Componisten/werken

Kierkegaard en Mozarts Don Giovanni (8)

 

© Gerard van der Leeuw, maart 2024

 

‘Zinnelijke genialiteit is dus het volmaakte onderwerp van de muziek. Zinnelijke genialiteit is volkomen lyrisch en in de muziek komt zij in heel haar lyrische ongeduld tot uitbarsting. Ze is namelijk geestelijk bepaald en is daarom kracht, leven, beweging, voortdurende onrust, voortdurende opeenvolging, maar deze onrust, deze opeenvolging verrijkt haar niet, zij blijft altijd hetzelfde, zij ontplooit zich niet, maar stormt als het ware in dezelfde adem-tocht ononderbroken voort.'
(Søren Kierkegaard, Of-Of)

In de meeste uitvoeringen van Mozarts Don Giovanni wordt Don Ottavio, de verloofde van Donna Anna opgevoerd als een zachtgekookt ei, een weliswaar onkreukbare, maar ook oersaaie persoonlijkheid, die zich willoos laat meevoeren door de hartstochten van zijn verloofde. Hij schikt zich in vrijwel alles, maar één keer laat hij een zwak protestje klinken. Hij is van gelei , zoals Anna Enquist het zo raak geformuleerd heeft in haar tweede dicht-bundel Jachtscènes uit 1992. Centraal in deze bundel staat het Tussenspel: rondom Giovanni . Ook voor Anna Enquist betekent Don Giovanni iets heel bijzonders, denk ook aan haar roman Het meesterstuk . En centraal in dit Tussenspel staat weer dat zachtgekookt ei: Don Ottavio. Enquist, ze is niet voor niets psycho-analytica, schildert Donna Anna geheel in Freudiaanse zin als moederfiguur. In haar gedicht over Don Ottavio is Don Giovanni een soort ongebolsterde nozem, die in zijn ruwe mannelijkheid Donna Anna enorm fascineert, terwijl Don Ottavio braaf staat af te drogen. En dat alles als interpretatie van - naar mijn mening - een van de mooiste aria's uit Don Giovanni:

Dalla sua pace

Ottavio is van gelei. Hij droogt de vaat, meedogenloos verdronken in het lauwe sop; hij volgt het tempo van de vrouw die naast hem staat. Zij zien naar buiten, waar Giovanni in de tuin regels met grof-geschoeide voeten treedt, zijn motorolie-handen aan de pasgewassen slopen veegt en zonder omzien, met kanongedaver, gaat.

Hij voegt zijn hoge stem bij haar onechte wraakgezang, brullend staan zij naast elkaar; doch het ontgaat hem niet hoe desperaat zij met haar felle blik de zwarte man naziet. Zij kraakt het glas. Ottavio kijkt schuw aan het tafereel voorbij; bloedslierten in het water, dolkstoot van de afgunst zijn hem, lauwe ridder, vreemd. Ottavio is van gelei.

Maar de mooiste dichtregel in Tussenspel staat toch in het gedicht Feest over Zerlina:

Zerlina's warme hand bezegelt niet zijn overwinning maar voorspelt de kille handdruk van een stenen man.

Klik hier voor de vorige aflevering en hier voor de volgende aflevering.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links