepaald iets anders is dan het programmeren van zomaar wat gelijkvormige stukken. Ieder programma moet, vind ik, perfect in balans zijn, met zowel spanning als ontspanning, moet zowel zwaarte als lichtheid bieden. Het is daarom heerlijk dat wij over een koor, orkest en dirigenten kunnen beschikken die dat heel goed begrijpen en die willen toewerken naar een artistiek ideaal.
|
|
Pareltjes
Als we oude muziek programmeren is dat muziek die in onze oren interessant genoeg is om naar het podium te brengen. Er zit in de barokmuziek heel veel kaf onder het koren, er zijn talloze routineus gemaakte stukken, maar er zitten wel degelijk pareltjes tussen. Ook bij geniale veelschrijvers als Vivaldi of Telemann. Ik zie het echt als mijn plicht om er extra goed naar te kijken. Natuurlijk kan ik mij weleens vergissen, maar door goed te kiezen doe je hen geen onrecht aan; al is het dan postuum. Je moet voorts precies weten met wie je zo'n werk, meestal niet eens zo bekend, wilt gaan uitvoeren. Telemanns Tag des Gerichts is nu zo'n werk dat ik echt ongelooflijk vind en echt in de Matinee moest. Het bleek achteraf zelfs een van de meest fascinerende Matinees van de laatste jaren!
Ook de inbreng van dirigent en ensemble speelt uiteraard bij de perceptie een zeer belangrijke rol. Ik denk bijvoorbeeld aan Andrea Marcon en diens Vivaldi-opera's: zo uitgevoerd, zo vol pure energie, brengt dat de mensen echt op de spreekwoordelijke punt van de stoel. Vivaldi uitvoeren vanuit een diep gevoelde, innerlijke overtuiging: het komt niet vaak voor, maar als het er is… Dan klinkt Vivaldi, die het muzikale lef had dat veel van zijn tijdgenoten niet bezaten, in de Grote Zaal als de Berlioz van de achttiende eeuw! Bovendien, Berlioz is ook niks als je zijn muziek niet met de grootste overtuiging brengt. Je moet het geluk hebben dat je Colin Davis hoort in Les Troyens, want anders denk je: wat is dit in hemelsnaam? Ik hoorde de opera later in Parijs onder Gardiner, een onvoorstelbare uitvoering, die mijn ziel driemaal deed omkeren. Sommige muziek is heel kwetsbaar, terwijl andere, zoals die van Bach, altijd wel overeind blijft. Alles zit bij Bach al in de noten zelf.
|
Met de sterbezetting na de uitvoering van Vivaldi's 'L'Olimpiade' door
La Cetra Barockorchester & Vokalensemble Basel o.l.v. Andrea Marcon |
Beperking
Als we een nieuw werk van bijvoorbeeld Jörg Widmann of een componist die veel minder bekend is op het programma willen hebben, kan het zomaar zijn dat een dirigent of een solist er wel in geïnteresseerd is, maar dat er ook het besef is dat het dan bij die ene uitvoering voor de Matinee blijft. Heel veel – ook voorbereidend - werk dus voor slechts één uitvoering. Ik vind dat een reëel punt. We praten er echter open met elkaar over en dan zou de conclusie best wel eens zo kunnen zijn dat het artistieke belang van die ene uitvoering zwaarder weegt. Wat je dan krijgt is een dirigent of musicus die extra gemotiveerd is om dat ene stuk te doen met dat ene orkest op dat enige daaraan gewijde concert. Omdat het vanuit hun innerlijke overtuiging, ‘drive', komt. Dat is het type musicus waarnaar wij altijd op zoek zijn. Dat hoeft niet per se altijd een grote naam te zijn: het zich willen wijden aan een groot avontuur is in dit opzicht belangrijker. Ik vind ‘onze' violiste Simone Lamsma daarvan het meest sprekende voorbeeld. Zij heeft inmiddels een mondiale reputatie, kan overal de grote klassieken spelen, maar toch bekijkt zij alles wat ik haar voorstel bekijkt ze uiterst welwillend, ook al weet ze: dat wordt misschien maar één keer uitgevoerd. Maar ze vertrouwt mij, ze is er al bij voorbaat van overtuigd dat als ik met iets kom, het echt iets voor haar is, dat het bij haar kunstenaarschap past. En dan doet ze het ook.
Die minder bekende opera…
Sommige titels zijn al heel lang uit het repertoire verdwenen, maar op de een of andere manier voel ik als het ware dat de tijd er rijp voor is om zo'n volkomen ‘weggezakt' werk op het programma te zetten. Ik was heel blij dat ik met de dirigent Michele Mariotti in gesprek kwam, voor mij dé gedroomde dirigent om Rossini's Semiramide in de Matinee uit te voeren. Drieënhalf uur muziek, een enorme lap, maar ik voelde al: met déze man en óns publiek, het dak gaat eráf! En dat is ook gebleken.
|
Christian Carlstedt |
Voor de keuze van de solisten is er onze ‘casting consultant' Christian Carlstedt die ons en een aantal grote Duitse operahuizen hierover adviseert. Hij is een groot vakman, kent alle laatste ontwikkelingen op dit gebied, is betrokken bij de audities en weet precies hoe een bepaalde stem zich in de loop der tijd heeft ontwikkeld en wie het beste bij welke rol past. Maar hij heeft tevens een ‘open oor' voor het vele Nederlandse talent. Hij geeft ze alle kans zich bij ons te profileren.
Het zijn vele intensieve werkbesprekingen die aan zo'n productie voorafgaan. Ook tussen Mariotti en Carlstedt, want ook de dirigent heeft zo zijn eigen ideeën, over het werk zelf maar ook over de solisten die hij daarin wil hebben. Wat daarbij zeker helpt is het vele digitale materiaal dat beschikbaar is, op o.a. YouTube, waarop ook beeld veelal beschikbaar is. Of we adviseren jonge zangers met veel potentieel: ga eens bij de dirigent langs, of bij Carlstedt, ga voorzingen, laat je adviseren. Zie het als een voorbeeldige en dus vruchtbare samenwerking.
Het succes van zo'n onbekende titel hoeft overigens geen ‘eendagsvlieg' te zijn. We zien het regelmatig dat zo'n opera later ook elders wordt uitgevoerd. Het succes overigens van een niet of weinig bekende opera onder leiding van een even weinig bekende dirigent betekent toch een volle zaal omdat de mensen die naar ons toekomen ons vertrouwen, weten dat we internationale topkwaliteit bieden. En dan ook nog voor een relatief gunstige prijs, passend in de sociaaldemocratische traditie dat het voor de meeste mensen betaalbaar moet zijn. Zo eenvoudig kan het zijn. Ons publiek wéét dat het nooit lukraak is, dat we nooit zomaar wat doen. Ons publiek is ongelooflijk trouw en dat vind ik een groot goed. Er komen 650 mensen écht naar ieder Matineeconcert, dus iedere week weer, en ongeacht het programma. Dat zegt toch wel iets en volgens mij bestaat dat nergens anders in de wereld. Dan zijn er de abonnementen voor de zes verschillende deelseries, waarvan de opera- en oude-muziekseries in aantallen de absolute top vertegenwoordigen; en dan is er nog de losse kaartverkoop. Zo bezien lijkt het op een drietrapsraket!
|
Met echtgenote en John Adams |
Voorbereiding
Ik ben nu volop bezig met het concertseizoen 2024/25. Lang vooruit plannen heeft zowel te maken met het aantrekken van de allerbeste solisten en dirigenten die we voor bepaalde projecten willen hebben, maar ook met de agenda's van componisten die voor onze Matinee een nieuw werk schrijven. We kiezen bij voorkeur voor componisten die een belangrijke stroming vertegenwoordigen; zoals John Adams, aan wie we tamelijk veel compositieopdrachten hebben verleend. Wil je bij die instellingen behoren die met dergelijke componisten samenwerken, dan moet je vier tot vijf jaar van tevoren plannen. Er dient een groep van opdrachtgevers, noem het zusterinstellingen, samengesteld te worden, want één opdrachtgever is doorgaans niet in staat een compositieopdracht in de hoogste categorie alleen te bekostigen, en ook dat proces kost tijd. Dan moet het werk natuurlijk ook nog worden gecomponeerd. Het klinkt misschien wat minder exclusief dat je de enige opdrachtgever niet bent (zo werken we veel samen met het Los Angeles Philharmonic), maar voor Nederland is het uiteraard wél exclusief. En de componist weet bij voorbaat dat als er verscheidene opdrachtgevers zijn, een groot werk waaraan hij een aantal jaren werkt, uiteindelijk wel de wereld rondgaat. Dat is voor hem of haar ook belangrijk.
|
Met Pascal Dusapin |
Op meerdere fronten?
Ik zie verdergaande samenwerking zeker als een reële mogelijkheid. Waarom zouden we bijvoorbeeld niet kunnen samenwerken met een muziekfestival zoals in Aix-en-Provence? Ik denk dan gelijk aan een componist als Pascal Dusapin (aan wie we al eens een aantal jaren geleden een belangrijke opdracht hebben gegeven, wat uitmondde in zijn Dubbelconcert), maar uiteraard ook aan Pierre Audi die er de scepter zwaait; al zeg ik er gelijk bij dat hij kortgeleden is aangesteld als mijn artistieke collega, gastcurator bij de collega's bij van het Koninklijk Concertgebouworkest . Het is wel wat, een muziekfestival, dat - in de goede betekenis van het woord - nog minder voorspelbaar is dan veel andere kunstinstellingen en dat vaak tot het laatste moment de ‘programmakaarten' voor de borst wil houden; waar overigens goede redenen voor zijn. Maar het is heel goed denkbaar om zo'n samenwerking op te zetten en in de Matinee vervolgens een semiscenische voorstelling neer te zetten. Ik zie het er vast nog weleens van komen.
Vrijdag van Vredenburg
De Publieke Omroep biedt een uitstekend samengesteld pakket wat betreft de (omroep)concerten. Dat zijn de drie vast verankerde series: de populaire instapserie Zondagochtendconcert, vervolgens de Vrijdag van Vredenburg en ten slotte de ZaterdagMatinee. De laatste is de meest avontuurlijke serie, met de Vrijdag van Vredenburg er zo ongeveer tussenin. Ik werk samen met Astrid in 't Veld, die in Utrecht voor de programmering verantwoordelijk is.
We hebben in de Matinee ieder seizoen zoveel nieuwe titels dat er eigenlijk nauwelijks ruimte kan worden gevonden om bepaalde titels te hernemen. Bijvoorbeeld – ik noem maar iets – Nederlandse muziek uit de jaren dertig, of zestig, of zeventig. Dat zou dan zomaar een symfonie van Matthijs Vermeulen kunnen zijn, mits – ik zeg het er altijd bij - de juiste dirigent ervoor kan worden gevonden. Zo vormen in Utrecht de programma's met bijvoorbeeld twintigste-eeuwse Nederlandse muziek een uitstekende aanvulling op wat wij in Amsterdam doen.
|
Michele Mariotti |
Muziek die het waard is…
om herhaald te worden. Zeker vanuit de gedachte dat het een eenmalig Matineeconcert betreft en Radio 4 weliswaar de mogelijkheid biedt om terug te luisteren, maar niet eindeloos. Wat ligt er dan meer voor de hand dan zo'n concert te conserveren om later op cd uit te brengen? Een commercieel tintje aan een omroepconcert; en dan te bedenken dat ons geluidsarchief, een van de rijkste ter wereld, ervan uitpuilt. Het zou in een woord fantastisch zijn. Bovendien betreft het live-concerten die van nature toch al een extra lading meekrijgen. Uiteraard moet je serieus kijken naar welk publiek je ermee wilt bereiken, er zitten wat betreft de uitvoeringsrechten ongetwijfeld haken en ogen aan, maar het is een geweldige mogelijkheid om topproducties - niet tijdgebonden - onder de aandacht van een breed publiek te brengen. Dit is een scenario dat in een veel bredere context staat dan wat we incidenteel op de radio laten horen en wat uit het archief afkomstig is. Maar de realiteit is wel dat voor een dergelijk groot project echt vakspecialisten aan het werk moeten worden gezet en ik zie daarvoor de financiële ruimte gewoon niet. Nog afgezien van een aantal andere aspecten. Het is jammer, maar ik tel mijn zegeningen: de vele schitterende dingen die we wél kunnen doen, mede dankzij het budget dat Radio 4 voor de Matinee beschikbaar stelt.
Beeld en geluid
Het zou zeker fantastisch zijn als we zoiets zouden kunnen opzetten als wat o.a. door de Berliner Philharmoniker wordt aangeboden: de Digital Concert Hall. In de Grote Zaal van het Concertgebouw hangen al de camera's die op afstand bediend worden, maar hoe dat precies moet of kan weet ik niet. De geluidsopnamen zijn in ieder geval eigendom van de Publieke Omroep en dat geldt dan uiteraard ook als er beeld bij wordt geleverd. Daar zou dan een apart businessmodel voor moeten worden ontwikkeld. Het is bovendien weer het bekende verhaal van voldoende specialisten en een budget. Ik ben er overigens niet bang voor dat áls zo'n optie er zou zijn, mensen eerder thuisblijven dan dat ze naar het concert komen. Ik zie het eerder als de beste marketing die er is: laten zien welke wonderen zich in het Concertgebouw afspelen. Ik ben ervan overtuigd dat het alleen maar een aanzuigende werking zal hebben.
Voor zover ik weet is dit ‘script' door het Concertgebouw zelf van alle kanten bekeken en men is blijkbaar toch niet zover om daaronder een goed werkzaam businessmodel te leggen. Maar ik zou het geweldig vinden, en zeker voor opera: semiscenisch, wát een genot om naar te kijken; en natuurlijk te luisteren! Ik herinner me nog levendig Mozarts Don Giovanni met John Eliot Gardiner in het Amsterdamse Concertgebouw! Wát een evenement was dat!
Laat ik er gelijk aan toevoegen dat tijdens de pandemie ‘Den Haag' meer geld aan de Publieke Omroep beschikbaar heeft gesteld. Simone Meijer, de zendermanager van Radio 4, die een zeer warm kloppend hart heeft voor live-muziek op de zender, heeft er, samen met Tim Moen van Nieuwe Media, voor gezorgd dat we het afgelopen jaar veel meer hebben kunnen webcasten. Ik hoop er zó op dat we dit kunnen blijven doen, want ik vind het een enorme verrijking van het aanbod. Radio 4 wil dat ook graag, maar ook hieraan hangt vanzelfsprekend een prijskaartje.
|
Met Jaap van Zweden |
Enorme uitdaging
Bekeken vanuit mijn professie ben ik ervan overtuigd dat we als muziekbedrijf in het algemeen, dus niet zozeer specifiek gericht op de omroep, voor enorme uitdagingen staan. Dat geldt vooral voor de klassieke muziek, het mooiste erfgoed dat de mensheid heeft voortgebracht. Tijd en toewijding die er ook aan moet worden besteed, de zin om zich erin te verdiepen, het past eigenlijk niet meer in een wereld die zo gehaast is en waar zoveel andere zaken – vaak bijna letterlijk – om aandacht schreeuwen. Al die berichtjes op de telefoon, de talloze zenders waaruit kan worden gekozen, de oprukkende sociale media, de games, de gadgets, de jachtigheid en vluchtigheid waarmee we ons (hebben) laten omgeven: het zijn de tegenpolen van de rust en de concentratie die samenhangen met het genieten van klassieke muziek. Zij het wel met de positieve kanttekening dat ik het gevoel heb – en volgens mij klopt het – dat veel mensen door de langdurige coronaperiode waarde en betekenis hebben herontdekt van het zich te concentreren op één onderwerp. Meer verdieping, ook in de muziek, maar bijvoorbeeld ook Nederland opnieuw ontdekken: hoe mooi en interessant het oude Elburg met zijn indrukwekkende vestingbouw en fraaie orgelmuseum is. Dat is voor menigeen een eye-opener geweest en te hopen valt dat dit kan worden vastgehouden. Mogelijk wordt het op termijn zelfs nog wel gejaagder, maar stijgt daardoor juist de behoefte aan en de zoektocht naar een nieuw geestelijk evenwicht waarin schoonheid weer een belangrijke rol mag spelen. Maar ook dat men uitgekeken raakt op de vele vormen van commercie waarmee we dagelijks worden geconfronteerd en het simpele consumeren wil inruilen voor iets dat veel waardevoller is. De bereidheid ook - het hangt ermee samen - om de moeite te nemen zich in een groot kunstwerk te verdiepen. De rente die je erop krijgt is vele malen hoger dan de investering!
|
Met John Eliot Gardiner |
Hoopvol teken
Dat zijn de luistercijfers die bij Radio 4 in de afgelopen anderhalf jaar enorm zijn gegroeid. Dat maakt me ook aanmerkelijk minder somber over de toekomst van mijn ‘eigen' domein, wat die uitdagingen waarvoor we staan overigens niet minder maakt. Muziek wordt veelal niet meer overgedragen van ouders naar kind, het muziekonderwijs in ons land staat op een dieptepunt. Steeds meer musici zien het belang ervan in, zoals onlangs nog de pianiste Daria van den Bercken in haar open brief (o.a. hier te lezen, AvdW). Het belangrijkste motto: breng de mensen in aanraking met al die schoonheid, maak ze ervan bewust en geef daar de middelen voor en geef het de docenten mee die verantwoordelijk zijn voor de opleiding, want anders wordt het niet voldoende doorgegeven. Het is te hopen dat de politiek daarvan meer de waarde gaat inzien en ernaar wil handelen. Het punt is ook dat specifieke projecten, zoals musici die scholen bezoeken of concertzalen met bijbehorend programma openstellen voor kinderen, niet voldoende breed gedragen wordt en daardoor meer een incidenteel karakter hebben, al zeg ik er gelijk bij: als het vandaag niet het gewenste effect sorteert, kan dat morgen of overmorgen wel zo zijn. Het is de kracht van echt mooie muziek dat zij – soms veel later – mensen wel degelijk wakker weet te schudden. Soms is één moment daarvoor genoeg! Ik herinner me van heel vroeg in mijn jeugd dat mijn moeder mij meenam naar de Matthäus-Passion. Hoe lang het duurde? Te lang naar mijn zin, bijna drie uur, en dan ook nog op houten kerkbanken. Ik wilde eerst niet, maar ik moest. En daar, in de Grote Kerk in Leeuwarden, bleek het een belevenis. Na afloop, alle musici waren al weg, keek ik naar de contrabassen. Hier was een wonder gebeurd en ik kwam er als een ander mens uit, het heeft mijn leven toen al veranderd. Soms is één enkele ervaring voldoende en dat vertrouwen moeten we, denk ik, hebben, als we de jongeren met het beste wat we hebben in aanraking brengen. Nooit en te nimmer van de gedachte uitgaan: ze horen het verschil toch niet. Een orkest dat met grote toewijding een schitterende partituur ten gehore brengt: geen twijfel mogelijk dat een aantal kinderen daardoor diep wordt aangeraakt.
Ik merk soms in onze wereld een bijna ongeloof in de waarde van de kunst. In de trant van: die kinderen kunnen zich een uur lang niet concentreren. En dan zie je bij een serie in Utrecht, Pieces of Tomorrow, jonge mensen die nog nooit een klassieke symfonie hebben gehoord, ademloos naar Bruckner zitten te luisteren. We moeten dus wel het beste van onszelf en met volle overtuiging naar de jeugd brengen, hopelijk ondersteund door de verschillende overheden. Ben ik er, wat 'Den Haag' betreft, optimistisch over? In de Tweede Kamer zijn de leden die echt om klassieke muziek geven op één hand te tellen...
|
Met Pablo Heras-Casado |
Ongewenste uniformiteit
De commissies en fondsen die zich bezighouden met de verdeling van de subsidies over de gezelschappen hanteren een beleid van ‘gelijke monniken, gelijke kappen'. Daarvan afgeleid is er het overdreven belang dat wordt gehecht aan puur juridisch verdedigbare uitkomsten. Dat snap ik ook wel en ik wil niets tekort doen aan de toewijding en het werk van al die mensen die in die commissies werkzaam zijn, maar door het strikt hanteren van dezelfde regels voor iedere subsidieaanvrager – want anders is de gang naar de rechter snel gemaakt - laat je je als overheid dusdanig gijzelen dat de uitkomst dan die uniformiteit is die je eigenlijk niet wilt, die ongewenst is, niet de na te streven diversiteit oplevert. Het is een moeilijk onderwerp, er wordt mee geworsteld, maar er zal voldoende ruimte moeten zijn voor artisticiteit, gedrevenheid en al die overige aspecten die niet in het een of andere reglement of standaardformulier kan worden gevat. Helaas is dat behoorlijk doorgeschoten.
Binnen een nationaal kunstbeleid kan niet iedereen gelijkelijk worden behandeld, dient er differentiatie te zijn en prioriteiten gesteld, aan de ene instelling meer continuïteit bieden dan aan de andere. Aan een bepaald ensemble dat bijvoorbeeld een ‘laboratoriumfunctie' heeft, moeten niet dezelfde eisen worden gesteld als aan een gewoon orkest. Ik denk dat bijvoorbeeld Nieuw Ensemble daarvan ten onrechte het slachtoffer is geworden.
De Nederlandse muziekcultuur is ook internationaal gezien een hoogstaande cultuur en zeker niet de mindere van onze oosterburen. Waardeer dat, handel ernaar en reken dus niet alleen of voornamelijk af op bezoekersaantallen, maar kijk als overheid toch vooral verder.
Een bijbehorend aspect is de termijn waarbinnen de verstrekte subsidie zijn werking heeft. Ik denk dat alle grote orkesten het mij nazeggen: geef ons een langere termijn dan die vier jaar, waarna we weer uit moeten leggen wie we zijn, wat we doen, met welk doel we hier op aarde zijn, enz. Die horizon is veel te krap. Een langere termijn biedt niet alleen meer zekerheid, maar ook meer planningsmogelijkheden wat betreft projecten die pas over zeven of acht jaar gerealiseerd kunnen worden.
Economisch belang
Je ziet al sinds de jaren negentig dat de muzieksector zich steeds opnieuw moet bewijzen, moet uitleggen wat de waarde en betekenis ervan is. Deze ellende begon in de jaren negentig, met in de frontlinie de toenmalige staatssecretaris Aad Nuis. Er ontstond in die jaren een duidelijke verschuiving van het artistieke naar het economisch belang van muziek. Dit ging ten koste van het experiment, van de ruimte om te vernieuwen, waarbij ik – laat dit helder zijn – zeker niet pleit voor muziek waar niemand naar wil luisteren of ensembles die uitsluitend voor zichzelf spelen. Maar dat muziek zo nadrukkelijk wordt verbonden met economisch rendement, daar ben ik geen voorstander van, integendeel. Het moet om de artistieke inhoud gaan en niet om wie er het meest profijt van heeft. Hier ligt trouwens ook een belangrijke taak voor de muziekjournalistiek: het kan niet voldoende worden uitgedragen het artistieke veel zwaarder moet wegen dan het economische. Dat schept ruimte voor diversiteit en brengt ook ensembles in beeld die zich buiten de gebaande paden bewegen.
|
Met Maria Milstein |
Criteria
Je mag zeggen dat het uitermate lastig is om wat betreft aan artisticiteit daaraan bepaalde, goed hanteerbare criteria te verbinden, maar als je het niet doet heb je in ieder geval niks. Het is inderdaad bijzonder lastig of misschien zelfs wel onmogelijk om de inhoudelijke kant van een muziekwerk een bepaalde exacte waarde toe te dichten: het is geen wetenschap, maar er is wel het ambachtelijke: is het stuk goed gemaakt, zit het goed in elkaar, is het ook goed geschreven voor het orkest, staat het op een speelbare manier genoteerd, enz. Er zijn is dus wel degelijk een aantal zaken meetbaar. Geen gelopen race
Spelen we daarom liever op zeker door alleen een opdracht te gunnen aan een bekend, groot componist? Bedenk wel: zelfs dan kan het uiteindelijke resultaat tegenvallen; al komt het gelukkig niet vaak voor. Dat is overigens ook het spannende ervan: dat het in de kunst niet altijd lukt, dat het niet al bij voorbaat een gelopen race is. Dat moet je als opdrachtgever gewoon accepteren. Soms kan een mislukking zelfs tot geheel nieuwe inzichten leiden, de componist nieuwe handvatten geven in de zin van ‘o, zo moet ik het dus niet doen en nu weet ik hoe ik het wel moet doen'. Maar uiteraard is het voor alle betrokken partijen sneu als een hoogbetaalde opdracht tot grote teleurstelling leidt. Als dat gebeurt, bespreek ik dat ook met hem of haar, aan de hand van de reacties van orkest, koor, dirigent, andere betrokkenen. Het is een lastige boodschap en het valt zeker niet mee voor de componist die jaren met het werk mee bezig is geweest, maar het zal toch open en eerlijk over het voetlicht moeten worden gebracht. En dan blijkt dat het bij die componist niet eens als een verrassing komt, dat hij zelf al had aangevoeld dat het niet helemaal goed zat. Maar stel dat hij of zij dat al had beseft en ik doe er niets mee? Dan word ik niet meer serieus genomen.
|
Johannes Verhulst (1816-1891) |
De stap naar Verhulst
De verwaarlozing van de Nederlandse klassieke muziek: het is een steeds weer terugkerend thema. Dat kan de Matinee uiteraard niet in zijn geheel wegnemen. Maar toch goed om te weten dat ik net de grote Mis van Johannes Verhulst heb ingepland. Een helaas vergeten componist. Ach, als Nederlandse toondichter heb je al je naam tegen…
Zolang Verhulst in de omgeving van Schumann en Mendelssohn in Leipzig verkeerde blijkt hij in zowel in zijn symfonie als in zijn mis tot heel grote dingen in staat. Eenmaal terug in ons land laat hij het er echter nogal bij zitten en dat kleurt dan ons uiteindelijk oordeel over hem als componist. Verhulst voelde goed aan dat hier andere eisen aan de muziek werden gesteld, hij verzandde in het ambtelijke, verkeerde in de dagelijkse routine van de musicus in Nederland en dan moet je echt heel sterke benen hebben om overeind te blijven. Dat is hem dus niet gelukt.
Een componist als Matthijs Vermeulen daarentegen heeft alle consequenties aanvaard: hij vertrok voorgoed uit Nederland en vestigde zich in Frankrijk. Hij had van Nederland niets te verwachten en dan maar diepe armoede. Ondanks alle kritiek die hem ten deel viel bleef hij vasthouden aan waar hij als componist in geloofde. Een ongelooflijk sterke persoonlijkheid, wat je van zijn muziek ook mag vinden.
Zelfbeeld
Of het een echt probleem moet worden genoemd weet ik niet, maar wel vind ik dat Nederlandse componisten maar ook musici net iets extra moeten geven in vergelijking met een buitenlander, tenzij het buitenland ze eerder al heeft omarmd. Zo gaat dat bij ons nu eenmaal. Ze hebben de naam tegen, het klinkt niet exotisch genoeg. We bewonderen een jonge Duitse of Engelse dirigent gemakkelijker dan onze eigen grote talenten. Een ander voorbeeld: het Concertgebouw heeft een seizoen lang in het teken van de Britse muziek heeft gestaan. Gaan we dat ooit meemaken met Nederlandse muziek? Ik denk het niet. Het zegt iets over ons zelfbeeld, en niet alleen waar het de muziek betreft. We zijn een echt handelsvolkje dat vooral veel naar buiten kijkt. Dat heeft zeker zijn goede kanten, we zijn nieuwsgierig, maar we koesteren onze eigen talenten te weinig.
Buitenlandse dirigenten, ensembles en orkesten hebben door de bank genomen weinig interesse in muziek van Nederlandse componisten. Dat geldt ook voor de grote collega's waarmee ik in Europees omroepverband maar ook in andere instituten mondiaal verband mee samenwerk. Dat zijn overigens wel degelijk mensen met veel kennis van zaken die bovendien muzikaal zeer goed zijn onderlegd. Ik noem twee componisten die in dit verband bij hen wel goed bekend zijn: Louis Andriessen (onlangs overleden) en Michel van der Aa. Als ze het over Nederlandse muziek hebben noemen ze hen. Louis en Michel brengen een soort idioom, een soort klank voort die ze nu eenmaal met ons land associëren. Wat daarbij zeker moet hebben meegeholpen is dat beide componisten hun werk uitgeven bij een gerenommeerd Brits uitgevershuis als Boosey & Hawkes dat al sinds het interbellum wereldwijd bekend is.
|
Michel van der Aa (foto Marco Borggreve)
|
Midden-Europees? De weg naar Rihm
Wat veel lastiger bespreekbaar is bij mijn collega's in het buitenland zijn de Nederlandse componisten wier werk tendeert naar het Midden-Europese idioom. Dan is de reactie vaak: Als we dat willen kiezen we voor bijvoorbeeld Wolfgang Rihm. Het draait dan niet eens om het meesterschap of om de inventie maar om het idioom waardoor je als Nederlandse componist soms al gelijk buiten de boot dreigt te vallen. Niet bij de Matinee, maar wel bij veel andere instellingen.
Voor de Matinee is het Nederlandse componeren in feite het raison d'être, waar nog bijkomt dat het op een zeer hoog niveau staat, ook internationaal gezien. Ik ga geen namen noemen, maar ik ken minstens tien componisten die, los van het idioom (dat op zich al heel rijk is) of hun stilistische oriëntatie, op het hoogste internationale niveau meekunnen. Wat ik daarbij wel zie als bedreiging is wat ik al eerder noemde: het streven naar gelijke monniken gelijke kappen, het hanteren van gelijke regels bij de beoordeling van compositieopdrachten, waarbij ik dan met name doel op het FPK, het Fonds Podiumkunsten. Het Fonds dat ons vroeger genereus ondersteunde en nu niet meer omdat de Matinee van een nieuw gecomponeerd werk vaak slechts één uitvoering biedt. Wat klopt, want we bereiden hier een productie een weeklang voor, voor een uitvoering op uitsluitend die ene zaterdagmiddag, die via de radio wel door 70 tot 80 duizend mensen wordt gevolgd en met 2000 mensen in de zaal, en die daarna nog enige tijd in ‘uitzending gemist' beschikbaar is. Het Fonds zegt dan: jullie voeren het werk slechts eenmaal uit en dat is te weinig. Dat is zo'n typisch voorbeeld van overregulering. Een voorbeeldige praktijk met een enorme impact qua bezoekers- en luisteraarsaantallen die dan zo wordt afgeserveerd. Waar nog bijkomt dat de Matineeconcerten ook massaal in het buitenland beluisterd. Soms komen er zelfs cd's van zo'n productie uit, op Challenge Records en Donemus. Als er iets is waarvan ik weleens wakker lig, dan is het dat we telkens weer stuiten op het Fonds dat al deze voordelen niet meeweegt, maar blijkbaar uit angst eist dat iedere instelling altijd aan precies dezelfde regels voldoet. en dat, als er een uitzondering zou worden gemaakt, andere instellingen dit dan ook willen, eventueel naar de rechter zouden kunnen stappen om iets soortgelijks af te dwingen. Het juridisch aspect gaat dan te zwaar meetellen en zijn het de regeltjes die uitkomst moeten bieden.
|
Wolfgang Rihm |
Impact voor de componist
En de componist die het met die ene uitzending van zijn werk moet doen? Dat is maar de vraag. Ten eerste is de impact veel groter dan alleen uitvoering in de concertzaal dankzij het enorme luisterpubliek erbuiten. Ten tweede komt die tweede, derde enz. uitvoering er vaak juist wél. Dat weet ik uiteraard niet op het moment dat ik de nieuwe compositie aanvraag, maar wel als het publiek laaiend enthousiast op de uitvoering reageert; zoals dat bijvoorbeeld gold voor het door Willem Jeths geschreven Blokfluitconcert dat door Erik Bosgraaf fantástisch werd gespeeld. Dat publieke enthousiasme werkte door, het stuk ging de hele wereld over. Daar werk ik graag zelf aan mee door de gemaakte opname naar de EBU (European Broadcasting Union) te sturen en mijn buitenlandse collega's er nog eens extra op attent te maken. Wat niet wegneemt – ik zei het al eerder – dat ze vrijwel geen Nederlandse componisten kennen en liever de kat uit de boom kijken. Het is helaas een lacune, geheel onverdiend, waar we helaas mee moeten leven. Denk alleen maar aan die lastige Nederlandse achternamen in het Duitse of Franse taalgebied… Maar ook die Midden-Europese oriëntatie blijkt steeds weer een belangrijk struikelblok. De Eerste symfonie van Otto Ketting uit 1959 is een meesterwerk, van mondiaal niveau, en dat voor iemand van 24, maar ja, het stuk (naar de regels van de twaalftoonstechniek, AvdW) is volgens velen in het buitenland stilistisch gezien Midden-Europees georiënteerd. Dan wordt er gezegd: voor dit soort muziek hoef je niet naar Nederland. Dan gaan we liever terug naar de bron. En dan wordt het Rihm o.i.d., want die kennen ze.
Onze Haagse School met dat eigen geluid is natuurlijk fantastisch, maar die is wel zeer dominant geworden en wordt in het buitenland gezien als typisch Nederlands en als zodanig binnen het verwachtingspatroon vallend. Sommige componisten hebben het daardoor weleens moeilijk, zo niet extra moeilijk.
|
Willem Jeths |
In de kou
Tot slot wil ik het toch nog een keer uitdrukkelijk benoemen: dat voor zowel het Groot Omroepkoor als het Radio Filharmonisch Orkest nieuwe Nederlandse muziek een zeer belangrijke pijler is. Ik mag ook best zeggen dat ze daarin een voortrekkersrol vervullen. Het is ook een van hun bestaansredenen waarvoor ze worden gefinancierd. Hoe kan het dan zijn dat de overheid vindt dat ze daardoor in cultureel opzicht zeer belangrijk werk doen, terwijl het FPK vindt dat het niet op de juiste manier gebeurt, althans niet overeenkomt met de gestelde regels, en het Fonds het daarom niet wil ondersteunen? In mijn ogen is dat dubbel beleid, waarbij het er sterk op lijkt dat diezelfde overheid zichzelf daardoor tegenspreekt. ‘Den Haag' zegt: koor en orkest ondersteunen; het Fonds stelt echter geen financiële middelen ter beschikking om die muziek ook uit te voeren! Terwijl het Fonds nota bene een budget heeft voor nieuwe composities! Maar de uitvoering dan??
Het reglement is heilig
Tot vier jaar geleden heb ik forse ondersteuning gekregen van het FPK. Iedere aanvraag werd eigenlijk beloond en nadien vrijwel niets meer. Er werd zelfs gesuggereerd dat mijn aanvragen niet deugden, terwijl ze vijftien jaar lang wel zonder problemen werden gehonoreerd. De bij de weigering behorende motivering: de radio-uitzending werd niet langer gerekend als tweede uitvoering. Niet dat dit oorspronkelijk geen merkwaardige redenering was, maar er waren toen van die hokjes waarin het een en ander op die manier kon worden ingepast. Het hokje werd dan keurig aangekruist: ‘tweede uitzending'. Subsidie was dan ineens geen punt. Toen kon ik dus nog wat doen. Daarna over en uit. Een voorstelling in vijf kleine theaters met misschien niet meer dan in totaal 400 mensen in de zaal werd ineens veel belangrijker geacht dan de Matinee, waar 2000 mensen in de zaal zitten en waarmee 70 tot 80 duizend Radio4-luisteraars zijn verbonden, waar cd-producties uit voortvloeien en waar EBU-aanbiedingen voor heel veel extra luisteraars zorgen. Niet meer van belang. Geen tweede uitvoering? Dan geen ondersteuning, punt uit. Het reglement is heilig: minimaal twee uitvoeringen. Als we voor de Matinee een uitzondering maken, komen er ook anderen die hetzelfde willen, zo luidde boodschap.
Stichting Vrienden
Maar we zijn niet achterover gaan leunen en op zoek gegaan naar alternatieve financiering. Ik ontving vroeger van het FPK 150.000 euro voor twee seizoenen en dat gat is met geen mogelijkheid te vullen. Gelukkig is er sinds enkele jaren de Stichting Vrienden van de Matinee, bestaande uit zeer toegewijde Matineegangers, die werd opgericht om het tekort zoveel mogelijk aan te vullen. Die extra middelen kwamen er ook en dan met name bedoeld voor compositieopdrachten. Geen bedrijfssponsoring
Het ligt natuurlijk voor de hand: het bedrijfsleven warm maken voor de Matinee, maar dat ligt binnen de kaders van de Publieke Omroep moeilijk. We worden immers met publiek geld gefinancierd, terwijl in Amsterdam het bedrijfsleven al de nodige financiële steentjes bijdraagt ten behoeve van De Nationale Opera, het Concertgebouworkest en het Concertgebouw. Deze instellingen hebben een speciale afdeling die zich met sponsoring bezighoudt, wat voor de Publieke Omroep bepaald niet voor de hand ligt. We beschikken ook niet over bestuursleden die belangrijke functies vervullen in het bedrijfsleven. Wel bij de Vrienden en daaruit komen, zoals ik reeds aangaf, fondsen vrij. Dit zijn vooral donaties van echte muziekliefhebbers.
Speerpunt
Wat echter nu niet meer financieel kan is, wat vroeger wel kon, bijvoorbeeld Peter-Jan Wagemans vragen een middag vullende opera voor een grote bezetting te schrijven. Daar hebben we het budget niet meer voor. Voor zo'n werk is een bedrag nodig van behoorlijk boven de 50.000 euro. Zonde natuurlijk, want een enorm succes als Legende, in opdracht van de Matinee gecomponeerd, werd al snel hernomen door DNO! Het zit er evenwel niet, wat eigenlijk extra jammer is als zo'n werk een publiek succes zou blijken te zijn, want dan zou DNO de titel wel eens als scenische productie over willen nemen, waarna het als bijna vanzelf uitwaaiert. Hoe dan ook, de Matinee bloeit en zal blijven bloeien. Onze voortrekkersrol op het gebied van de eigentijdse muziek is en blijft een speerpunt.
|