Componisten/werken

Bach en Slot Köthen

 

© tekst en foto's: Aart van der Wal, juni 2022

 

Het hart van de Duitse deelstaat Saksen-Anhalt is, zoals vaak wordt gezegd, Köthen. Niet alleen door de geografische ligging van het toenmalige vorstendom in het midden van het gebied van Anhalt, maar ook door de culturele en wetenschappelijke impulsen die ervan uitging. Het slot zelf vormt daarbij een belangrijk herkenningspunt dat jaarlijks bezoekers uit de gehele wereld trekt.

Slot Köthen

De geschiedenis van het slot reikt van de vorsten en hertogen van Anhalt-Köthen tot degenen wier werken in de geschiedenisboeken een plaats hebben gekregen. Niet in de militaire of politieke betekenis, want op dit vlak heeft het vorstendom geen naam gemaakt, maar des te meer op het gebied van kunst en wetenschap. Ook vandaag de dag is het slot het onbetwiste culturele centrum van de gehele regio, met zijn musea, talrijke concerten en andere evenementen, en niet in de laatste plaats de naar Bach genoemde muziekschool.

Wanneer precies aan de bouw van het slot (of burcht) is begonnen staat niet vast. De eerste vermelding ervan gaat terug tot 1396, al wordt er door niemand aan getwijfeld dat het al (veel) eerder bestond. Eerst vanaf de vijftiende eeuw diende de burcht als permanente residentie van het Huis van Ascanië om vanaf 1425 in gemeenschappelijke handen te komen van de vorsten Siegmund I en Albrecht III.

Het is aan het einde van de vijftiende eeuw dat in plaats van 'burcht' de naam 'slot' meer en meer in zwang raakt. In 1492 was het de geboorteplek van Wolfgang von Anhalt-Köthen, die later bekendheid zou verwerven als voorvechter van de Reformatie. Het was echter onder diens heerschappij dat het slot door verwaarlozing en vooral onoplettendheid grotendeels ten prooi viel aan de vlammen. Alleen het 'Amtshaus' kwam heelhuids uit het inferno, maar ging in het oorlogsjaar 1944 alsnog verloren.

Ook Wolfgang kreeg het zwaar te verduren, toen hij in 1547 de slag om Mühlberg verloor, met keizer Karl V als de grote overwinnaar. Het slot werd door Wolfgang niet herbouwd, totdat na de dood van vorst Joachim Ernsts (1536-1586) nieuwbouw van een vorstelijk 'Hoflager' noodzakelijk werd geacht: het slot diende, zo vond Ernsts, met alle daarbij passende glans de zowel bevestiging als culminatie te worden van de voortzetting van de vorstelijke Köthense dynastie. Aan bouwmeester Pietro Niuron de taak om, grenzende aan het nog steeds bestaande 'Amtshaus', een nieuw complex te ontwerpen dat zou beantwoorden aan de heersende smaak: die van de Laatrenaissance.

Eerst in 1606 kon de nieuwe Köthener regent, prins Ludwig (1579-1650), het over meerdere etages verdeelde 'Corps de Logis' ofwel de woongedeelten betrekken, compleet met uit leer vervaardigde, kostbare tapijten en uitbundige wandschilderingen. Geen wonder dus dat uit de overgeleverde boekhouding blijkt dat het project in zijn geheel zeer duur was uitgevallen, en wel dusdanig dat het de staatsfinanciën een enorme klap toebracht. Tot het project behoorden tevens de 'kerk in de kelder', het poort- of wachtersthuis en nog in 1611 daaraan toegevoegd het 'Stenen Huis' met keuken en opslagruimten voor werktuigen en land- en akkerbouwproducten, gegroepeerd rond het indrukwekkende slotpark.

Slotkapel

Het was eerst onder vorst Leopold (1694-1728), de werkgever van Johann Sebastian Bach (1685-1750), dat de barokke stijlelementen hun intrede deden in de binnenruimten en het park. De 'Alte Saal' was in die tijd met filigrain geweven groen zijdebrokaat versierd. Eerst een eeuw later kreeg de ruimte zijn uiteindelijke classistische vorm en ging de van oudsher als 'Redoutensaal' betitelde pronkzaal de boeken in als 'Spiegelsaal', als zodanig ontworpen door de architect Gottfried Heinrich Bandauer in opdracht van hertog Friedrich Ferdinand (1769-1830), die het zijn vrouw als verjaarscadeau had toebedacht. De Spiegelzaal werd feestelijk ingewijd op 4 januari 1823, op de dertigste verjaardag van hertogin Julie.

Spiegelzaal (@ Michael Moser)

Maar daarmee was het met al die bouwactiviteiten nog steeds niet gedaan. Het hertogelijk paar liet in 1821 de 'Reithalle' bouwen en werd in 1822 in de pronkzaal de vloer onder handen genomen en boven de grote pilasters twee in elkaar overlopende tongewelven geconstrueerd, in 1828 nog gevolgd door de 'Ferdinandsbau' die als 'Verwaltunssitz' moest dienen. In 1835 werd deze ruimte grotendeels echter ingenomen door een inmiddels stevig uit zijn voegen gegroeide vogelverzameling. Ten slotte werd in 1827 aan de zuidwestelijke kant van het complex, in het tot een groot landschapspark uitgegroeide slotpark, begonnen aan de bouw van de katholieke kerk 'St. Maria'.

Toen Bach in dienst van Leopold componeerde en musiceerde was er dus geen sprake van een Spiegelzaal. Wel zijn lengte- en breedteafmetingen van de zaal in haar huidige vorm niet anders dan zoals die toen waren. Alleen de hoogte verschilde met die van nu: in de loop der tijd werd de vloer namelijk opgehoogd.

Concert op 16 juni in de Spiegelzaal door het Köthener BachCollectiv (v.l.n.r. Midori Seiler, Flóra Fábri, Mercedes Ruiz en Mayumi Hirasaki)

Hoe Bach toen heeft gemusiceerd (hij voerde er onder meer voor het eerst zijn zes virtuoos getoonzette Brandenburgse concerten uit, die hij speciaal voor de leden van de 'Hofkapelle' had gecomponeerd) weten we niet, maar wel hebben we een betrouwbaar beeld van de toenmalige 'Ausstattung': een barokke ambiance, een vlakke houten vloer en glanzend groen zijdebrokaat, met aan de wanden ruim veertig schilderijen met overwegend mythologische voorstellingen. Het inventarisregister van 1728 vermeldt voorts onder meer speeltafels, twee klavecimbels alsmede een hemelbed met hefboom(!), naar het voorbeeld in het paleis van Versailles, en bedoeld voor de ochtendontvangst door de vorst (die dus gewoon in bed kon blijven liggen...)

...Avec plusieurs Instruments... (Brandenburgse Concerten)

Veel stelde Anhalt-Köthen overigens toen als stad niet voor.Ten tijde van Bachs entrée in 1717 als 'Hochfürstlich Anhalt-Cöthenser Capellmeister', als opvolger van Augustin Reinhard Stricker, was de invloed van het prinsdom relatief gering.Het gebied werd voornamelijk door agrariërs bewoond en telde niet meer dan zo'n tienduizend zielen, met Köthen als een saai provinciestadje (een status die het feitelijk nog steeds heeft). Buiten het slot was van een bruisend muziekleven geen enkele sprake, het stadje beschikte slechts over één orgel (dat bovendien in slechte staat verkeerde) en één (Lutherse) kerk. Bovendien was het instrumentaal ensemble dat Bach bij zijn aantreden aantrof klein van omvang en ondanks Stricker verstoken van een bloeiende traditie. Daar stond tegenover dat Bach al eerder kunnen 'proeven' van de levenslustige universiteitsstad Leipzig. De conclusie kon niet anders zijn dan dat Köthen hem toch wel behoorlijk moet zijn tegengevallen, nog versterkt door zijn korte verblijf in Dresden, waar hij kennis had gemaakt met het puissant-rijke en niet alleen muzikaal bruisende hof aldaar.

Edoch, voor Bach lagen de keuzes en mogelijkheden na Weimar niet voor het opscheppen, terwijl hij al snel zal hebben beseft dat zijn nieuwe baan in Köthen hem de mogelijkheid gaf zich snel nog verder te ontwikkelen, als componist en uitvoerend musicus, in die gedachte gesterkt door de zeer muzikale prins Leopold die voor de muziekbeoefening veel geld over had, met als vooruitzicht een riant te noemen honorarium. Niet minder van belang was de hem ter beschikking staande weliswaar bescheiden maar zeer bekwame groep musici, zestien door Leopold uit Berlijn 'weggekochte' instrumentalisten. Hoe goed ze waren kan enigszins worden afgeleid van de reeds genoemde Brandenburgse concerten, want die vormen ook voor de musici van vabdaag nog steeds een uitdaging die er niet om liegt, met name in de vele, van groot instrumentaal raffinement en virtuositeit getuigende soli.

In Köthen heeft men, ongetwijfeld mede ingegeven door toeristische overwegingen, al het mogelijke uit de kast gehaald om te achterhalen waar Bach en zijn familie na hun vertrek uit Weimar hebben gewoond. Dat heeft twee woonadressen opgeleverd die niet aan twijfel onderhevig zijn, de eerste aan de Schalaunische Straße 44 (waar, zo blijkt uit overgeleverde documenten, ook de leden van het hoforkest plachten te repeteren), de tweede aan de Wallstraße 25/26 (waar het tegenwoordige 'Bach-Haus', een bescheiden museum, is gevestigd). Wat niet wegneemt dat in de Bach-literatuur aanmerkelijk meer huizen als verblijfplaats worden genoemd: Burgstraße 11, Schalaunische Straße 29 , Holzmarkt 12, Marktstraße 11, Buttermarkt 3 en Stiftstraße 11/12. Niet alle genoemde woningen hebben de tand des tijds goed weten te doorstaan, maar de liefhebber weet zich in ieder geval op historische, voor sommigen misschien zelfs wel heilige grond.

Bach voltooide in Köthen naast de reeds genoemde zes Brandenburgse concerten (BWV 1046-1051) de 'Sei Solo a Violino senza Basso accompagnato' (de sonates en partita's BWV 1001-1006), waaraan hij nog in Weimar, rond 1703, de eerste hand had gelegd. Zoals hij in Köthen ook de zes cellosuites (BWV 1007-1012), de drie vioolconcerten (BWV 1041-1043), de Franse suites (BWV 812-817), 'Das Wohltemperierte Klavier' (BWV 846-893, het eerste deel ervan voltooid in 1722), een aantal orgelwerken en cantates schreef, waaronder 'Die Zeit, die Tag und Jahre macht' BWV 134a en 'Durchlautester Leopold' BWV 173a.

Voor de muzikale toerist is er in het stadje zelf niet veel te beleven, al maak ik graag een uitzondering voor een bezoek aan de St. Maria kerk, waar Bach in november 1728 naar aanleiding van het overlijden van zijn broodheer zijn 'Trauermusik' zelf dirigeerde. Via een steile trap kunt u de toren beklimmen die u, eenmaal boven, een riant uitzicht over het stadje en de wijde omgeving biedt.

Interieur St. Maria

Maar de aandacht gaat uiteraard vooral uit naar het slot, waar in de reeds genoemde Spiegelzaal regelmatig concerten worden gegeven, onder andere in het kader van de 'Köthener Bachfesttage'. Daarnaast is er de 'Schloßkapelle' met het orgel, terwijl in hetzelfde gebouw er meerdere tentoonstellingsruimten zijn ingericht met onder meer Bach-memorabilia en een verzameling oude muziekinstrumenten.

Een klein nadeel mag niet onvermeld blijven: er is op dit ogenblik duidelijk sprake van achterstallig onderhoud aan de gevels, maar afgaande op de geplaatste stellingen zal dat binnen niet al te afzienbare tijd tot het verleden behoren.

Achterstallig onderhoud...


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links