Componisten/werken

Rillen bij Mahler

 

© Evert Rulf, december 2006

 

De continue stroom van Mahler-uitgaven heeft weer een piek bereikt nu naar aanleiding van het dirigeerjubileum van Bernard Haitink de Kerstmatinees van de planken zijn gehaald om die in dvd-vorm uit te geven, natuurlijk een interessant initiatief om deze memorabele concerten te doen laten herleven. In de tachtiger jaren van de vorige eeuw toen deze concerten werden opgenomen golden Mahler-concerten nog steeds als tamelijk bijzonder en hadden daarom een bepaalde impact op de luisteraar. Nu Mahler de laatste decennia is uitgegroeid tot een modeartikel kan men zich afvragen of een symfonie of liederencyclus nog steeds op dezelfde manier wordt ondergaan als eertijds, ook aan het hele bijzondere raakt men op den duur gewend.

Ik vind dat de muziek van Mahler heel wat van haar mythische geladenheid verliest als men die te vaak hoort, als men structuren begint te doorzien, als men niet meer door climaxen verrast kan worden. Zeker als men zich nog goed kan herinneren welke sensaties een werk van Mahler bij een eerste kennismaking teweegbracht. Zoveel gelegenheid om een compositie van Mahler te kunnen beluisteren was er in de jaren vijftig van de vorige eeuw nog niet. Het Concertgebouworkest propageerde weliswaar al vanaf de jaren twintig Mahlers muziek maar plaatopnamen bestonden er nauwelijks zodat men afhankelijk bleef van concertbezoek. Mahler was daarom bij het grote publiek nog vrij onbekend waardoor allerlei vooroordelen de kans kregen, het zouden maar banale klanken zijn.

Een eerste kans om Mahler te beluisteren kreeg ik in 1951 toen de radio Das Lied von der Erde uitzond, een gebeurtenis waar al weken van tevoren door de pers naar werd uitgekeken. De aankomst van Kathleen Ferrier op Schiphol werd op het Polygoon filmjournaal vastgelegd.

Het was dan ook een evenement die men in de allergrootste gewijde stilte moest ondergaan, voor een 10-jarige wel een erg langdurige ceremonie. Toch deed die muziek mij als gedisciplineerd jochie wel iets, had ik niet het jaar daarvoor, prominent gezeten op de voorste koorbank, duidelijk zichtbaar voor de hele menigte in de kerk, de hele Matthäus-Passion in wiebelloze toestand uitgezeten. Toch werd het stilletjes oprapen van de radiobode om te zien hoe lang het nog ging duren, vlak voor het 'ewig. ewig.', als een niet te tolereren inbreuk in de vereiste totale devote overgave beschouwd, het blad werd door mijn vader uit mijn handen gegrist en met onnodig veel lawaai door de kamer gezeild. Neen, een Mahler-uitvoering behoorde men, ook als jong ventje, met hart en ziel te ondergaan, zeker als het ook nog eens een uitvoering was door de aan kanker lijdende Kathleen Ferrier.

De Tweede symfonie van Mahler tijdens datzelfde Holland Festival met Kathleen Ferrier en Jo Vincent onder leiding van Otto Klemperer is aan mij voorbij gegaan, waarschijnlijk werd die niet via de radio uitgezonden. Maar deze symfonie mocht ik enkele jaren later beluisteren in het oude Tivoli te Utrecht onder leiding van Paul Hupperts met het Utrecht Stedelijk Orkest en het Utrechtse Toonkunstkoor. De beide solisten zou ik niet meer weten, maar misschien waren het wel Corrie Bijster en Annie Hermes. Dat was natuurlijk een geweldige gebeurtenis, een nog voor velen onbekend groots bezet werk van die zo intrigerende componist Mahler, en dat zomaar in de provincie, de zaal was dan ook tot de laatste plaats bezet. Die uitvoering, ondanks de indrukwekkende bezetting op het podium, heeft echter geen grootse indruk op mij achtergelaten. Dat lag minder aan Hupperts, maar meer aan de koperblazers die met vele er naast liggende klanken lieten blijken dat Mahler voor hen net iets te hoog gegrepen was. Daarbij was hun aantal te klein om tevens het orkest 'hinter der Szene' te formeren wat een geweldig heen en weer geloop tussen podium en balkon tot gevolg had, een nogal storende bezigheid vlak voor het transcendente opstijgen naar het hogere. Niet dat ik toen iets van dat hogere heb beleefd, de emoties konden mij zelfs tijdens het slotkoor niet overmannen. Dat kwam zowel door de miserabele akoestiek van de zaal al door dat typische bepaald niet engelachtige huisvrouwengeluid dat Nederlandse amateurkoren zo eigen is.  Het bracht mij niet in die hogere sferen om geheel verlost de wederopstanding te kunnen beleven.

Ik weet niet of dat wel gelukt zou zijn tijdens de beroemde uitvoering van de Achtste symfonie onder Eduard Flipse, die gebeurtenis heb ik jammer genoeg niet mogen beleven, maar afgaande op de plaatopname denk ik dat de Rivièrahal een nog storender element moet zijn geweest dan de zaal in Tivoli.

De eerste keer dat Mahler wel alle ontroerende gevoelens bij mij los woelde en mij in totale vervoering bracht was in 1955 toen door het BBC 'Third Programme' de Derde symfonie van Mahler live werd uitgezonden, uitgevoerd door het BBC Symphony Orchestra onder leiding van onze eigen Paul van Kempen, en misschien was de soliste wel, ik moet maar weer een greep doen, Norma Procter of anders Heather Harper. Dat was nog eens een enerverende uitvoering, een die in je geheugen gegrift bleef. Toen het buiten donker begon te worden bleven de lichten in de kamer uit en tijdens het slotadagio onderging je inderdaad het sublieme, culminerend in de met rillingen over de rug gepaard gaande paukenslagen. Het was een uitvoering waarbij ook nog eens de door de componist voorgeschreven pauze na het eerste deel in acht werd genomen. Dezelfde uitvoering zou dat jaar nogmaals plaatshebben tijdens het Holland Festival, enige maanden voor het overlijden van Paul van Kempen.

Ja, wist ik veel dat die Paul van Kempen in ons land helemaal niet gewaardeerd werd, wij leefden toen nog in de veronderstelling dat ons gedrag tijdens de oorlog onbesproken was geweest en dat wij daarom het recht hadden om een groot musicus met een vermeende foute opstelling tijdens de bezettingsjaren letterlijk van het podium te jagen. Een ongehoorde beschamende gebeurtenis door een volk dat pas decennia later ontmaskerd zou worden als wel heel bereidwillig tegenover de bezetter te hebben gestaan.

Weer enkele jaren later zou dan toch het slotkoor van de Tweede symfonie gepaard gaan met het zo verlangde emotionele naar het hogere stijgende effect, daar waren dan de rillingen over de rug, sterker nog, het waren meer schokken, zo kon men nog Mahler ondergaan.

Het gebeurde niet in een concertzaal, ook niet bij de radio, maar op de harde bank van een collegezaal. Ter gelegenheid van het vijftigste sterfjaar van Mahler verzorgde professor Reeser in 1961 in Utrecht een studium generale dat geheel aan de componist gewijd was. Reeser vertelde dat hij alle concerten met werken van zijn favoriete componist in Europa nareisde. Zo beperkt was toen nog het discografisch materiaal dat men als Mahler-liefhebber op reis moest. Er stond een uitstekende geluidsinstallatie in de collegezaal opgesteld en met het volume op vol draaide Reeser de grammofoonplaat met het slotkoor van de tweede symfonie nadat hij de getypte tekst had uitgedeeld. Ik weet nog goed dat het een uitvoering was onder leiding van Jascha Horenstein, en vanaf het 'sterben werd' ich um zu leben' was ik mijn gevoelens niet meer de baas en schokkend in de opklapbank ervoer ik de hele finale. Ik was nu helemaal voor Mahler gewonnen. Het merkwaardige is dat ik later behalve zijn beroemde uitvoering van de derde symfonie nooit die uitvoering van de tweede symfonie onder Horenstein heb kunnen vinden, terwijl ik zelf platenverzamelaar ben. Jammer, want andere uitvoeringen hebben zelden bij mij dat zelfde enerverende effect opgewekt, of het moet de uitvoering onder Haitink in Rotterdam geweest zijn.

Nog eenmaal zou Mahler voor mij een bijzondere belevenis worden, net voordat men ontdekte dat de vraag naar Mahler begon te groeien en dat de stereoplaat dan wel een zeer geschikt middel was om die muziek te verspreiden, het begin van de Mahler-hausse.

Het was weer het 'Third Programme' die in het midden van de jaren zestig alle symfonieën van Mahler ging uitzenden op achtereenvolgende zaterdagochtenden. Dat was in bed nog eens een ervaring, die je dan ook nog eens met zijn tweeën kon ondergaan. De dirigent was toen Norman Del Mar, iemand die ik altijd geweldig waardeerde maar over wie je later nauwelijks meer iets hoorde, één van de weinige Engelse dirigenten die geen Sir voor zijn naam heeft gekregen. Hij stond bekend om zijn Mahler- en Richard Strauss-interpretaties en was ook dirigent bij de bekende komische Hoffnung-festivals. Een Mahler-werk onder zijn leiding heb ik nooit kunnen vinden, alleen opnamen met werken van Engelse composities op het Lyrita-label.

Met het uitkomen van de Mahler-cyclus onder Bernstein begon langzaam aan het hele bijzondere van Mahler te verdwijnen, zelfs met Mahler kon je vertrouwd raken. Het bleek zelfs uit te draaien op een stortvloed aan Mahler-uitgaven. Zijn muziek hoor je nu zo vaak dat de structuur ervan steeds duidelijker wordt en dat die bijna net zo een opbouw blijkt te hebben als een symfonie van Beethoven. Dat inzichtelijke maakt Beethoven juist interessanter maar is voor Mahler funest, het betoverende van weleer gaat daarmee helemaal verloren en de rillingen blijven voor altijd onderdrukt.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links