![]() Componisten/werken Robert Heppener (1925 ~ 2009) in memoriam "Componeren is proeven met je oren"
© Maarten Brandt, 27 augustus 2009
|
||
Met componist, pianist en pedagoog Robert (Bob) Heppener (1925-2009), die op dinsdag 25 augustus in Bergen (Noord-Holland) overleed, verliest ons land een van zijn meest kleurrijke en veelzijdige muzikale persoonlijkheden. Heppener was een duidelijke 'Einzelgänger'. Hij heeft zich altijd verre gehouden van onverschillig welke modes, om het even of het nu het ver doorgevoerde systeemfetisjisme van de Darmstadt-aanhangers betrof dan wel de voorhoede van allerhande politiek-culturele bewegingen. Daaronder bijvoorbeeld de Notenkrakers, die met hun actie in november 1969 een concert van het toen nog niet Koninklijke Concertgebouworkest onder leiding van Bernard Haitink verstoorden. Vóór die tijd behoorde het werk van Heppener, evenals dat van menig andere Nederlandse componist, steevast tot het reguliere repertoire. Het Concertgebouworkest voerde regelmatig werken als Eglogues (1963, 'herderszangen', geschreven in opdracht van het Nederlands Studenten Orkest) en Muziek voor straten en pleinen (1970) uit en sterker nog: nam dergelijke stukken tevens mee op buitenlandse tournees. Ook internationaal gevierde dirigenten ontfermden zich in die jaren met een behoorlijke regelmaat over Nederlandse muziek, dit op instigatie van de toenmalige artistiek leider van het Concertgebouworkest, wijlen de componist-musicoloog Marius Flothuis. Eugen Jochum dirigeerde bij meer dan een gelegenheid muziek van Heppener. Niet alleen diens al genoemde Eglogues , ook zijn uit 1958 stammende Derivazioni voor strijkorkest. Landschap Dit alles veranderde op slag na de turbulente omwentelingen van de jaren zestig. En zo kon het gebeuren dat het nieuwe establishment Heppener al snel abusievelijk in het traditionalistische, om niet te zeggen conservatieve kamp ging indelen en blind was voor de dikwijls bonte en verre van eenvoudige gelaagdheid die veel van zijn composities in zo hoge mate kenmerken. Componeren, zo hield Heppener niet alleen zijn studenten maar ook schrijver dezes voor, is proeven met je oren. Muziek moest smaak hebben op basis van een gevoel voor de juiste combinaties, maar hoefde daarom nog niet eenvoudig te zijn. Wel diende ze innerlijk gehoord en doorleefd te zijn alvorens aan het papier te kunnen worden toevertrouwd. Net als een cuisinier zijn recept uit ervaring kent, zo moet dit gelden voor om het even welke uiting van welke componist ook, indachtig de wetenschap dat de klinkende realiteit de strengste maar tevens meest rechtvaardige leermeester is. Heppener mocht dan wel niets ophebben met de vertegenwoordigers van het seriële kamp, zijn muziek is daarom niet minder rijk en doorwrocht, integendeel. Het opmerkelijke is alleen dat het scheppingsproces in het geval van Heppener niet zelden wortelt in een idee dat via een puur intuïtieve weg tot hem komt. Een idee dat bij nadere analyse tot een kunstwerk leidt waar zelfs met de grootst denkbare moeite geen speld tussen valt te krijgen, zoals bijvoorbeeld het kolossale pianostuk Spinsel (1986) en voor het eeuwfeest van het Koninklijk Concertgebouworkest geschreven monumentale eendelige orkestwerk Boog (1988) klinkend bewijzen. Een van Heppeners leerlingen en artistiek leider van het Nieuw Ensemble, Joël Bons, heeft het indertijd aldus verwoord: "Hij heeft in zijn muziek nooit een bepaalde school vertegenwoordigd, maar steeds met grote integriteit zijn eigen 'innerlijke logica' gevolgd, gebaseerd op kennis van en liefde voor de traditie." Voor alle duidelijkheid zij hier aan toegevoegd dat Heppener zich nimmer, in tegenstelling tot sommige van zijn vakbroeders, tegen de in zijn tijd courante stromingen heeft afgezet. Wel heeft hij steeds benadrukt dat hij zich niet zozeer een 'ontginner' voelt, maar veeleer een dankbare 'bewoner' en 'gebruiker' van een rijk en verzadigd 'landschap'. Beste Nederlandse koorcomponist Een andere duidelijke karaktertrek van de veelzijdige klinkende nalatenschap - in 1996 bekroond met de Johan Wagenaarprijs voor zijn integrale oeuvre tot op dat moment - van Heppener is de bij uitstek lyrische grondtoon en een latijnse clarté. Het staat voorts als een paal boven water dat er weinig componisten uit de thans voorbije 20 ste eeuw in ons land zijn geweest die zo voortreffelijk voor de menselijke stem konden schrijven. Ik denk hierbij niet alleen aan koorwerken als Im Gestein (1992) (klik hier voor de recensie van collega Aart van der Wal) - voor de musicoloog Emanuel Overbeeke (en hij staat niet alleen) reden genoeg Heppener de belangrijkste eigentijdse koorcomponist van Nederland te noemen - op een tekst van Paul Celan, in 1993 onderscheiden met de Matthijs Vermeulenprijs, maar tevens aan de vol extatische gloed stekende Canti carnascialeschi uit 1966 en niet te vergeten de in 1990 voltooide Bruchstücke eines alten Textes. We blijven nog even bij het vocale element. Want Heppener behoorde tot de weinige voorvechters van de Nederlandse taal in de klassieke muziek, die hij allesbehalve ten achter stelde bij het Duits, Engels, Frans of Italiaans, getuige zijn liederencyclus Tussen bomen (1985, op gedichten van Chris J. van Geel) en de opera Een ziel van hout, naar een novelle van Jakov Lind waarvoor de componist zelf het libretto vervaardigde en die tijdens het Holland Festival van 1998 ten doop werd gehouden. Theatrale gestiek Die opera is niet uit de lucht komen vallen, want als een element opvallend is in Heppeners vocale muziek is het wel een van meet af aan bij uitstek theatrale gestiek, die geheel uit de zangstijl zelf voortkomt, wat al blijkt uit zijn 'Cantico delle Creature di San Francesco d'Assise' voor hoge stem, harp en strijkorkest (1952), waarmee eertijds de beroemde Nederlandse sopraan Elly Ameling triomfen vierde. Nog indringender komt dit naar voren in het voor Joël Bons geschreven en door sopraan Jane Manning, het Nieuw Ensemble en zijn voormalige leerling, vriend en toeverlaat, de dirigent Ed Spanjaard, ten doop gehouden Memento (1984). Dit enerverende brok muziek stoelt op een van de Kronkels van Simon Carmiggelt waarin sprake is van een oude dementerende vrouw die in een denkbeeldige en tot haar verpleegster gerichte monoloog terugblikt op haar leven. De opzet van het werk is die van een ‘monologue intérieur’ en als zodanig kan het als een hoogst imposante repliek worden beschouwd op La Voix Humaine van Francis Poulenc, een van Heppeners favoriete componisten. Komend seizoen zal het Nieuw Ensemble dit stuk opnieuw ten gehore brengen in een aantal in en rond Amsterdam gesitueerde verzorgingstehuizen met als soliste de sopraan Francis van Broekhuizen. Kern Eenieder die Bob Heppener heeft gekend zal het kunnen beamen: namelijk dat hij een man uit een stuk was, een persoonlijkheid waarin charme en strengheid moeiteloos samengingen. Een mens vol passie ook, voor het vak en het leven zelf die bij hem onlosmakelijk met elkaar waren verbonden. Wellicht dat het beeld van een boom - Heppener was een echt natuurmens en een Bourgondiër in de meest omvattende zin van dit begrip; niet voor niets woonde hij geruime tijd in Zuid Limburg, ver buiten het strijdgewoel - in deze helderheid kan verschaffen. Een boom heeft namelijk twee meteen in het oog lopende en elkaar perfect aanvullende eigenschappen. Zijn takken verspreiden zich in alle richtingen en toch streeft het organisme als geheel ondubbelzinnig hemelwaarts. Tegelijkertijd is de boom stevig in de grond geworteld en komt er heel wat voor kijken hem van zijn plaats te krijgen. Niet anders is het met Heppener gesteld in wiens muziek poëzie en onverbiddelijkheid elkaar niet uitsluiten maar moeiteloos samengaan. Dit is de kern waar het in Heppeners componeren maar ook zijn mens-zijn nadrukkelijk om draait en die evenzeer met de trefwoorden vrijheid in gebondenheid sluitend valt te omschrijven. Bijna Dood Ervaring muziek In het licht van het voorgaande is het dan ook allerminst verwonderlijk dat hij zich verwant voelde met componisten als Guillaume Dufay, Robert Schumann, Francis Poulenc, Maurice Ravel, Benjamin Britten, Alban Berg en Hans Werner Henze. Laatstgenoemde niet zozeer omwille van zijn politiek engagement maar vooral de mediterraan melancholieke inslag van sommige van zijn composities, zoals deze in een van Heppeners lievelingswerken Nachtstücke und Arien voor sopraan en orkest bespeurbaar is, een stuk dat - evenals sommige van Henze's vroege symfonieën - op bijvoorbeeld Eglogues mede zijn stempel heeft gedrukt. Vocaliteit, helderheid, landschappelijkheid zijn andere maar uiteraard aan het voorgaande sterk gelieerde kwaliteiten die in al Heppeners muziek aanwijsbaar zijn, ook en niet in de laatste plaats in zijn louter instrumentale composities. Tevens in een van zijn meest expansieve en ongenaakbare partituren, het orkestwerk Boog (schandalig genoeg door de opdrachtgever na de vuurdoop - nu meer dan 20 jaar geleden! - nimmer meer tot klinken gebracht) is de vocale muziek, zij het bijna onhoorbaar, aanwezig. In dit imposante opus, als het ware een soort in orkestrale termen vertaalde vorming van en tenslotte explosie van een gigantische Cumulonimbus, draait het op abstract niveau om complementariteit van geboorte en dood alsmede ultieme bevrijding. Na het eigenlijke en oogverblindende hoogtepunt breekt er een hoogste serene epiloog aan, een soort Bijna Dood Ervaring muziek die in ons land (en naar mijn mening zelfs daarbuiten) volstrekt zonder precedent is. Op een cruciaal ogenblik klinkt, zij het uiterst subtiel, een hoogst geraffineerde verwijzing naar de beginmaten van Schumanns Mondnacht, een lied op een tekst van Von Eichendorff en waarvan het slotvers als volgt luidt: “Und meine Seele spannte index |
||