|
CD-recensie
© Aart van der Wal, augustus 2018
|
Reicha Rediscovered Vol. 2
Reicha: Études dans le genre Fugué [...] á l'usage des jeunes compositeurs op. 97 nr. 1-13 - Fugue op. 36 nr. 12
Ivan Ilic (piano)
Chandos CHAN 20033 • 63' •
Opname: maart 2018, Potton Hall, Dunwich, Suffolk (VK)
www.ivancdg.com/index.php?lang=en | |
 |
Precies een jaar geleden besprak ik het eerste deel (klik hier) van wat de complete opname van Anton Reicha's pianowerken moet worden. Nu dan dus het tweede deel met 17 van de 34 Études 'dans le genre Fugué' (1815/17) en ter afsluiting de twaalfde fuga uit de 36 'Fügen für das Pianoforte' op. 36 (1803).
Groot pedagoog
Anders dan zijn tijdgenoot Beethoven (1770-1827), die zich mede dankzij een netwerk van aristocratische weldoeners in zijn levensonderhoud kon voorzien, moest Anton Reicha (1770-1836) het financieel juist van zijn leerlingen hebben. Of hem dat wel of niet licht is gevallen weten we niet, maar wl staat vast dat zijn grote muzikale kennis en zijn belangstelling voor pedagogie hem hebben geholpen om in Parijs een grote schare leerlingen om zich heen te verzamelen. Sterker nog, Reicha was een van de meest gevraagde docenten in de Franse hoofdstad. En onder zijn leerlingen niet de minste: Berlioz, Franck, Liszt, Gounod. Iets minder bekend, maar misschien nog wel van groter belang voor Reicha waren vier andere leerlingen: de fluitist Joseph Guillou, de hoboïst Gustave Vogt, de klarinettist Jacques-Jules Bouffil en de hoornist Louis-François Dauprat. Zij speelden een belangrijke rol in Reicha's naamsbekendheid: deze vier blazers die deel uitmaakten van het ensemble dat de in totaal 24 blaaskwintetten van Reicha voor het eerst aan uitvoerde. Het waren bovenal deze stukken die Reicha als componist op de kaart zetten, zijn status als belangrijk toondichter erdoor bevestigden. Zo staan zijn zes blaaskwintetten op. 88, gepubliceerd in 1817, nog steeds op het repertoire. Daardoor kwamen ook zijn pedagogische kwaliteiten breder onder de aandacht. Zozeer zelfs dat hij in 1818 werd benoemd tot 'professor' in contrapunt en fuga aan het Parijse conservatorium.
Niet slechts vingeroefeningen
De 34 Études op. 97 ontstonden in dezelfde tijd, tussen 1815 en 1817. Daarvan heeft Ilic er in dit tweede deel van zijn integrale opname er precies de helft vastgelegd (de eerste étude vindt u bij wijze van toegift tevens op het reeds besproken eerste album). Reicha bestemde ze vooral voor jonge, leergierige componisten en pianisten, maar gelukkig bieden ze veel meer dan slechts compositorische en pianistische vingeroefeningen. Het zijn zonder uitzondering zeer inventieve en stijlvolle 'studieobjecten' die, toen ze werden gecomponeerd, al lang niet meer voldeden aan de veranderde muzikale smaak van die tijd. Het zal Reicha niet hebben geïnteresseerd en als dat wel het geval is geweest had hij zijn doel hoger gesteld. In de études, per paar opgedeeld in een preludium en een fuga, valt de verwantschap met Bachs bijna een eeuw eerder ontstane Wohltemperierte Klavier niet te ontkennen, maar ondanks een aantal gemeenschappelijke stijlelementen is het werk van Reicha toch van een andere signatuur. Het lijkt er eerder op dat Reicha het werk van Bach slechts als uitgangspunt heeft gekozen voor zijn eigen eclectische verkenningen.
Contrapunt centraal
Zes jaar na deze études ontstond Reicha's magnum opus: 'Traité de haute composition musicale' ('Behandeling van de hoge muzikale compositie'), met maar liefst ruim 1200 notenbladen uitsluitend gevuld met contrapunt en fuga. Het past ook in het beeld dat leerlingen van Reicha moeten hebben gehad: de meester en de docent die in zijn compositielessen dat contrapunt centraal stelde. Voor Reicha was het de fuga waarmee de componist niet alleen zijn technische kunnen, maar ook zijn inventie en goede smaak tot uitdrukking kon brengen. Inventie en goede smaak, beide elementen lopen als een rode draad door dit étude-oeuvre heen: van dorre notenschrijverij is geen enkele sprake. Integendeel, niet alleen zijn preludia, maar ook zijn fuga's getuigen van een fonkelende geest en een bekoorlijke verbeelding, zowel in het subtiele als in het energieke. Want let wel: dit is echt schitterende muziek met daarin veel momenten waarvoor een Beethoven zich niet zou hebben hoeven te schamen. Het wemelt van de creatieve en kleurrijke invallen, vooruitstrevende harmonieën en contrastrijke ritmiek, zonder enige inzinking.
Vergeten muziek
Dat Reicha's oeuvre merendeels onaangeroerd onder het stof der eeuwen begraven ligt wordt vanuit zijn riant vormgegeven pianowerken niet verklaard. Zelfs het zeer positieve oordeel van Berlioz heeft daaraan niets kunnen veranderen: 'Il existe plus de cent oeuvres gravées de la composition de Reicha sans compter un grand nombre d'autres, encore manuscrites, et parmi lesquelles plusieurs sont pour l'art de la plus haute importance' (in 'Journal de Débats' van 3 juli 1836). Dat 'grootste belang' heeft zich in de oren van de generaties na hem in ieder geval niet voortgezet, het is als zodanig niet herkend. Daarvan getuigt helaas ook dit tweede album, dat evenals het eerste wordt gesierd door de toevoeging 'premiere recording'. Het zegt genoeg!
Schitterend vervolg
Maar goed dat we Ivan Ilic (14 augustus 1978, Palo Alto, Californië) hebben! Ik kon hem een paar dagen geleden feliciteren met zijn veertigste verjaardag, maar ook met dit schitterende vervolg, dankzij zijn uitzonderlijke technische en muzikale talent. Ilic heeft duidelijk ook grote affiniteit met 'moeilijke' pianostukken. Ik besprak al eerder de hondsmoeilijke Chopin-Études voor de linkerhand van Godowsky (klik hier) en werken van Skrjabin, Cage, Feldman en Wollschleger (klik hier); en natuurlijk het reeds genoemde, eerste Reicha-album, net zo'n fabuleuze herontdekking trouwens als dit nieuwe tweede. Wat toen gold, geldt opnieuw: zijn grote gevoel voor melodische en harmonische ontwikkeling, de zorgvuldige opbouw van frases en dynamiek, de uiterst muzikale accentuering, de zowel intellectuele als expressieve benadering, en niet minder belangrijk zijn rijk geschakeerde kleurenpalet. We hebben met een perfectionist van doen die de muzikaliteit voorrang geeft, een perfecte combinatie die echt tot luisteren dwingt. Op die manier worden 'leerstukken' werkelijk meesterlijk getoonzette voordrachtstukken, winnen ze daardoor nog beduidend aan artistieke betekenis en impact. De piano-opname is weer bijna levensecht gerealiseerd. Het is ditmaal een andere locatie (het eerste album werd opgenomen in Genève) en de 'Tonmeister' is niet Renaud Miller-Lacombe maar Jonathan Cooper, doch Chandos heeft voor een overtuigende integratie gezorgd. Dit belooft een superieure serie te gaan worden!
|
|