CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juli 2012

 

 

Van Gilse: Symfonie nr. 3 (Erhebung)

Aile Asszonyi (sopraan),
Nederlands Symfonie Orkest (Orkest van het Oosten) o.l.v. David Porcelijn

CPO 777 518-2 • 63' •

Opname: juli 2009, Muziekcentrum, Enschede

 

 


Een twintigste-eeuwse romanticus in hart en nieren, dat was de Nederlandse componist Jan Pieter Hendrik van Gilse (Rotterdam 1881-Oegstgeest 1944) (klik hier voor zijn componistenportret). En niet zonder vroeg succes, want terwijl hij nog compositie studeerde aan het Keulse conservatorium viel zijn Eerste symfonie (1901) daar in de prijzen. Zijn Tweede symfonie (1903) ging zelfs in première bij het Concertgebouworkest onder Willem Mengelberg, een eer waar zijn componerende collega Matthijs Vermeulen slechts van mocht dromen. Deze alles en iedereen trotserende muziekcriticus met zijn vlijmscherpe pen, de bedenker ook van oorspronkelijk, maar zeker in die tijd niet of nauwelijks toegankelijk werk keerde Nederland al in 1921 de rug toe om zich in Frankrijk te vestigen, nadat hij voor zijn muziek in ons land geen gewillig oor had gevonden, Mengelberg hem nauwelijks een blik waardig keurde en hem alleen een hopeloze strijd wachtte. Van Gilse had wat dat betreft heel wat meer succes, al werden zijn composities in eigen land wel als te Duits aangemerkt, een kwalificatie die door de Eerste Wereldoorlog uiteraard een extra beladen klank had gekregen.

Na een intermezzo in München vestigde Van Gilse zich in 1916 in ons land. Een jaar later werd hij benoemd tot chef-dirigent van het Utrechts Stedelijk Orkest, dat hij vervolgens tot nog grotere bloei wist te brengen. Zijn voorganger Wouter Hutschenruyter had vanaf 1892 het orkest door de jaren heen met grote voortvarendheid getraind en onder zijn leiding veel werk van Nederlandse componisten uitgevoerd. Zo bezien kwam Van Gilse in een gespreid bedje. In 1923 ging het echter danig mis, toen een ruzie met het Utrechts Dagblad, waarvoor de nog jonge Willem Pijper zijn pittige muziekbijdragen schreef, dusdanig uit de hand liep dat Van Gilse zijn chef-dirigentschap neerlegde en gedesillusioneerd ons land verliet, misschien wel net zo uit het lood als twee jaar eerder Matthijs Vermeulen. Maar tien jaar later was Van Gilse weer terug in Utrecht, nu als de kersverse directeur van het conservatorium.

De componist Jan van Gilse was tevens een uitstekende organisator die voor de bestuurlijke kanten van het Nederlandse componeren baanbrekend werk heeft verricht. In 1911 richtte hij het Genootschap van Nederlandse Componisten (GeNeCo) op en slechts twee jaar later het Bureau voor Muziekauteursrecht, het latere Buma. In 1933 ontstond onder zijn leiding de Stichting Nederlandse Muziekbelangen (veel later zou daaruit de MuziekGroep Nederland ontstaan), stuk voor stuk organisaties waarin de belangen van het Nederlandse componistengilde werden weerspiegeld.

Van Gilses ontwikkeling als dirigent werd in de donkere oorlogsjaren al snel ernstig belemmerd. Zozeer zelfs dat hij al in mei 1941, toen de Duitse bezetter een groot aantal maatregelen tegen de joodse bevolking had aangekondigd, het hopeloze ervan inzag. Hij was nog maar nauwelijks in dienst als dirigent bij de Arnhemse Orkestvereniging toen hij al werd geconfronteerd met de Duitse eis dat alle joodse orkestleden uit het orkest moesten worden verwijderd, een maatregel waartegen Van Gilse zich in eerste instantie heftig wilde verzetten, maar waar hij op aanraden van de joodse musici uiteindelijk vanaf zag. Toen de joden vervolgens de jodenster moesten dragen en zij geen concerten meer mochten bezoeken, was voor Van Gilse de maat vol. Een uitnodiging van het 'jodenvrije' Concertgebouworkest om concerten met eigen muziek te leiden, sloeg hij af. Evenmin had hij er nog trek in om een concert te dirigeren ter ere van Willem Mengelberg. Met de muzikale carrière van Van Gilse was het afgelopen. Hij ging in het verzet.

Er kan geen twijfel over zijn dat met name de laatste oorlogsjaren hem en zijn echtgenote Ada Hooijer hebben geknakt. Op 1 oktober 1943 werd hun jongste zoon Maarten in de duinen van Bloemendaal door de Duitsers gefusilleerd. Niet lang daarna werd hun oudste zoon Janric gepakt en in het voorjaar van 1944 geëxecuteerd. Jan en Ada doken in in mei van dat jaar voor de laatste maal onder, ditmaal bij de componist Rudolf Escher, die met zijn familie eveneens in het verzet zat en onderduikers en verzetsmensen aan onderdak, eten en drinken hielp. Inmiddels al ernstig ziek (hij leed aan kanker) meldde de 63-jarige Van Gilse zich in augustus onder een valse naam in het ziekenhuis, waar hij op 8 september overleed. Vier dagen later werd hij in Oegstgeest onder valse naam begraven, in aanwezigheid van slechts enige getrouwen.

In zijn standaardwerk Nederlandse muziek in de 20-ste eeuw geeft Leo Samama een rake typering van het werk van Van Gilse: zeer lyrisch, gedegen gemaakt, overdadig georkestreerd en soms wat aan de lange kant. Maar hij wees ook de voortreffelijke factuur, de betoverende momenten in vrijwel iedere compositie, al is de muziek van Van Gilse minder oorspronkelijk dan die van bijvoorbeeld zijn tijdgenoot Jan Ingenhoven (hoewel - in de woorden van Samama - daarmee vergeleken wel harmonisch soms boeiender, expressiever). We vinden het allemaal terug in de uit vijf delen bestaande Derde symfonie, met in het derde en in het laatste deel de ingevlochten sopraanpartij met fragmenten uit het Hooglied. De symfonie is opgedragen aan Dina Mollinger-Hooijer, de zus van Ada die getrouwd was met Frits Mollinger, de directeur van de verzekeringsmaatschappij Nationale Nederlanden.
Het werk beleefde op 4 maart 1909 zijn Nederlandse première in het Amsterdamse Concertgebouw, waar Van Gilse zelf aan het roer stond van het Concertgebouworkest. Alida Loman - zij viel op het laatste moment in voor de plotsklaps ziek geworden Aaltje Noordewier-Reddingius - zong bij die gelegenheid de sopraanpartij. Kort daarvoor was het werk de belangrijke Duitse prijs van de Michael-Beer-Stiftung (qua belang te vergelijken met de Prix de Rome) ten deel gevallen en was het voor het eerst in München uitgevoerd.

Zoals de vorige uitgave met de eerste twee symfonieën al liet horen ((klik hier) valt het orkestspel onder de directie van David Porcelijn (een geweldige dirigent!) in de hoogste categorie. Het gloedvolle aandeel van Aile Asszony (ze is van Est-Hongaarse origine) past er - niet in het minst door haar nogal geprononceerde vibrato - uitstekend bij. Het is me niet helemaal duidelijk waarom de toelichting op de symfonie wel in het Nederlands werd afgedrukt, maar de overige teksten (met inbegrip van de liedteksten) alleen in het Engels en Duits. Het glas is in ieder geval halfvol, zal ik maar zeggen. De opname is prachtig!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links