![]() Componisten/werken Hans Werner Henze: Muziek halverwege utopie en werkelijkheid
© Maarten Brandt
|
||||||||
Het spanningsveld tussen ideaal en werkelijkheid is in het veelomvattende en rijkgeschakeerde oeuvre van de Duitse in 1926 geboren componist Hans Werner Henze een belangrijk 'Leitmotiv'. Binnen dit spanningsveld zijn thema's als het voortdurend bedreigde geluk en een onstilbare hunkering naar schoonheid de zwaartepunten. Muziek is, in Henze's eigen woorden, een middel "dat ons inzicht in het verleden kan verschaffen - namelijk in dat van ons zelf en in dat van de geschiedenis". En de geschiedenis waar Henze in engere zin op doelt is die van zijn eigen geboortegrond Duitsland en de traditie waar het in zijn muziek om draait is dan ook bij uitstek de Duitse. Een traditie die in zijn werk in beider zin, namelijk als bind- en als ontploffingsmiddel dienst doet. Dit met geen andere bedoeling dan om de emotionele gespletenheid van diezelfde traditie bij de buitenwacht te doen beklijven, teneinde zo de kloof tussen utopie en realiteit in kaart te brengen. Daarmee treedt Henze duidelijk in het voetspoor van Gustav Mahler alsmede, om enkele recentere voorbeelden te noemen, Alban Berg en de door Henze zozeer bewonderde 'onverdachte' Duitse symfonicus Karl Amadeus Hartmann, die voor hem bijna een soort geestelijke vader was. Met deze componisten deelt Henze niet alleen zijn flamboyante en gelaagde stijl, maar tevens de omstandigheid dat schoonheid hier expliciet niet alleen als doel op zich maar bovenal een metafoor moet worden gezien voor een betere samenleving dan de huidige. Een samenleving door en vóór de mens die nadrukkelijk staat in het teken van vrede, harmonie en gerechtigheid. Het heimwee naar die staat van gelukzaligheid wordt in de muziek van Henze op een zeer aangrijpende en niet zelden extreem dramatisch-geprofileerde wijze voelbaar gemaakt. Doorwrochtheid| Deze behoefte het verleden te idealiseren en vervolgens te transformeren in een eigentijds idioom, komt al heel duidelijk tot uitdrukking in het opstel 'Ueber Instrumentalkomposition', dat Henze in 1963 - om precies te zijn het jaar waarin in zijn van zijn meest imposante stukken uit die tijd, zijn expressionistisch stravinskyaanse Vijfde symfonie (1962), door Leonard Bernstein bij het New York Philharmonic ten doop werd gehouden - schreef. Hetzelfde opstel dat later is opgenomen in zijn meer dan eens herdrukte essaybundel 'Musik und Politik': "De vormen uit het verleden koester ik als klassieke schoonheidsidealen, in de verte zichtbaar, maar nauwelijks te bereiken (...) De weg erheen is tengevolge van de duisternis van onze eeuw versperd. Toch is het begaan van die weg de enige dwaasheid, die voor mij het leven de moeite waard maakt." Henze en Beethoven Odyssee door de muziekgeschiedenis
Het opus ademt tot in de kleinste vezels van het betoog een bont expressionistisch en hypersensueel esprit. Voorts zijn een streven naar een gebruik van de orkestgroepen naar voorbeeld van de instrumentale 'koren' van Monteverdi, het kleurpalet van de houtblazers van Mozarts blazerserenades, het grootse retorische gebaar van Mahler, de klankonweders à la Berg en Hartmann en de stampende ritmen van Stravinsky's 'Sacre' in Henze's Zevende even 'eigen' geworden als de rijke erfenis van de Antieke literatuur in de poëzie van Friedrich Hölderlin (1770-1843). Deze door Henze meest bewonderde Duitse dichter verbleef, na een mentale ineenstorting, in de beruchte 'Autenriethschen Nervenklinik' te Tübingen, waar de patiënten werden blootgesteld aan allerlei soorten medische apparaten, die men tegenwoordig terecht voor martelwerktuigen zou verslijten. Dit laatste is de buitenmuzikale inspiratiebron geworden voor het derde, kortste en meest hevige deel van de symfonie.In de finale is Hölderlins gedicht 'Hälfte des Lebens' in klinkende munt omgesmeed, waarin een visioen van een hemelse schoonheid bruusk omslaat in een hels beeld van eenzaamheid, kou en verschrikking. Geen apotheose Het langzame deel is een driedelige liedvorm, met als hoofdelement een 'Unendliche Melodie', die voortdurend hoorbaar is, al verandert de 'omgeving' herhaaldelijk en is er sprake van een geleidelijke verduistering van het koloriet. Belangrijk is het middenpaneel waar die melodie volledig, maar horizontalerwijs wordt geharmoniseerd door de hymnisch excellerende kopergroep, waarbij de helle en fletse kleuren volgens Henze moeten worden gezien als de onverbiddelijke koude en verblindende gloed van de winterzon. Hiermee verkeert de afsluitende episode, waarin de sombere halftinten van de laag intonerende blazers in het algemeen en de bas- plus contrabasklarinet in het bijzonder kleurbepalend zijn, in felle tegenstelling: de aanhef van de doodsmuziek uit het Derde bedrijf van Bergs 'Lulu' lijkt hier na te resoneren. De reeds gesignaleerde dialectiek van de contrastwerking manifesteert zich niet alleen binnen de delen afzonderlijk, maar ook ertussen. Zoals bijvoorbeeld in de relatie tussen het bijtend-agressieve en overdonderende scherzoachtige derde deel en de finale, welke als een oase van verheven en serene rust begint, maar na de eerste helft in het tegendeel daarvan omslaat. dit overeenkomstig Hölderlins gedicht, dat uit twee coupletten is samengesteld, die zich tot elkaar verhouden als het ideaal (couplet 1) tot de ontnuchterende werkelijkheid (couplet 2). Het moment van die omslag is herkenbaar aan de duidelijk waarneembare 'Generalpause', die midden in de finale voorkomt. Tenslotte culmineert de Zevende symfonie in een wanhoopskreet, die nog lang in de oren van de luisteraar zal naklinken, aangezien het uitsterven van het slotakkoord om en nabij de 20 seconden moet duren. De componist heeft hiermee willen onderstrepen dat het hem onmogelijk was de symfonie met een glansrijke apotheose af te sluiten of, om Henze als laatste het woord te geven: "We leven nu eenmaal niet in een tijd van verzoening. Toch is er één reden voor optimisme. Want de mens heeft hoe dan ook het vermogen tot intelligentie, het vermogen zich verder te ontwikkelen. De ervaring heeft me inmiddels geleerd, hoe muziek daarbij een belangrijke rol kan vervullen. Zij stelt hem in staat zijn bestaan een hogere zin te geven, zijn nieuwsgierigheid te prikkelen en in positieve zin te bevredigen." index | ||||||||