CD-recensie

 

© Aart van der Wal, augustus 2021

Bruckner: Symfonie nr. 8 in c, WAB 108 (Haas-editie)

Wiener Philharmoniker o.l.v. Christian Thielemann
Sony 129439786582 • 82' •
Live-opname: okt. 2019, Gouden Zaal, Musikverein, Wenen

Bruckner: Symfonie nr. 3 in d, WAB 103 (Nowak-editie)
Wiener Philharmoniker o.l.v. Christian Thielemann
Sony 19439861382 • 61' •
Live-opname: nov. 2020, Gouden Zaal, Musikverein, Wenen

 


Christian Thielemann als Bruckner-dirigent: het is een vertrouwd beeld dat ongeveer teruggaat naar de periode 2004-2011, toen als ‘Musikdirektor' van de Münchner Philharmoniker, het orkest overigens waarmee Sergiu Celibidache met ‘zijn' Bruckner ware triomfen vierde. Daarna volgde de overstap naar de Sächsische Staatskapelle Dresden, ook al zo'n eminent Bruckner-orkest, waarover hij tot de zomer van 2024 de scepter zwaait. Ook daar staat Bruckner uiteraard regelmatig op het programma en verschenen er meerdere opnamen, zowel op cd als dvd. Maarten Brandt besprak in april 2016 de Negende in de volkomen achterhaalde editie van Alfred Orel (klik hier) en Siebe Riedstra besprak in juni 2017 hier de Vierde.

In de Achtste bedient Thielemann zich van de onmogelijke Haas-editie die nog thuishoort in de inmiddels (stok)oude ‘Gesamtausgabe', voor het eerst verschenen in 1939 als studiepartituur van de tweede versie, gevolgd door een herdruk in 1949 door Bruckner Verlag in Wiesbaden. De door Josef Schalk aangebrachte coupures waren - na bijna een halve eeuw! - daarmee gelukkig weer ongedaan gemaakt. Bovendien was Haas er veel aan gelegen 'um den echten Sinn und Klang wiederherzustellen', wat tevens het teruggrijpen op niet alleen Bruckners autograaf van de eerste versie, maar ook de eerste druk impliceerde. Het resultaat van al die inspanningen was helaas echter een mix van beide versies, door Haas daardoor ten onrechte aangeduid met 'Originalfassung'. Het was deze gemankeerde Haas-versie die jarenlang desondanks een dominante rol in het concertbedrijf zou vervullen omdat veel dirigenten - en zeker niet de minste, met onder meer Wilhelm Furtwängler en Eduard van Beinum, en later Bernard Haitink en zelfs Yannick Nézet-Séguin - deze omarmden. Het kan niet vaak genoeg worden gezegd: ten onrechte, want deze 'Originalfassung' stamt als zodanig niet van Bruckner. Riccardo Chailly, de toenmalige chef-dirigent van het Concertgebouworkest en opvolger van Haitink, maakte er terecht korte metten mee. Haitink volgde pas veel later - mede op 'aandringen van Cornelis van Zwol - en dirigeerde voortaan uitsluitend nog de Nowak-editie. Niet Thielemann dus: hij blijft zich onverminderd aan de achterhaalde Haas-versie vastklampen; zoals hij dat ook doet met de eveneens niet vrij van smetten zijnde Orel-editie van de Negende.

Wat betreft de Derde symfonie is er gelukkig met de door Thielemann gekozen Nowak-editie niets mis. Deze verscheen in 1981 in het kader van de toen (nog) nieuwe ‘Gesamtausgabe' en heeft betrekking op de versie uit 1876/77 (waarin o.a. de coda in het scherzo weer in de oude luister is hersteld). Het is deze editie die door verschillende dirigenten terecht tot 'standaardmodel' is gekozen.

Thielemann heeft zich door de jaren heen ontpopt als een uitstekende Bruckner-dirigent (geen enkele twijfel erover: Bruckner dirigeren is echt een vak apart), maar wat hem veelal ontbreekt is engagement. Het is er allemaal wel, maar het is het toch weer net niet, want het heilig vuur ontbreekt. Ik weet het, het klinkt nogal rudimentair, maar soms zijn de dingen heel simpel: zo onderga ik het en dat heeft niets te maken met de gekozen editie of versie. Het zijn typisch van die vooral voorspelbare, tamelijk routineuze, meer vanuit berekening dan spiritualiteit geleide uitvoeringen die na eenmaal beluisteren voorgoed kunnen worden opgeborgen. Hoe het beter kan bewijst, om het bij een dirigent van Thielemanns generatie te laten, Andris Nelsons, met het fenomenaal spelende Gewandhausorchester Leipzig (dat echt echt niet onderdoet voor de Wiener Philharmoniker, laat dat vooral hier gezegd zijn voordat onze Britse vrienden weer gaan zeuren over 'het beste orkest ter wereld'). U vindt daarover zo het een en ander op onze site.

Tot slot de beide opnamen, want gezegd moet worden dat die meer dan voortreffelijk zijn. De locatie is op zich al ‘goud': de Gouden Zaal van de Weense Musikverein. Zonder publiek nogal wispelturig, maar de meeste opnametechnici weten daar uitstekend raad mee en zo ook hier.

Ga ik de gehele serie bespreken? In geen geval. Ten eerste is Sony Music ons door onze kritische en onafhankelijke houding al jaren niet welgezind waardoor we van recensie-exemplaren verstoken blijven (minder erg dan het lijkt, want het label brengt doorgaans weinig interessant nieuwe materiaal uit en albums van Igor Levit koop ik gráág). Ten tweede is Thielemanns Bruckner voor een dergelijk luister- en schrijfproject niet interessant genoeg en een eigen investering bovendien niet waard. Daarmee zult u het dus wat mij betreft moeten doen.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links