CD-recensie

 

© Kees de Leeuw, april 2009

 

 

Van Gilse: Symfonieën nr. 1-2.

Nederlands Symfonie Orkest (Orkest van het Oosten) o.l.v. David Porcelijn

CPO 777 349-2 • 67' •

 

 

 

 


Er zijn niet veel Nederlandse klassieke musici over wie zoveel geschreven is als over componist en dirigent Jan van Gilse (1881-1944).Musicoloog Hans van Dijk schreef een dissertatie over hem, Jan van Gilse, strijder en idealist. In 2003 verzorgde hij de uitgave van memoires van de musicus, een nogal omvangrijk boekwerk. Veertig jaar hiervoor verscheen al een selectie uit de gedenkschriften, met enig commentaar van zijn weduwe Ada van Gilse-Hooijer: Pijper contra Van Gilse : een rumoerige periode uit het Utrechtse muziekleven. Uit de hier geciteerde titels wordt al duidelijk dat Van Gilse een strijdbaar figuur was, die er ook voor vocht om zijn ideeën en idealen verwezenlijkt te krijgen. In 2008 ging er zelfs een opera van Caroline Ansink over de strijd tussen Van Gilse en Pijper in première. Een interessant man dus om over te schrijven, lezen en zelfs te componeren (klik hier voor het componistenportret).

In de concertzalen lijkt er een bescheiden herwaardering voor Van Gilse te zijn. De Tweede symfonie werd enkele jaren terug zelfs door het KCO gespeeld, de Derde symfonie zeer recent door het Orkest van het Oosten. Ook werden vorig jaar in het Muziekgebouw aan 't IJ de drie orkestliederen op gedichten van Rabindranath Tagores' Gitanjali uitgevoerd. Op het conservatorium van Utrecht stond enkele jaren terug een belangrijk deel van zijn kamermuziek op de lessenaars.

Met de geluidsopnamen van zijn werk, waar maar een deel van uitgeven is, is het minder goed gesteld. Uitgaven op cd door het Muziek Centrum Nederland (vooral de labels Donemus en NM classics) met muziek van Jan van Gilse beperken zich tot een Concertouverture voor orkest en een hele cd met kamermuziek, met onder meer een zeer boeiend nonet. Dan is er nog werk waar zowaar twee opnamen van bestaan, Treurmuziek bij den dood van Uilenspiegel uit de opera Thijl, uitgevoerd door twee grote dirigenten Bernard Haitink en Ed Spanjaard. Eind vorig jaar verscheen nog een dubbel-cd rond het thema sinterklaasliedjes met hierop de variaties van  Jan van Gilse op Zie ginds komt de stoomboot voor piano vierhandig. Het kan zijn dat ik iets vergeten ben, maar ik vrees van niet.

Echter, het label CPO is gestart met een project rond Nederlandse componisten, onder wie Jan van Gilse. Een zeer prijzenswaardig initiatief, hoewel het wellicht wat pijnlijk is dat, ondanks het bestaan van een instelling als de MuziekGroep Nederland, het onze Oosterburen zijn die ervoor zorgen dat we eindelijk de symfonieën van Gilse op cd kunnen beluisteren. Gepland zijn namelijk cd's met zijn vijf symfonieën, waarvan de laatste onvoltooid gebleven is, en de hele opera Thijl.

De muziek van Jan van Gilse wordt veelal geassocieerd met zwaar en Duits, en dit dan vaak in negatieve zin. Namen van componisten die genoemd worden, als bron voor Van Gilse zijn met name Max Reger, Richard Strauss, Richard Wagner en Gustav Mahler. Kortom, een exponent van de late Duitse romantiek. Hoe merkwaardig is het dan te ervaren dat het eerste deel van de Eerste symfonie in F meer doet denken aan Edward Elgar dan aan genoemde Duitsers! Overigens kan Van Gilse niet de twee symfonieën van de Engelsman hebben gebruikt als voorbeeld, simpelweg omdat die toen nog niet geschreven waren. Het grootste deel van de symfonie lijkt eerder haar inspiratie te putten uit Brahms en soms zelfs Mendelssohn, dan uit het genoemde viertal. Het is allemaal degelijk opgezet, maar dit neemt niet weg dat het klinkt als een nogal luchtig werk, dat ver staat van de ernst van Mahler en enkele soms wat saaie en lange composities van Reger. Ja, in het tweede deel, het adagio non troppo, klinkt wel wat Mahler door, maar zeker niet overheersend.

In elk geval krijgt de luisteraar een heel andere indruk van het werk van Jan van Gilse dan hij waarschijnlijk vooraf had. Voor mij gold dat in elk geval zeker. Helemaal geen zware Duitse kost! Het werk is veel origineler en meer verfrissend dan van een man van rond de 20 jaar verwacht zou kunnen worden. De symfonie werd al tijdens de Prűfungskonzerte op het conservatorium in Keulen, waar Van Gilse op dat moment studeerde, uitgevoerd. Eind 1902 ontving hij er zelfs een prijs voor, een studiebeurs voor 2 jaar, toegekend door de Verein Beethovenhaus in Bonn.

De Tweede symfonie in Es werd gecomponeerd tijdens zijn studie in Berlijn bij Engelbert Humperdinck. Van Gilse was hier pas sinds kort student, na een gedwongen vertrek van het conservatorium in Keulen. Het driedelige werk duurt met zijn 33 minuten even lang als de vierdelige Eerste symfonie. De compositie werd voltooid in 1902-03. Het Concertgebouworkest voerde het in 1904 onder Mengelberg meer dan eens uit. Later dirigeerde de componist zelf zijn Tweede symfonie. Als zijn concertprogramma's bekeken worden blijkt het dat het juist deze symfonie was die hij, wat betreft zijn eigen werk, het meest gedirigeerd heeft.

In het tekstboekje van de cd wordt gememoreerd dat Van Gilse in 1902 in Krefeld zeer onder de indruk was geraakt van de Derde symfonie van Gustav Mahler, waar hij naast de concertuitvoering ook repetities bijwoonde. Toch is het te gemakkelijk om deze symfonie van Van Gilse direct met Mahler te associëren. Zeker is wel dat het lijden zoals bij Mahler lijkt te horen ook in het werk van Van Gilse doorgedrongen is. Was de Eerste symfonie nog erg lichtvoetig, het nieuwe werk is veel ernstiger en het lijkt alsof Jan van Gilse niet alleen volgens de kalender volwassen geworden is, maar ook in zijn componeren. Zou het overlijden van de hem zo goed gezinde Keulse directeur van het plaatselijke conservatorium, Franz Wűllner en het gedwongen vertrek uit deze Duitse plaats na een reeks onverkwikkelijk incidenten waarbij de componist zelf feitelijk weinig mee te maken had, hem volwassen hebben gemaakt?  

De symfonie begint somber, en herinnert aan de openingsmaten van de zesde symfonie van Tchaikovsky. In het eerste deel is, weliswaar niet altijd erg duidelijk, de stem van de Rus vaker te horen. De grootste invloed in het gehele werk lijkt afkomstig van Richard Strauss, Wagner, Reger, Bruckner en Mahler. In tegenstelling tot de Eerste symfonie dus toch een werk waaruit duidelijk het Duitse karakter van Van Gilse's muziek spreekt. Vooral in harmonisch en melodisch opzicht blijkt hun sterke invloed. Wat sterk aan Mahler herinnert zijn koperfanfares en de climax aan het eind van de symfonie, waarbij overigens niet vergeten mag worden dat het oeuvre van Mahler nog niet voltooid was en ook nog geen gemeengoed in de concertzalen was. Ook voor Jan van Gilse die geen persoonlijk contact had met Mahler waren de mogelijkheden dus beperkt om de muziek van de Oostenrijker tot zich te nemen. Wel gaf de jonge componist toe dat hij zich sterk geïnspireerd voelde door Mahler, meer dan door Wagner, ook  al 'götterdämmert' Van Gilse met name in de beide hoekdelen, aldus een toenmalige recensent. Van Gilse toonde zich sterk in de orkestratie en in afwisseling. Het middendeel is tamelijk onverwacht elegant en speels. Hier komt de Eerste symfonie van Jan van Gilse weer levendig in de herinnering. Al met al, ondanks de sterke invloeden van rijpere vakgenoten toch een heel interessant werk om te beluisteren.  

Het Nederlands Symfonie Orkest, zoals het orkest genoemd wordt door platenmaatschappij CPO blijkt het Orkest van het Oosten te zijn. Het wordt geleid door David Porcelijn, die voor het platenlabel ook al diverse fraaie opnamen van het werk van Julius Röntgen maakte. Er zijn misschien orkesten en dirigenten die het in theorie beter zouden kunnen, maar met deze toewijding, passie en geloof in de muziek zijn de musici van het  Orkest van het Oosten en Porcelijn nauwelijks of niet te overtreffen.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links