CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juli 2025

Dolce concento - Les Italiens à Paris sous Louis XIV

Klik hier voor het inhoudsoverzicht

La Palatine o.l.v. Marie Théoleyre (sopraan) & Guillaume Haldenwang (klavecimbel)
Harmonia Mundi HMN 916120 • 62' •
Opname: nov. 2023, Église protestante allemande, Parijs

 

Dolce Concento, de albumtitel, betekent zoiets als ‘lieflijke samenklank' of ‘lieflijke harmonie'. In de muziek gaat het dan om de welluidende kenmerken ervan. Het zijn eigenschappen die we onverkort terughoren in deze stukken van ‘Les Italiens à Paris sous Louis XIV', ofwel ‘De Italianen in Parijs onder het bewind van Lodewijk XIV', de Zonnekoning (‘le Roi Soleil') die zichzelf als het stralend middelpunt van Frankrijk achtte, zoals de zon als middelpunt van ons zonnestelsel. Van hem is ook de bekende uitspraak: ‘De staat, dat ben ik' (‘L'État, cést moi'). Hij afficheerde zich graag met Apollo, de Griekse god van de zon en de schone kunsten, en zo liet hij zich ook vaak afbeelden op schilderijen en in balletmuziek. De Zonnekoning trad ook op als beschermheer van de muziek, die aan zijn hof een belangrijke rol te vervullen had, met de in Florence als Giovanni Battista geboren Lulli, later Jean-Baptiste Lully (1632-1687) als zijn meest invloedrijke hofcomponist. Er vloeide een groot aantal werken uit zijn creatieve pen, waaronder opera's, balletten en ceremoniële stukken, die niet alleen bij de koning maar ook bij zijn hofhouding en de vele notabelen die eromheen zwermden hoogst werden gewaardeerd. Niet alleen was het prachtige muziek, maar zij straalde ook macht en grootsheid uit, precies zoals de Zonnekoning het wilde hebben. Voorbeelden daarvan zijn het Ballet de la Nuit (1653) waarin de koning werd voorgesteld als de Zon, en het groots aangelegde Te Deum (1677), bedoeld om Gods zegen over de koning en zijn goede werken af te roepen, en de van ceremoniële pracht en praal vervulde Marche pour la Cérémonie des Turcs uit Le Bourgeois gentilhomme (1670). De dag begon voor Louis XIV al met muziek als ritueel, en zo eindigde de dag voor hem ook.

Lully's enorme invloed betekende evenwel niet dat er voor andere componisten aan het hof geen plek zou zijn. Er doemen min of meer bekende namen op, zoals die van Marc-Antoine Charpentier (1643–1704), Michel-Richard de Lalande (1657–1726), Henri Dumont (1610–1684), Étienne Moulinié (1599–ca. 1676), Sébastien de Brossard (1655–1730) en André Campra (1660-1744), al won zijn rol pas ná de dood van Lully aan gewicht, om tegen het einde van het bewind van Louis XIV, in de herfst van 1715, nog verder aan belang toe te nemen. Maar al deze componisten werden ten tijde van Lully door diens invloed geheel en al overschaduwd.

Dat ook Italiaanse componisten een plaats aan het Franse hof was vergund is zo merkwaardig niet. Louis XIV toonde tijdens zijn regeerperiode niet alleen grote belangstelling voor de Franse, maar ook voor de Italiaanse muziek en beeldende kunst. Zo was hij een fervent verzamelaar van schilderijen van Caravaggio en Reni en verstrekte hij meerdere opdrachten aan Bernini.

Over die Italiaanse componisten gaat Dolce concento . Volgens het tekstboekje namen ze zelfs een centrale plaats in het muzikale landschap van zeventiende-eeuwse Frankrijk in, dat met recht als ‘Le Grand Siècle' (‘De Grote Eeuw') wordt aangeduid. Maar dit lijkt me toch iets teveel eer, wat niet wegneemt dat hun belang niet mag worden onderschat.

De samenstellers van Dolce concento hebben met deze uitgave een zeker geslaagde poging gedaan om de ontwikkeling van de Italiaanse muziek in Frankrijk vanaf de kindertijd van de koning tot aan het schemerlicht van zijn regeerperiode opnieuw tot leven te wekken. De vorm ervan is gegoten in drie ‘bedrijven', waarvan het eerste bedrijf zich afspeelt ten tijde van het kerkelijk regiem kardinaal Mazarin (toen nog onder een jonge Louis XIV), de periode ook waarin een ambitieuze jongeman uit Florence ten tonele verschijnt: de reeds genoemde Lully. Dat was in 1646. Lulli was toen 13, Louis XIV 7: kinderen nog. Het tweede bedrijf voert ons naar de jaren 1670, toen componisten uit de zuidelijke gebieden de Alpen overtrokken om hun geluk in Frankrijk te beproeven. Het is in dit tijdvak dat allerlei kunststromingen met elkaar in aanvaring kwamen en waarin we naast Paolo Lorenzani (1640-1713) en Francesco Cavalli (1602–1676) – ik volg hier de toelichting van artistiek leider en klavecinist Guillaume Haldenwang – de sterk uiteenlopende talenten van Theobaldo Di Gatti (ca. 1650-1727), Jean-Baptiste Stuck (1680-1755) en Antonia Bembo (ca. 1640-ca. 1720) ontmoeten. Tot slot dan de derde akte, het stilistisch keerpunt in de idiomatisch naar Arcangelo Corelli (1653-1713) verwijzende muziek van Stuck en Giovanni Antonio Guido (ca. 1675-1729). Beide componisten hadden in die zin een streepje voor dat ze op uitnodiging van Philippe van Orléans, de latere regent, naar Frankrijk waren gekomen.

Maar ook Franse componisten die onder Louis XIV dienden zijn in deze verzameling opgenomen: Michel de la Barre (ca. 1675-1745), tevens een bekwaam fluitist, en de reeds genoemde Campra.

Vanaf de kindertijd van de koning tot aan het schemerlicht van zijn regeerperiode wilden wij – in drie ‘akten' – de evolutie van deze Italiaanse aanwezigheid in Frankrijk opnieuw tot leven brengen. Act I, het eerste deel van het programma, roept het tijdperk van kardinaal Mazarin op, waarin een ambitieuze jongeman uit Florence op het toneel verschijnt: Giovanni Battista Lulli. Het tweede deel voert ons naar de jaren 1670, toen componisten uit het zuiden de Alpen overstaken om hun geluk te beproeven in het koninkrijk Frankrijk. In deze bewogen periode, waarin uiteenlopende esthetica's zich vermengden of botsten, ontmoeten we de sterk uiteenlopende talenten van Gatti, Stuck en Bembo. Ten slotte toont de derde ‘akte' het stilistische keerpunt in de vaak opvallend Corelliaanse werken van Stuck en Guido, beiden uitgenodigd naar Frankrijk door de latere regent, Philippe van Orléans.

Wat dit album zo fascinerend maakt is niet alleen de kwaliteit van de vertolkingen én de opname, maar ook de overzichtelijke kennismaking met een repertoire dat de muzikale smaak van dit zo belangrijke tijdperk niet alleen de muziekgeschiedenis weerspiegelt. Het voorwerk daarvan is echter niet zonder slag of stoot gegaan, want volgens Haldenwang wemelde het in veel bronmateriaal van de fouten die in detail dienden te worden gecorrigeerd om het geschikt te maken voor uitvoering. Soms bleek het zelfs nodig om de middenstemmen opnieuw te componeren en veel ornamentatie toe te voegen.

Na uitputtend onderzoek hebben we uit dit rijke oeuvre niet alleen onze favorieten gekozen, maar ook werken die het unieke karakter van dit repertoire op treffende wijze illustreren. Sommige partituren, in het bijzonder die van Gatti, bleken bijzonder lastig te bewerken vanwege de vele fouten in de bronteksten. We moesten uiterst gedetailleerd corrigeren – soms zelfs de middelste stemmen herschrijven en veel ornamentatie toevoegen – volgens de principes die zijn vastgelegd in Muffats Florilegium Secundum uit 1698.

In het seizoen 2022–2023 heeft het ensemble La Palatine deelgenomen aan het programma Lab'baroque van het Centre de musique baroque de Versailles (CMBV), dat zich richt op het stimuleren en begeleiden van jong baroktalent. Dit heeft mede geleid tot de opname van dit cd-project. Dit waardevolle initiatief heeft zich met het verschijnen van Dolce concento dubbel en dwars uitbetaald.

Het in de historiserende uitvoeringspraktijk gespecialiseerde La Palatine bestaat uit twee violen, altviool, gamba, cello, teorbe, gitaar, harp, klavecimbel en slagwerk. De artistieke leiding is in handen van de sopraan Marie Théoleyre en de reeds genoemde klavecinist Guillaume Haldenwang.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links