![]() CD-recensie
© Siebe Riedstra, maart 2014
|
Benjamin Brittens honderdste verjaardag werd in 2013 internationaal gevierd. Ook in München, waar de Bayerische Rundfunk in maart van dat jaar drie uitvoeringen organiseerde van het War Requiem. Uit de live-opnamen van die concerten is deze cd-registratie gesneden. Britten was een overtuigd pacifist en agnost - zijn Requiem is een humane reactie op de zinloosheid van oorlog en geweld. In dat opzicht lijkt zijn Requiem op dat van Johannes Brahms, ook een agnost - hij schreef zijn Deutsches Requiem naar aanleiding van het overlijden van zijn moeder. Beide componisten maken gebruik van hun moedertaal, maar bij Britten is ze een toevoeging aan de Latijnse basistekst. Dat moest ook wel - het werk was een opdracht voor de inwijding van de gerestaureerde kathedraal van Coventry. Duitse bombardementen hadden daar tijdens de Tweede wereldoorlog flink huisgehouden. München was na de gealliëerde bombardementen van 1945 eveneens in een rokende puinhoop veranderd, en dus is een uitvoering van het War Requiem ook daar een beladen gebeurtenis. Britten hechtte aan de nationaliteit van zijn solisten: bij de première wenste hij een Russische sopraan (Galina Visjnevskaja), een Britse tenor (Peter Pears) en een Duitse bariton (Dietrich Fischer-Dieskau). Helaas kreeg Visjnevskaja geen uitreisvisum en moest haar partij worden overgenomen door de Britse Heather Harper. In München zongen een Amerikaanse sopraan, een Britse tenor en een Duitse bariton. De beide mannen zingen hun partij in het Engels, de sopraan net als het koor in het Latijn. Britten legde ziel en zaligheid in een sopraanpartij van bovenaardse schoonheid. Iedere nieuwe opname van zijn Requiem staat of valt dan ook met de kwaliteit van die ene zangeres. In dit geval is dat Emily Magee, een sopraan met een stralende reputatie. Tijdens deze concerten had ze kennelijk haar dag niet. Schitterende prestaties van Mark Padmore, Christian Gerhaher, een goed getraind koor en een toporkest onder een sterdirigent worden zo helaas naar de vaantjes geholpen. Dat is niet de enige kritiek, want de beslissing om alleen de zes delen een eigen nummer te geven is een merkwaardige. Nog merkwaardiger is dat het applaus in de laatste track is meegesneden, waardoor we deelgenoot mogen worden met een meneer die het nodig vindt om na de altijd diep ontroerende slotcadens luidkeels BRAVO te roepen. Live opnames van dit complexe werk komen niet zo vaak langs, maar een paar jaar geleden bracht Challenge er een uit die gemaakt werd in Nederland. Een goede reden om de twee eens naast elkaar te leggen. Het gaat om een concertopname die drie jaar geleden werd gemaakt in het kader van de Vrijdag van Vredenburg. Jaap van Zweden dirigeerde het Groot Omroepkoor en het Radio Filharmonisch Orkest. Collega Maarten Brandt heeft hem hier besproken en was er niet blij mee, maar hij vergeleek met registraties die onder studio-omstandigheden tot stand kwamen (Britten, Giulini en Hickox). Ik beperk me gemakshalve even tot deze twee onder vergelijkbare live-omstandigheden gerealiseerde registraties. Het eerste dat opvalt is de zoveel betere geluidskwaliteit van de Utrechtse registratie, en dat is wonderlijk. Moet de Philharmonie am Gasteig echt iets te vrezen hebben van De Rode Doos? Ik ben bang van wel, en dan is het echt de Bayerische Rundfunk tegen Hilversum - ofwel Wilhelm Meister tegen Gerard Westerdaal. Beide opnameleiders zijn voor doorgewinterde radioluisteraars gevestigde namen. Gerard had maar één kans in een niet al te beste locatie, Wilhelm mocht een montage samenstellen uit drie concerten in een topzaal. Gerard is de onbetwiste winnaar - de Utrechtse opname heeft de 'derde dimensie' die in München maar niet tot leven wil komen. Wie beide locaties kent krabt zich achter de oren..... Oplettende lezers merken wellicht op dat Maarten Brandt in zijn bespreking alle lof toeschuift naar Bert van der Wolf, maar het ligt iets genuanceerder. Het boekje vermeldt een samenwerking tussen Northstar Recording en Dutchview (Radio), waarbij van der Wolf verantwoordelijk was voor 'editing & mastering'. Laten we het erop houden dat al die mannen op het scherp van de snede uitstekend werk hebben verricht - inclusief de doorgewinterde geluidstechnici Gert Altena en Frank van Kleef. Over naar de uitvoerenden. Mark Padmore is momenteel op papier de beste tenor die je voor dit repertoire kunt kiezen. Helaas maakt hij zijn reputatie hier niet waar; hij klinkt bij vlagen wat mat en is ook niet altijd duidelijk te verstaan, en dat is in dit werk dodelijk. Anthony Dean Griffey mag een wat minder mooie stem hebben, hij was in Utrecht veel beter te verstaan, en zijn vocale prestatie is zonder meer indrukwekkend - hij staat boven de materie. Tussen Christian Gerhaher in München of Mark Stone in Utrecht is moeilijk kiezen, ze zijn allebei gewoon goed. Op papier zou Evelina Dobracheva geen partij moeten zijn voor Emily Magee, maar de praktijk wijst anders uit. Geen van beide zijn ideaal, maar Dobracheva heeft tenminste greep op haar partij met een solide techniek en inzicht in de noten. Magee heeft vanaf de eerste inzet geen idee: met haar levensgrote vibrato en smakeloze portamenti maakt ze er een potje van. Hoe is het toch mogelijk dat een dirigent van dit kaliber daarmee genoegen neemt? Anders wordt het wanneer het kooraandeel aan de orde komt. Koordirigent Michael Gläser is verantwoordelijk voor de opname in München, maar het toeval wil dat hij ook de vaste gastdirigent is van het Hilversumse Groot Omroepkoor. Het Groot Omroepkoor heeft ondanks alle bezuinigingen nog steeds een vaste bezetting waar men elders alleen maar van kan dromen. In Londen, Berlijn, München en Parijs komen koren van deze omvang sinds jaar en dag tot stand via de kaartenbak. Ook hier is de conclusie snel getrokken, de 'Hilversumse' koorklank komt hier als de beste uit de bus. Dat geldt tevens voor de sprankelende klank van het 'kinderkoor' (meer meisjes dan jongens), waar dirigente Wilma ten Wolde haar ziel en zaligheid insteekt. Daarbij vergeleken steken de Tölzer Knaben wat bleekjes af. Dan de dirigenten. Om te beginnen dirigeert Jansons het werk in zijn eentje. Jaap van Zweden deelt de honneurs met Reinbert de Leeuw. De grote voordeel van twee dirigenten zit hem in de voorbereiding: twee orkesten met twee dirigenten betekent ook twee maal zoveel repetitietijd. Dat verdient zich terug in een beter klinkend solistenensemble, dat door Reinbert de Leeuw met de voor hem kenmerkende passie wordt gestuurd. Dat Britten in de allereerste plaats een groot operacomponist was hoor je in elke maat van dit Requiem, en dat Jansons nu niet echt een operaman is hoor je dan ook terug. Het tegenovergestelde nemen we waar bij van Zweden, die de enorme onderhuidse spanning waar dit stuk bijna van staat te trillen feilloos aan de oppervlakte weet te brengen. Jansons is bijna monomaan bezig met klankschoonheid, of het nu om Mahler, Sjostakovitsj of Britten gaat. En inderdaad het klinkt schitterend, maar schoonheid moet ook bedreigend kunnen zijn........ index |
|