Componisten/werken

Aleksandr Borodin: exotische orkestklanken

 

© Aart van der Wal en Jan de Kruijff, februari 2007

 

 
   

Zoals zoveel van zijn Russische tijdgenoten was Aleksandr Borodin (1833-1887) in wezen een amateurcomponist in die zin dat hij een loopbaan op een heel ander terrein had en slechts in zijn vrije tijd componeerde. Dat is meteen ook de verklaring voor zijn betrekkelijk kleine oeuvre en het grote aandeel werken dat hij nooit afmaakte. Niettemin leverde Borodin een belangrijke bijdrage aan de zaak van de nationale Russische muziek in de jaren 1870 en 1880. Behalve over een vruchtbaar melodisch talent beschikte hij over een scherp oor voor exotische orkestklanken en schiep hij heel wat pikante harmonieën die zijn muziek kracht en oorspronkelijkheid verlenen. Borodin was het onwettige kind van een Georgische prins en volgens de traditie kreeg zo’n kind de naam van een van de slaven van die prins. Ondanks een al jong gebleken passie voor muziek en cellolessen volgde hij een opleiding als chemicus en arts en het was daarom niet verwonderlijk dat hij aanvankelijk naam maakte als belangrijk onderzoeker aan de chirurgische academie in Sint-Petersburg.

Hoewel hij reeds als tiener compositiepogingen had ondernomen, begon hij pas als jongeman dat talent in de praktijk te brengen; hij kwam onder de invloed van Mili Balakirev, het boegbeeld van een groepje radicale, in Sint-Petersburg gevestigde componisten. Borodin trad toe tot ‘Het machtige hoopje’ of ‘De vijf’, waartoe ook Balakirev, César Cui, Modest Moesorgski en Nikolaj Rimski-Korsakov behoorden en die 'nationalistisch' getinte muziek voorstond, vrij van 'vreemde' invloeden. Maar hij weigerde zijn academische baantje eraan te geven en het feit dat hij vijf jaar deed over het voltooien van zijn Eerste symfonie geeft aardig aan hoe traag het componeren verliep.

Intussen had hij wel een van zijn populairste werken gereed, de Tweede symfonie, maar daar had hij niet minder dan zeven jaar voor nodig gehad. In 1885 begon hij aan een Derde symfonie, maar ook die werd niet afgerond en het was aan Aleksandr Glazoenov om zowel de opera als de symfonie te voltooien.

Hoewel Borodin in feite tweeëneenhalve symfonie schreef, vertegenwoordigen deze werken wel een belangrijke bijdrage aan de historie van deze vorm in Rusland. Net zoals in de eerste symfonieën van Tsjaikovski, wordt in de symfonieën van Borodin gebruik gemaakt van typisch Russische harmonieën, melodieën en ritmen tegen een achtergrond van een redelijk Duitse vorm.

De Eerste symfonie (1862/7) heeft nog veel van een terugblik op Schumann, een van Borodins belangrijkste eerste invloeden toen. Maar het werk heeft al een uitgesproken Russisch karakter, bijvoorbeeld door de verwerking van een volksliedje in het scherzo en de oosterse lyriek uit het langzame deel.

De Tweede en tevens zijn beste symfonie (1869/76) vertegenwoordigt Borodins eerste volkomen rijpe compositie waarin hij al zijn karakteristieke mogelijkheden toont: ritmische vaart, grandeur, nostalgie en uitbundigheid. Veel uit dit werk was afgeleid uit schetsen voor Vorst Igor en het is dus geen wonder dat sprake is van eenzelfde episch romantische sfeer.

Uit herinneringen van zijn collega’s bleek dat Borodin toen hij overleed al wel de hele derde symfonie in zijn hoofd had, maar zelf voltooide hij alleen het pakkende tweede deel en wat schetsen voor het eerste.

Van de overige orkestwerken van Borodin is alleen het op zichzelf staande In de steppen van Centraal Azië uit 1880 de moeite waard. Maar het is dan ook een prachtig, rijk gekleurd symfonisch gedicht waarin een oosterse karavaan wordt uitgebeeld die de Centraal Aziatische vlakten doorkruist met een escorte van Russische soldaten. Met name de fraaie althobosolo treft.

Het hoofdstuk kamermuziek van Borodin bevat twee mooie strijkkwartetten die werden geïnspireerd door de oprichting van het eerste professionele Russische strijkkwartet in 1871. Het tweede kwartet is veruit het populairst, vooral dankzij het ook vaak afzonderlijk gespeelde en zelfs georkestreerde tweede deel: de Nocturne. Het wordt omringd door twee elegante delen die in essentie bestaan uit dialogen tussen de cello (Borodins eigen instrument) en de eerste viool. Het werk eindigt met een felle finale die met een vraag-en-antwoordspel begint en verder gaat met de nodige energieke contrapuntische actie. Het werk werd in de zomer van 1881 geschreven en is opgedragen aan zijn vrouw.

Borodins eerste opera, De Bogatieren (1867) was een onsuccesvolle komische parodie op het genre van de ‘grande opéra’; het werk werd gevolgd door een even futiele poging om een serieuze opera te schrijven, maar ook De bruid van de tsaar had geen succes.

Vorst Igor daarentegen neemt in Borodins oeuvre niet alleen een centrale plaats in, maar vormt tevens de kern van zijn componeren. Toeval of niet, hij zette de eerste schetsen voor zijn magnum opus op in 1869, in precies hetzelfde jaar dat Moesorgski aan zijn magnum opus begon: Boris Godoenov. Evenals Moesorgski schreef Borodin zelf het libretto. Zelfs achttien jaar later, bij zijn onverwachte dood in 1887, tijdens een hofbal in Sint-Petersburg, was het werk echter nog niet voltooid. Rimski-Korsakov en Glazoenov namen de taak op zich de opera alsnog te voltooien. In 1890 vond in Sint-Petersburg de première plaats. Vorst Igor wordt beschouwd als een waardige pendant van Boris Godoenov.

Het werk speelt in de twaalfde eeuw en vertelt het verhaal van Vorst Igor en zijn zoon Vladimir die op weg gaan om de Polowetskische stam te bestrijden. De worden echter gevangen genomen, maar goed behandeld. De Polowetskische leider Khan Kontsjak vermaakt het tweetal met dansen (de bekende Polowetskische dansen) en Vladimir wordt verliefd op Kontsjaks dochter Konchakovna. Igor ontsnapt en wil de strijd voortzetten en ook naar zijn vrouw Yaroslavna terugkeren, maar Vladimir blijft bij zijn overwinnaars en trouwt met Kontsjakovna.

Het resultaat is meer een opera met wisselende tableaus dan een met een doorlopende handeling (de doorgecomponeerde opera), maar het werk bood Borodin wel de gelegenheid om zijn flair voor oosterse beelden en orkestkleuren te tonen. Geen wonder dat die orkestrale gedeelten los van de opera populair werden en een eigen leven gingen leiden. De ouverture, door Glazoenov gemaakt op basis van Borodins pianoimprovisaties, geeft - zoals het een goede ouverture betaamt - een indrukwekkend voorproefje van wat volgt. – een Polowetskische mars, de Dans van de Polowetskische meisjes en de Polowetskische dansen met koor. Al die fragmenten behoren tot de scène in het kampement van Igors vijanden.

Selectieve discografie

De 3 symfonieën; Ouverture en Polowetskische dansen uit Vorst Igor; In de steppen van Centraal Azië; Nocturne uit Strijkkwartet nr. 2; Petite suite. Torgny Sporsén met het Gothenburg Symfonieorkest o.l.v. Neeme Järvi. DG 435.757-2 (2 cd’s). 1989/91

Symfonieën nr. 1 en 2; In de steppen van Centraal Azië. Royal Philharmonic orkest o.l.v. Vladimir Ashkenazy. Decca 436.651-2. 1992

In de steppen van Centraal Azië. Kirov orkest o.l.v. Valery Gergiev. Philips 470.618-2. 2001

Strijkkwartetten nr. 1 en 2. Borodin kwartet. Chandos CHAN 9965. 1983

Strijkkwartetten nr. 1 en 2. Haydnkwartet Boedapest. Naxos 8.550850. 1994

Strijkkwartet nr. 2. Gabrieli kwartet. Decca 425.541-2. 1972

Vorst Igor. Mikhail Kit, Galina Gortsjakova, Gregam Grigorian, Vladimir Ognovenko, Bulat Minjelkiev, Olga Borodina, Nikolai Gassiev e.a. met het Ensemble van de Kirov opera o.l.v. Valery Gergiev. Philips 442.537-2 (3 cd’s). 1993


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links