|
 |
|
Belle van Zuylen (silhouet) |
Intellect als overlevingsmechanisme
Het is moeilijk te begrijpen dat Belle haar eigen verklaringen ten spijt, genoegen nam met ‘een kunstenaar zonder gevoel' als leraar: ‘Ik had voor Polyphème en zijn rots een schalmei-melodietje geschreven dat bekoorlijk was, werkelijk heel bekoorlijk. Zingarelli, die toen geld nodig had en iets wilde schrijven waarvoor ik betaalde, maar die er geen enkel gevoel voor had, heeft het bedorven; maar zó… [dat het alledaags is geworden]', al is het niet uitgesloten dat hij de enige was die zij er toe bereid heeft gevonden naar Colombier te komen. Naar het zich laat aanzien heeft Belle in haar leven meer dan eens dezelfde prijs betaald. In haar huwelijk, in de afstand die zij hield in haar contacten en in haar schrijven, namelijk dat ze vanuit de wens om zo dicht mogelijk bij zichzelf te blijven - een wens die vermoedelijk voortkwam uit de angst nog meer van zichzelf op te moeten geven dan zij al genoodzaakt was te doen - en vanuit de angst de omvang van haar leed bij voortduring te moeten beseffen, zoveel mogelijk haar intellect als overlevingsmechanisme heeft ingezet. Zoals haar man al in hun verlovingstijd schreef: ‘Onze gevoelens zijn voor jou alleen maar verschijnselen'. Ze kon het zichzelf niet toestaan zich niet alleen in intellectueel, maar ook in emotioneel opzicht te verrijken en te spiegelen aan de kennis, de inzichten en de gaven van anderen. Als kind voltrok zich bij haar al duidelijk de verandering, zoals haar gouvernante haar in 1754 al schreef: ‘Wat is er gebeurd met het meisje dat zelfs in haar slaap lachte?'
Misschien werd haar minst opvallende talent haar grootste passie omdat ze in het muziek maken haar emoties woordeloos kon kanaliseren terwijl ze juist in het componeren weer een rationele uitweg vond. In haar eigen toevoeging aan haar Portrait de Zélide schreef zij: ‘Haar hart was in staat tot grote opofferingen, zij went haar gemoed aan de kleine.' Wie zal ooit weten welke de grote en welke de kleine zijn geweest? Het is waarschijnlijk dat zij met deze zeker niet altijd vrijwillig gemaakte keuzes niet alleen haar krachten, maar ook haar beperkingen in stand heeft gehouden: het is juist hier waar gezag en vrijheid en rede en gevoel het meest botsten.
Teleurstelling en spijt
Drie jaar voor haar dood schreef Belle:
‘Ik heb nooit iets bepaalds nagestreefd en nooit enige ambitie gehad. Ik verlangde nu eens naar dit, dan weer naar dat, en naarmate datgene waarvan ik een moment had genoten of even op had gehoopt, mij teleurstelde, voelde ik spijt of betreurde het. Ik heb nooit geloofd dat je je lot zelf kon maken en had een had geen al te hoge verwachtingen van mezelf. Mijn leven en mijn herinneringen vormen geen sluitend geheel en dat gold ook voor mijn plannen.'
Zij overleed in 1805, na al een paar jaar te zijn weggekwijnd. Een vriend, Chambrier d' Oleyres, noteerde na haar dood in zijn dagboek:
‘Haar laatste tijd bestond uit afkeer van het bestaan, lusteloosheid en twijfel vormden de ondergrond van haar leven en zij maakte de mensen in haar omgeving, met uitzondering van de bevoorrechten, niet gelukkig. Een haast ononderbroken somberheid, zonder de flitsen die haar vroeger uit haar apathie haalden; zij had alles geprobeerd en vond nergens meer iets aan, zij putte niet meer uit haar zeer gecultiveerde, heel fijnzinnige geest, die ze niet heeft kunnen benutten voor haar geluk.'
De composities
Van alle door Belle genoemde werken zijn tot op heden alleen die van na 1785 aan ons overgeleverd: de romances voor zang en klavecimbel, een romance voor zang, klavecimbel en viool, een air voor zang, klavecimbel en viool ad libitum, twee airs voor zang, klavecimbel en twee violen, een air voor zang, klavecimbel, fluit en viool, zes menuetten en trio's voor twee violen, altviool en bas en negen sonates voor klavecimbel. De teksten zijn grotendeels van Belles hand. Van geen van de genoemde werken is het handschrift teruggevonden, maar dankzij het feit dat Belle alle genoemde werken in druk heeft laten uitgeven, hebben die ons nagenoeg compleet weten te bereiken. Hoewel af en toe kenmerken van de Sturm & Drang binnendringen is de uitwerking - van wiens hand dan ook - van Belles ideeën over het algemeen ouderwets te noemen, zeker als we bedenken dat bijvoorbeeld Mozart in 1785 al op het toppunt van zijn roem was en het classicisme al bijna over het hoogtepunt heen. Echter, zoals hierboven beschreven, het doet niemand recht een dergelijke vergelijking te maken, we moeten de muziek van Belle nemen voor wat ze is en er niet de pretentie in zien die wij daar vandaag de dag achter menen te moeten zoeken. En hoewel Belles composities, en met name de menuetten en de klaviersonates, vol frisse ideeën zitten, herinnert haar muzikaal idioom vooral aan de Style Galant, een dan reeds verouderde stijl die in de barok ontstond als contrast tegenover de veel complexere contrapuntische stijl. De stijl omvat precies de plaats die de muziek in de wereld van Belle innam, zoals Voltaire deze omschreef: ‘een poging tot behagen'.
 |
Belle van Zuylen: 'Trois sonates pour le clavecin ou piano forte Composées par ….. OEuvre II' |
J.J. Quantz formuleerde de esthetiek van de galante stijl in zijn Versuch einer Anweisung die Flöte traversière zu spielen als volgt:
‘Helderheid, vermakelijkheid en natuurlijkheid. … Drink- en wiegeliederen, galanterie-stukjes etc. mag men niet zonder meer onbenullig noemen: ze spreken vaak meer aan en doen beter dienst dan grootmogende ouvertures en trotse concerten en vragen niet minder om meesters in deze stijl, dan in de andere.'
‘Het verlangen niets meer dan te behagen,' aldus J.G. Sulzerin (*) in zijn Allgemeine Theorie der schönen Künste, waarin ook het menuet naar voren komt als vertegenwoordiger bij uitstek van de galante stijl.
‘De uitdrukking moet nobel zijn en in eenvoud bekoorlijke welgemanierdheid laten ‘empfinden'. […] De verfijnde smaak verlangt dat het oor gestreeld wordt .' Een menuet bijvoorbeeld mocht dus ook niet te lang duren, ‘omdat daardoor de vermakelijkheid tot eenvormigheid zou verworden. ' Alles in het kleine, in het intieme, gracieus en licht, met een eenvoudige, meestal niet becijferde, vaak ook albertijnse bas, de teksten veelal pastoraal. Daarbinnen echter niet geheel vrij van een zekere pedanterie om galanterie met de ‘Empfindung' te bedrijven. Het contrast tussen de gebeurtenissen in de buitenwereld en die binnenskamers is waarschijnlijk al even groot als dat tussen Belles innerlijke en uiterlijke wereld.
 |
Belle van Zuylen: uit de Sonate op. 1 nr. 3 |
Literatuur: Pierre & Simone Dubois: Belle van Zuylen. Een biografie (1993).
Klik hier voor de vorige aflevering.
_________________
(*) Johann Georg Sulzer (1720-1779), Zwitsers theoloog en filosoof.