Componisten/werken Retourtje Dresden (5)
© Gerard van der Leeuw, maart 2024
|
|
Om 6.30 zit ik aan het ontbijt. Een halfuurtje later fiets ik op de brug over de Elbe en sla rechtsaf. Het is hier prima fietsen en het is nog niet zo warm. Al spoedig fiets ik langs het neo-classicistische slot Albrechtsberg, gebouwd in de jaren 1850. Dan ben ik snel in Loschwitz, tegenwoordig een zeer chique villawijk van Dresden. Als eerste fiets ik de Schillerstrasse in, flink omhoog, maar de beloning is groot: hoewel het Schillerhäuschen eigenlijk gesloten had moeten zijn, staat het open. Er wordt schoongemaakt. En ik mag naar binnen. Het is een klein, maar liefdevol ingericht tuinhuisje, waar Schiller niet alleen werkte aan zijn Don Carlos, maar ook zijn Ode an die Freude voltooide. In Loschwitz liepen meer beroemdheden rond. Heinrich Schütz bezat hier een wijngaard; de schilder Gerhard von Kügelgen, een vriend van Caspar David Friedrich werd hier slachtoffer van een roofmoord; de zangers Eugen Degele (1834–1886) en Theo Adam (1926-2019) woonden hier. Maar ik ga naar het woonhuis van Friedrich Wieck, die vlak bij de Elbe een mooi huis bewoonde, waar hij ook is overleden. Wieck had hier een schooltje voor jonge muzikanten. Huisvriend, de vergeten componist en theoreticus Heinrich Dorn (1804-1892), de theoriedocent van zo-wel Robert als Clara Schumann schreef in zijn Ostracismus uit 1875: ‘Mit dem ersten Dresdener Boot nach Tische kamen Frau oder Tochter, jedenfalls aber einige seiner Schülerinnen heraus. Dann begann das musikalische Leben im Hause, und wurde ohne Unter-brechung bis fünf Uhr fortgesetzt…' Dan fiets ik langs de steeds mooier wordende Elbe naar het wel zeer fraai gelegen kerkje Maria am Wasser. Het is een aardig kerkje, maar de muziekliefhebber komt hier toch voor de ‘Snuff-Stein' de door beeldhouwer Joachim Zehme gemaakte gedenksteen voor het aapje Snuff dat Carl Maria von Weber als huisdier had. Als je goed kijkt zie je dat Snuff een medaillon van Weber in zijn rechterhand heeft. Tegen de kerk aan staat ook nog een gedenksteen voor Julius Reubke (1834-1858), de in Pillnitz aan tuberculose overleden leerling van Liszt.
Slot Pillnitz ligt hier vlakbij en omdat het Webermuseum nog gesloten is, ga ik dat eerst bezoeken. Het slot bestaat eigenlijk uit drie delen, het Barokke Wasserpalais aan de oever van de Elbe, het eveneens Barokke Bergpalais en het neoclassicistische Neues Palais. Het geheel omringt door een werkelijk magnifiek park met de beroemde al in 1801 geplante Pillnitzer Kamelie. Ik bekijk de drie gebouwen, met de vele chinoiserieën, de (katholieke) hof-kapel uit 1830, de koepelzaal en de enorme keuken. Hier is ook het Kunstgewerbemuseum gevestigd. Bij de Elbe bevindt zich een plaquette die herinnert aan het bezoek dat Robert en Clara Schumann in augustus 1848 aan slot Pillnitz brachten. Dan wordt het tijd om naar het Carl Maria von Webermuseum te gaan. Het is even zoeken, want iets aangeven is er hier niet bij. Het museum is gevestigd in een oud huis dat ooit toebehoorde aan een wijnboer. Weber, die hofkapelmeester in Dresden was, ontdekte het op een van zijn wandelingen en bracht er met zijn familie de zomers van 1818, 1819 en 1822-1824 door. Hier componeerde hij o.a. het grootste deel van zijn Euryanthe en Aufforderung zum Tanz. En hier liepen ook o.a. Johann Nepomuk Hummel, Ludwig Tieck en Wilhelm Müller, de dichter van Die schöne Müllerin en Winterreise, rond. Het museum geeft een goed beeld van leven en werk van Weber. Helaas zijn veel van zijn persoonlijke bezittingen bij het bombardement van Dresden verloren gegaan. Maar zijn stemvork en ze-gelring liggen er. Een speciale expositie is gewijd aan Euryanthe, de veel te weinig gehoorde opera die 200 jaar geleden, op 25 oktober 1823 in Wenen in première ging. Ik herinner me de mooie uitvoering in 2003 in Amsterdam met het Concertgebouworkest o.l.v. Claus Peter Flor en Gabriele Fontana als Euryanthe. Van hier is het maar een klein stukje naar Graupa, waar ik het Lohengrinhuis bezoek: het huis waar Richard Wagner in 1846 woonde en begon aan zijn Lohengrin. Het is weer even zoeken. Voor de ingang een gedicht uit 1903: Du hobst der Väter alte Sagen Ik blijf hier niet al te lang, want ik heb nog heel wat voor de boeg. Ik sla het slot met het Wagnermuseum en het Wagner-standbeeld dan ook over. Ik wil de Schumanns achterna, die immers van 1844 tot 1850 in Dresden woonden en werkten en overal hier in de omgeving hun sporen hebben nagelaten. Maar daarvoor moet ik eerst met het pontje bij Heidenau de Elbe over. Daarover de volgende keer. Klik hier voor de vorige aflevering en hier voor de volgende aflevering. index |
|