![]() Componisten/werken De Russische dooi en een smeltkroes van stijlen: Sjostakovitsj: Moskou, Tsjerjomoesjki © Aart van der Wal
|
Op 5 maart 1953 overlijdt Stalin en is er naast de officiële rouw de heimelijke hoop op betere tijden. De gehate en gevreesde politiechef Beria wordt opgepakt en gefusilleerd. Nikita Chroesjtsjov, de nieuwe partijleider, verloochent zijn afkomst niet en begint voortvarend met de reorganisatie van de totaal versukkelde landbouw, nog steeds de pijler van de Russische samenleving. De nieuwe bezems lijken schoon te vegen: er vinden vele veranderingen in het maatschappelijke leven plaats, onzinnige belastingen en verplichte afdrachten worden geleidelijk afgeschaft. Weliswaar blijft alle macht zoals vanouds bij de communistische partij en vallen juist onder het nieuwe bewind talloze kerken met tomeloze energie letterlijk onder de slopershamer, maar het lot lijkt de Russen nu toch eindelijk gunstiger gezind dan onder het schrikbewind van Stalin. De `dooi' zet in, de verwachtingen zijn hooggespannen. Het duurt echter niet lang. De boertige en exuberante Chroesjtsjov moet in het najaar van 1964 het veld ruimen voor Leonid Breznjev. Chroesjtsjovs soms onbegrijpelijke zigzagpolitiek en de gevolgen van de Cuba-crisis met het daarmee gepaard gaande verlies aan internationaal prestige blijven niet zonder gevolgen. De apparatsjiki, bevreesd voor hun positie en de daarmee verbonden privileges, dragen het hunne ertoe bij om de weg voor Brezjnev vrij te maken. Onder het bewind van Chroesjtsjov worden de repressieve teugels niet al te uitbundig, maar zeker merkbaar gevierd. De beeldende en podiumkunsten zijn dan al jaren - met enige verlichting tijdens de strijd tegen de nazi-horden - in de greep van een star en in alle geledingen vergiftigd overheidsapparaat dat het artistieke niveau vooral beoordeelt én bepaalt aan de hand van het zelf geschapen, `socialistische' wereldbeeld. Een greep die nog wordt versterkt door de talrijke, gerichte aanvallen op de `andersdenkenden' in allerlei Russische publicaties, waaronder uiteraard de Pravda en de Izvestija. Het jaar `58 staat in compositorisch opzicht voornamelijk in het teken van één werk: de operette Moskou, Tsjerjomoesjki, op. 105 op het libretto van Vladimir Mass en Michael Tsjervinski. Het is alleen al daarom verbazingwekkend dat in de muziekliteratuur over dit bijna tweeënhalf uur durende opus met vrijwel geen woord wordt gerept Deze tragikomedie in drie bedrijven en vijf scènes is een mengeling van bijtende satire en romantiek, verpakt in een muzikale lappendeken van uiteenlopende stijlen. Het beschrijft een van de uitlopers van Chroesjtsjovs 'hervormingspolitiek', die zich ook uitstrekte tot de overbevolkte en verpauperde woonwijken in Moskou. Weg met het oude, ruim baan voor het nieuwe! Aan de randen van deze metropool schieten de nieuwe woonwijken als paddestoelen uit de grond, waaronder ook de wijk Tsjerjomoesjki aan de zuidgrens, de plaats van handeling in deze operette. Het verhaal gaat over een uiteenlopende groep Moskovieten die het 'voorrecht' geniet om in een van de gloednieuwe flats in Tsjerjomoesjki hun intrek te 'mogen' nemen. Maar uiteraard vinden ze corruptie en dwars liggende ambtelijke molens op hun weg, waarvan de kleurloze ambtenaar, Drebednev, de bijna glorieuze personificatie is. Hij laat geen poging onbenut om hen het leven zo zuur mogelijk te maken. Drebednev wordt daarbij bekwaam terzijde gestaan door de onbenullige flatbeheerder Barabasjkin. Zoals het een Russische komedie betaamt volgen de meest verbazingwekkende verwikkelingen elkaar luidruchtig en uitbundig in snel tempo op, waarbij een happy end natuurlijk niet ontbreekt. De nieuwe bewoners komen - hoe kan het anders! - als overwinnaars uit de strijd. In Moskou, Tsjerjomoesjki wordt een satirische uitbeelding van de Russische samenleving ten beste gegeven die in het Stalinistische tijdperk ondenkbaar zou zijn geweest. Deze spottende, maar vooral parodiërende smeltkroes van stijlen vindt zijn oorsprong even gemakkelijk in Gaîté parisienne á la Offenbach als in de Broadway-musicals uit de jaren '50. Maar er zijn ook kruidige ingrediënten van de operettestijl van Franz Lehár en Erich Kálmán, dit alles vermengd met vooroorlogse populaire deuntjes, inclusief de gesuikerde clichés uit de filmmuziek waarop Hollywood het patent heeft. Dat in zo'n pastiche het van weinig fijngevoeligheid getuigende koorrepertoire van het Rode Leger niet ontbreekt, spreekt voor zich! Maar Sjostakovitsj voegt ook de meer tradtionele elementen uit het Russische operarepertoire toe, met menigmaal rechtstreekse verwijzingen naar Borodin, Glinka (Een leven voor de tsaar...) en Tsjaikovski. Voor de rechtgeaarde Rus moet dit een voortdurend feest van de herkenning zijn! Moskou, Tsjerjomoesjki voegt zich al met al naadloos in de rij van satirische theaterproducties die in Rusland tussen '30 en '70 zeer populair waren. Gemodelleerd naar het beproefde en succesvolle Westerse musicalmodel, met de kleinburgerlijke moraal mede als dekmantel voor de dubbelzinnige, maar daarmee niet minder malse kritiek op het politieke systeem, was de operette zeker in de grote steden een regelrecht kassucces. Voor Sjostakovitsj is het Ontzagwekkende Lijden dat Rusland decennia lang in zijn onwrikbare greep houdt in deze komedie tevens de katalysator die ook de meest uiteenlopende componeerstijlen met elkaar verbindt. Het soapachtige, spottende libretto van Mass en Tsjervinski paste uitstekend in het beeld dat Sjostakovitsj had van het Russische overheidsapparaat, aangevuld met zijn ervaringen als Moskoviet in een stad, waarin het dagelijks leven zich afspeelde tussen bureaucratische willekeur en het eindeloze wachten voor de winkels. Dat stond dus allemaal ver af van de tot vervelens toe gepropageerde perfectie van het Russische Model en het doodvermoeiende optimisme van de grote Russische Droom. De lichte toets van deze kruisbestuiving werpt ook een schrijnend licht op de problemen van alledag. Daarbij raken (overigens subjectieve) begrippen als muzikale schoonheid en oorspronkelijkheid op de achtergrond, en moet op de koop toe worden genomen dat de schets van een beperkt tijdbeeld de weg verspert naar het universele karakter van een kunstwerk. Dit wordt nog versterkt door de omstandigheid dat wat in Rusland toen nog nét door de politieke beugel kon, voor ons in het `vrije Westen' niet of nauwelijks nog raakvlakken heeft (als ze althans ooit hebben bestaan). Dit verklaart misschien dat Moskou, Tsjerjomoesjki buiten Rusland nauwelijks bekendheid geniet. De componist nam de partituur in 1961 voor een filmversie danig onder handen en voegde hij nog enige nieuwe nummers toe. De film werd bijna een evergreen op de Russische t.v. rond Nieuwjaar, in dit opzicht een soort evenknie van de Weense Fledermaus-traditie. Maar pas in 1994 gaf de Pimlico Opera in Londen de première buiten de Russische grenzen. Sjostakovitsj: Moskou, Tsjerjomoesjki, op. 105. Solisten, koor en Residentie Orkest o.l.v. Gennadi Rozjdestvenski. Chandos CHAN 9591 (2).. 1.42'. index |