Componisten/werken

Diepenbrock en Verwey: Maanlicht

 

© Dinant Krouwel, mei 2022

 

Alphons Diepenbrock (1862-1921) schreef zes liederen op sonnetten van de Tachtigers. Daaronder bevindt zich Maanlicht op een tekst van Albert Verwey (1865-1937). Dit lied is een prachtig voorbeeld van de verwantschap van Diepenbrock met de Tachtigers. Hij componeerde het in 1885. Dichter en componist behoorden beiden tot een nieuwe generatie kunstenaars, die een nieuw geluid wilden laten horen.

De Tachtigers en het sonnet
Aan het eind van de 19de eeuw vindt er een ware sonnettenrage plaats door toedoen van de Tachtigers en hun navolgers. Jacques Perk gaf de toon aan met zijn sonnettenkrans Mathilde. Willem Kloos schreef bij de eerste uitgave hiervan (1882) een fameuze inleiding, die een groots loflied vormde op het sonnet en tevens het manifest werd van de Tachtigers. Albert Verwey heeft in de eerste aflevering van De Nieuwe Gids (oktober 1885) een boeiende uiteenzetting gegeven van deze dichtvorm in zijn artikel Het sonnet en de sonnetten van Shakespeare. Het traditionele sonnet bestaat uit veertien regels, verdeeld in een octaaf bestaande uit twee kwatrijnen van ieder vier regels en een sextet met twee terzinen van drie regels. De volta, ook wel chute, wending of val genoemd, ligt meestal tussen octaaf en sextet, die dan ieder een eigen karakter hebben. In de loop der tijden zijn er verschillende sonnetten geschreven met een andere structuur, zoals het Shakespeare-sonnet. Dit bestaat uit drie kwatrijnen en twee rijmende slotregels, die een conclusie geven op het voorgaande.

In 1883 schrijft Elisabeth Irving in een letterkundig tijdschrift, dat in het sonnet de "golf van gevoel, die in de eerste vier regels ingeleid wordt, in de tweede vier ten volle wordt uitgedrukt. In het sextet wortdt de gedachte nog eens opgenomen en geregeld ontwikkeld tot het slot." In de inleiding bij de gedichten van Perk schrijft Kloos: "Niet anders de rhythmische golf van het sonnet, die met de quatrijnen nadert en groeit in stijgende rolling, om zich weer uit te storten met de terzinen, en te vervloeien in schuimende branding, of vonklende druppen, of rustige eb.”

Willem Kloos, Hein Boeken, Alphons Diepenbrock en Antoon Derkinderen in ’s-Hertogenbosch (1890)

Diepenbrock en de Tachtigers
In 1880 gaat Diepenbrock klassieke talen studeren in Amsterdam. Algauw komt hij in contact met medestudenten als Timmermans, Kloos, Gorter en Boeken. Ook Jacques Perk, die op 1 november 1881 overleed, heeft hij nog ontmoet. In 1884 en 1885 componeert Diepenbrock vier liederen op sonnetten van Van Eeden, Perk, Swart en Verwey. Hij begin te werken aan Zij sluimert op tekst van Perk en leest in de tweede aflevering van De Nieuwe Gids het sonnet van Lodewijk van Deyssel Ik ben in eenzaamheid niet meer alleen, dat hij in 1898 op muziek zet. Diepenbrock is in die jaren ook bezig geweest met twee sonnetten van Kloos, echter zonder een definitief resultaat. Net als de Tachtigers had Diepenbrock een voorliefde voor de romantische Duitse poëzie (Brentano, Heine, Novalis), voor de werken van de Griekse en Romeinse Klassieken en een afkeer van de colleges klassieke talen, die voornamelijk gericht waren op tekstkritiek. In het voorjaar van 1884 leert hij Kloos persoonlijk kennen. Die vertelde hem het kenmerk van de ware poëzie en de gebreken van Da Costa, Bilderdijk en Tollens. Op dezelfde manier trok Diepenbrock van leer tegen de krachteloze muziek, die in Nederland door epigonen van Schumann en Mendelssohn werd gecomponeerd, terwijl Wagner werd geweerd. Dit zich afzetten tegen de heersende cultuur en het streven naar nieuwe schoonheid en kracht vormde een band tussen Diepenbrock en Kloos en tevens tussen alle Tachtigers.

Een nieuwe herfst, een nieuw geluid
Op 1 oktober 1885 verscheen de eerste aflevering van De Nieuwe Gids, tweemaandelijks tijdschrift voor letteren, kunst, politiek en wetenschap.

 
 

Jan Veth: portret van Albert Verwey (1885)

Met de naamgeving zette de redactie met o.a. Kloos en Verwey zich af tegen het gerespecteerde blad De Gids. Diepenbrock voelde de rebelse toon goed aan, want een dag na de verschijningsdatum schreef hij aan Kloos: "Wees er maar op voorbereid dat jij en Verwey voor die verzen de noodige stokslagen door de officieële kritiek zullen toegediend worden. Met het vooruitzicht wil ik jelui bij voorbaat feliciteren." Twee weken later vond in de oude stadsschouwburg van Amsterdam de eerste uitvoering plaats in Nederland van de derde symfonie van Bruckner onder leiding van Daniël de Lange. Hierdoor rijpte bij Diepenbrock het nooit uitgevoerde plan om bij Bruckner compositieles te nemen. Begin november werd de bundel Persephone en andere gedichten van Albert Verwey gepubliceerd. Hierin staat het sonnet Maanlicht:

Maanlicht
O geur'ger heft zich iedre bloeme
In maanlicht-milden middernacht,
Als ik de zoete bloeme noeme,
Die mij des dages tegenlacht.

En schoon ik sterre en maanlicht roeme,
Dat zoet'lijk slaapt op 't bloembed zacht,
De kleine, die ik mijne noeme,
Is sterrenstraal en bloemenpracht.

En tot de blanke bloeme nijg ik,
Of droom en geur ook mij omving; -

En tot de stille sterren stijg ik,
En murmel mijn herinnering; -

En met ontloken lippen zwijg ik
In mijner minne mijmering. -

Op 13 november dirigeerde Brahms de Meininger Hofkapelle bij de Nederlandse première van zijn Vierde symfonie. Dit concert was ook in de Stadsschouwburg, want het Concertgebouw was in 1885 nog in aanbouw. Diepenbrock hield niet van de muziek van Brahms; hij was meer een Wagneriaan. Vanaf de oprichting in de zomer van 1883 was hij lid van de Nederlandse Wagnervereeniging. Drie jaar later woonde hij in Bayreuth voorstellingen bij van Parsifal en Tristan und Isolde. In zijn composities is de invloed van Wagner duidelijk te horen door de unendliche Melodie, de chromatische harmonie, de extatische klank en de vrije ritmiek. Het lied Maanlicht componeert Diepenbrock op 25 november, ongeveer twee weken na de publicatie van het gedicht. Met deze compositie liet hij een nieuw geluid horen in de Nederlandse liedkunst, die nog sterk leunde op het idioom van Mendelssohn en Schumann en rond 1880 op dat van Brahms. Bij Diepenbrock horen we in zijn liederen op sonnetten van de Tachtigers de muzikale invloed van Wagner.

Naderend met de kwatrijnen en groeiend in stijgende rolling
De tekst van Verwey laat goed de golf van gevoel zien, zoals Elisabeth Irving die hierboven beschrijft. Maanlicht begint met een natuurbeschrijving in de eerste twee regels, waarna een persoonlijke ontboezeming volgt. Om dit begin goed aan te voelen zou men een nachtwandeling moeten maken onder een heldere hemel met een mooie maan erbij. Loop dan langs bloemen en laat je bedwelmen door hun geur. Het is een natuurlijk gegeven, dat bloemen 's nachts sterker geuren. Dit is ook te lezen over rozen in de Sapphische Ode van Brahms: süsser hauchten Duft sie als je am Tage. Dit hangt samen met de temperatuur en de luchtvochtigheid, maar ook met onze eigen beleving. In het donker gebruiken we onze neuzen beter.

Na dit middernachtelijke natuurbeeld volgt de liefdesverklaring van de ik persoon. Een mooi contrast vormen regel 2 en 3 door het gebruik van de korte i-klanken en de beklemtoonde oe-klank. Regel 2 is een stille regel en geheimzinnig door de herhaalde m-, n- en i-klanken. Regels 3 en 4 klinken daarentegen veel opener.

Diepenbrock begint het lied met een diepe basnoot en hoge akkoorden. Is het toeval, dat de eerste pianotonen doen denken aan het voorspel van het beroemde maanlied Mondnacht van Schumann? Zoals in Maanlicht de manestralen de bloemen raken en de geuren van de bloemen weer omhoog stijgen, zo kussen in Mondnacht hemel en aarde elkaar. In de pianobegeleiding is een stijgen en dalen hoorbaar. De chromatische beweging in de bas bij regel 2, beginnend op een d in B-groot, versterkt de mystieke sfeer. Bij de regels 3 en 4 ligt de begeleiding laag, de zangstem stijgt naar een hoge gis en de muziek moduleert naar Cis-groot. Het tweede kwatrijn is harmonisch en melodisch vrijwel gelijk aan het eerste. In de rechterhand van de begeleiding klinken de akkoorden in gebroken zestienden. Met het voorschrift Iets bewegelijker zorgt dit voor een opwindend karakter. Opvallend is de g in plaats van gis bij regel 5. Bij sterrenstraal bereikt de zangstem een hoge a. Diepenbrock laat net als Verwey de golf van het sonnet in de kwatrijnen naderen en groeien in stijgende rolling.

Vervloeien in rustige eb
In plaats van met een sextet bestaande uit twee terzinen vervolgt Verwey de kwatrijnen met drie versparen. De bloem en geur in regel 9 verwijzen naar het eerste kwatrijn en de sterren in regel 11 naar het tweede. Het karakter van het sextet is een stuk rustiger. De klanken worden stiller met geen aa-klank en slechts eenmaal een oe-klank in regel 9. De m-, n- en i klanken van regel 2 keren terug in de regels 12 en 14. De ik-persoon is duidelijk aanwezig in het sextet. In iedere regel komt ik of mij voor. Hij wil zijn geliefde nog roepen, maar er komt geen geluid uit zijn mond. De zoete bloeme lijkt onbereikbaar en is slechts een mooie herinnering.

Is de blanke bloeme een witte bloem bij haar graf of een symbool voor de dode geliefde? Ligt de ik-persoon naast zijn geliefde en buigt hij zich naar haar, de blanke bloeme, toe? Dan krijgt het gedicht een sensuele lading met het zachte bloembed, de zoete slaap en de ontloken lippen. Of is de blanke bloeme de maan zelf, die vaak aangeroepen wordt om de verre geliefde te zien of te vinden? Denk bij voorbeeld aan An den Mond van Schubert op een tekst van Hölty. Ook al laat Verwey het sonnet door de verstilde klanken vervloeien in rustige eb, er zit een hevige innerlijke bewogenheid achter de uiterlijke rust. Deze laatste woorden schreef Diepenbrock aan Kloos in een brief uit 1910 over diens sonnet Nauw zichtbaar wiegen op een lichten zucht.

Vervloeien in schuimende branding of vonklende druppen
Diepenbrock geeft het sextet een andere structuur, doordat de regels 9 10 en 11-12 niet als versparen te horen zijn. Hij maakt er een derde kwatrijn van.

Na een tussenspel van de piano volgt een muzikale coda voor de laatste twee regels. Hierdoor geeft Diepenbrock Verwey's gedicht het karakter van een Shakespeare-sonnet, misschien wel onder invloed van diens artikel over de Shakespeare-sonnetten in de eerste aflevering van De Nieuwe Gids. Bij Diepenbrock is ook een verstilling merkbaar in het sextet. De voordrachtsaanwijzingen zijn vooral p, pp, zacht, mezza voce en una corda. Onder blanke bloeme in regel 9 gaat de zestiendenbeweging uit het tweede kwatrijn over in een achtstenbeweging en staat er steeds vaker ritenuto.

De innerlijke bewogenheid laat Diepenbrock horen met de dramatische chromatiek, vooral met dalende halve secundes. De sfeer slaat om van opgewonden enthousiasme naar een tragische teleurstelling. Juist waar de zestienden ophouden, noteert hij d-cis in de linkerhand van de pianobegeleiding. Met de dalende melodielijn buigt de ik-persoon naar de bloem om tevergeefs de droom en geur te ervaren. Bij regel 10 lijkt de muziek op die bij regel 1 en ligt de begeleiding hoog, maar door de dalende secundes klinkt die donkerder. Bij sterren gaan zang en piano nog verder omhoog in een chromatisch stemmenweefsel tot de dalende octaafsprong bij herinnering. Deze sprong staat ook bij bloembed zacht en middernacht, maar klinkt nu dramatisch door de voorafgaande kleine secunde en het dubbel gepuncteerde ritme. Door de muzikale verbinding met regel 2 en 5 laat Diepenbrock de sensuele kant van het sonnet horen. Hierna volgt een spannend tussenspel, dat voortbouwt op de polyfone chromatiek onder regel 11 en 12. De bovenste melodielijn daalt eerst en stijgt dan met steeds grotere intervallen tot een octaaf, waarna de dalende akkoordenreeks van het voorspel terugkeert. Het is een orkestraal tussenspel in de stijl van Wagner vol begeerte en ook met een ingehouden hartstocht. De geliefde is bijna tastbaar aanwezig, maar daarmee ook het verdriet.

Bij regel 13 keert het begin terug in de zangstem, maar met een benadrukte g in plaats van gis bij zwijg. De begeleiding mist de stijgende bewegingen en ligt in de slotregel in de diepte met bassleutels links en rechts. Door de dalende chromatiek klinkt de slotregel zeer aangrijpend. Het naspel bestaat uit een e-klein akkoord, dat overgaat in een B-groot akoord. Hiermee zijn we voor het eerst thuis, want het lied staat in B groot. Niet eerder in het lied is de tonica in grondligging te horen geweest. De oplossing lijkt niet van harte te gaan. De stemvoering van de altpartij stokt even door een achtste rust. Het is alsof Diepenbrock een scheiding wil maken tussen de droefheid van de ik-persoon en de pracht van de maannacht, tussen de liefdestranen en de manestralen. Een soortgelijk slot vinden we in Die Mainacht van Brahms, ook al zo'n hartverscheurend mooi maanlied vol liefdesleed en tranen.

Alphons Diepenbrock: portret van Herman Moerkerk (ongedateerd)

Van manuscript tot uitvoering
In 1905 publiceerde uitgeverij Noske elf liederen van Diepenbrock, waarvan vier op Nederlandse sonnetten. Daar zat Maanlicht niet bij. Dit komt waarschijnlijk, omdat Diepenbrock hier zelf geen manuscript van bezat. De enige bron voor dit lied is een handschrift van een onbekende kopiist. Bijzonder is wel, dat dit lied daardoor in de originele versie is overgeleverd. De vroege liederen, die Noske uitgaf, werden door Diepenbrock grondig gereviseerd. Een andere reden om dit lied niet ter uitgave aan te bieden kan de negatieve recensie zijn van Willem Kloos over het gedicht. Die schreef in de tweede aflevering van De Nieuwe Gids (december 1885): "Zoo zijn bijv. der Sterren mysterie en Maanlicht, die men zo mooi vindt, niets meer dan een paar slecht afgewerkte krabbeltjes, uit 's dichters vroegste periode. De sterkste impressie, die zij geven, is een gevoel van spijt, dat zij niet bij den grooten hoop van het teruggehoudene in de portefeuille zijn blijven liggen."
Vermoedelijk was deze recensie de reden dat Verwey dit gedicht niet opnam in zijn Verzamelde Gedichten uit 1889.

De eerste publicatie van Maanlicht was pas in 1951 in de door Eduard Reeser bezorgde uitgave van het Alphons Diepenbrock Fonds. Een tweede editie met ondergetekende als editor werd in 1995 uitgebracht door dit fonds samen met Donemus: Alphons Diepenbrock Complete Songs volume 12. In 2012 is ter gelegenheid van het 150ste geboortejaar van Diepenbrock zijn oeuvrecatalogus als website gelanceerd. Hierop kan men het handschrift van Maanlicht inzien. Een mooie opname verscheen in 1994 op de cd Alphons Diepenbrock Songs 3 bij NM-Classics. Deze registratie is ook opgenomen in de cd-box Alphons Diepenbrock Anniversary Edition, die Et'cetera in 2012 uitbracht en door Maarten Brandt hier werd besproken. Maanlicht wordt uitgevoerd door Christoph Prégardien (tenor) en Rudolf Jansen (piano). Let bij het beluisteren vooral op het prachtige polyfone pianospel!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links