CD-recensie
© Aart van der Wal, juli 2012
|
Britten: Serenade op. 31 (voor tenor, hoorn en strijkorkest) - Nocturne o;. 60 (voor tenor, zeven obbligato-instrumenten en strijkorkest) Finzi: Dies Natalis op. 8 Mark Padmore (tenor), Stephen Bell (hoorn), Britten Sinfonia o.l.v. Jacqueline Shave Harmonia Mundi HMU 807552 • 79' • (sacd) Opname: februari 2011, Air Studios, Lyndhurst Hall, Londen De Engelse tenor Mark Padmore (1961) heeft al meerdere werken van Benjamin Britten (1913-1976) op cd gezet, waaronder de 'Holy Sonnets of John Donne', 'Who are these Children', de 'Hölderlin fragments', 'Michelangelo Sonnets', 'The Poet's Echo', 'Um Mitternacht' en Franse volksliedbewerkingen. In december 2010 sprak ik met hem in Rotterdam, kort voor zijn Schumann-liedrecital met de pianist Krystian Bezuidenhout (klik hier). We hadden het onder meer over imitatie en beperkingen. Wat het laatste betreft was er zijn spontane 'bekentenis' dat hij zich duidelijk beperkt voelde in zijn klankkleurmogelijkheden en daarom heldenrollen in Verdi, Puccini en Wagner links liet liggen. Nog belangrijker was het doel dat hij zich voortdurend voor ogen hield: dat het om het repertoire gaat en niet om zijn rol als zanger. Of anders gezegd: eerst de muziek dan de interpreet: “People should rather listen to the song instead of to the singer.” Maar ook: “There has always been the tendency not to bring individual variety to the songs, in the sense of their strong variety in terms of text and musical scope, but to imitate other interpreters. There is imitation, no question about it. I, for myself, vividly remember an early lesson. I think it was at recording the Weihnachtsoratorium with Harry Christophers. It happened to be one of the first major records I took part in. When I was listening to the playbacks and felt very disappointed what I sounded like. I suddenly realised that I sounded like Anthony Rolfe-Johnson. It was his sound I had aimed to, without knowing that I did so. Finally I reached the point in my career that I loved the sound that I had, although I know my limitations and still need to take lessons to improve what I’m doing.” Zijn verwijzing naar zijn vroegere collega Anthony Rolfe-Johnson (1940-2010) deed me besluiten om diens vertolking van Brittens Serenade op. 31 op het Chandos-label er weer eens bij te pakken, gevolgd door de Nocturne op. 60 op Hyperion. Vergeleken met Padmore blijkt Rolfe-Johnson 'a world apart', maar dat geldt evengoed voor de combinatie Peter Pears-Benjamin Britten (BBC en Decca). Padmore's Britten is qua vocalistiek lichter van toets, maar evenals zijn twee grote voorgangers heeft hij zich de tekst zo eigen gemaakt dat iedere syllabele is doordesemd van de expressieve betekenis ervan. Het pakt precies zo uit zoals hij het in december 2010 tegen mij zei: “To bring individual variety to the songs, in the sense of their strong variety in terms of text and musical scope.” Dat hij in de puur technische kwaliteiten van Rolfe-Johnson toen zijn meerdere moet erkennen legt hier absoluut geen gewicht in de schaal: wat doorslaggevend is, is zijn focus op de samenhang tussen tekst en muziek: Padmores interpretatie is beeldend en fascinerend tegelijk van begin tot eind. index |