Componisten/werken Retourtje Dresden (1)
© Gerard van der Leeuw, oktober 2023
|
Rond een uur of elf zie ik het in de verte opdoemen: het in 1896 opgerichte Kaiser-Wilhelm-Denkmal bij Porta Westfalica. Hier breekt de Weser door het gebergte heen. Ooit klom ik hier naar boven en genoot van het weidse uitzicht, nu rijdt ik er comfortabel aan voorbij. Ik ben op weg naar een paar dagen Dresden, maar ga daar vandaag nog niet heen. Ik ga eerst naar Rudolstadt. Een klein, maar fijn stadje, dat van 1599 tot 1920 de hoofdstad van het graafschap en latere koninkrijk Schwarzburg-Rudolstadt was. Een hofstad met alle eigenschappen van dien: hoog boven het stadje uit toornt het grandioze Schloss Heidecksburg. Hier woonden en werkten componisten als de in Oost-Friesland geboren Philipp Heinrich Erlebach (1657-1714), Johann Graf (1684-1750), de vader van Christiaan Ernst Graaf (1723-1804), Georg Gebel (1709-1753) en Traugott Eberwein (1775-1831), de componist die zo’n belangrijke rol speelt in de roman Het geheim van Eberwein (2003) van Boudewijn Büch. Hier werkte Ämilie Juliane von Schwarzburg-Rudolstadt (1637-1706), de auteur van het koraal Wer weiß, wie nahe mir mein Ende. Hier schreef Rudolf Herzer (1878–1914) zijn mars Hoch Heidecksburg. En hier traden o.a. Spohr, Paganini en Liszt op en ook Wagner en Grieg bezochten de stad. Maar het meest bekend is Rudolstadt toch wel geworden door Friedrich Schiller, die hier niet alleen zijn toekomstige vrouw Charlotte von Lengefeld leerde kennen, maar ook zijn eerste, niet erg succesvolle, ontmoeting had met Goethe. In Hannover neem ik de trein naar Halle, waar ik overstap en door een steeds mooier wordend landschap langs de Saale rijd naar waar ik wezen wil. De trein is precies op tijd en ik breng m’n spulletjes gauw naar het aan de markt gelegen Hotel Adler. Hier overnachtte op 10 oktober 1817 Goethe die daarvoor een bezoek gebracht had aan Schloss Heidecksburg. Maar ik ga direct naar de Schillerstrasse, waar zich op nummer 25 het Schillerhaus bevindt. En ik weet: geopend tot 18.00 uur. Hier troffen Schiller en Goethe elkaar op 7 september 1788. Het was het huis van Geheimrat Friedrich von Beulwitz, een Vrijmetselaar die - naast Goethe en Schiller - in zijn huis grootheden als Jean Paul, Fichte en de gebroeders Von Humboldt ontving. In 1780 trouwde hij met Caroline von Lengefeld. Het was geen erg gelukkig huwelijk. En tussen haar - ze schreef o.a. de eerste biografie van Schiller -, haar zuster Charlotte en Schiller heeft enige tijd een soort ménage à trois bestaan, tot Charlotte en Schiller besloten met elkaar te trouwen. Het is een aardig en informatief museum, waar ik o.a. een exemplaar van de Duitse vertaling van Emanuel van Meterens Historie der Nederlandsche ende haerder Naburen oorlogen en Geschiedenissen vind. Schiller werkte in Rudolstadt niet alleen aan zijn Geschichte des Abfalls der vereinigten Niederlande von der Spanischen Regierung, maar vond hier in de nabij gelegen klokkengieterij ook stof voor zijn later door Goethe zo bewonderde Das Lied von der Glocke:
Dan loop ik nog door het mooie stadje. Overal hangen bordjes van de vele componisten die hier gewoond hebben. Ik loop langs de stadskerk en het stadhuis. Dan een lekkere bonensalade en een glas Köstritzer (het zwarte bier dat al door de grootvader van Schütz werd gebrouwen). Morgen naar Schloss Heidecksburg en het woonhuis van Schütz in Weißenfels. Klik hier voor de volgende aflevering. index |