![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, juni 2010
|
||
Bach: Goldberg-variaties BWV 988. Benjamin-Joseph Steens (klavichord). EPR Classic EPRC 007 • 68' • http://indianapublicmedia.org/harmonia Kan dat? Bachs Goldberg-variaties op klavichord? Ach, op welk instrument kan het eigenlijk niet? Op de piano, het orgel, de accordeon, misschien zelfs op twee of drie harmonica's (het is immers een meerstemmig werk!) violen, hobo's of door een heus koperensemble (vooral de Duitsers schijnen daarin erg goed te zijn). Laat ik de geschiedenis rond het ontstaan van Bachs Goldberg-variaties nog maar eens oprakelen. De variaties vormen het slot van de vierdelige Clavier-Übung en werd in de herfst van 1741 in Neurenberg gepubliceerd. In de openingsaria wordt het thema van tweeëndertig maten in de ostinato-bas geïntroduceerd, waaruit zich dan de daarop volgende dertig variaties ontwikkelen, waarna het grootse variatiewerk wordt afgesloten met de herhaling van de openingsaria. De aria komt overeen met Händels Chaconne avec 62 variations HWV 442 uit 1703/06, in 1733 uitgegeven als deel van de Suite de Pièces pour le clavecin. Bach moet daarvan op de hoogte zijn geweest want de Chaconne was al in 1732 los gepubliceerd door de Amsterdamse muziekuitgever Witvogel, die Bach als zijn Duitse agent had aangesteld. Uit de aankondiging van de uitgave Compositioni musicali per il Cembalo (1733/36) door de Duits-Nederlandse klavecinist Conrad Friedrich Hurlebusch blijkt bovendien dat Händels Chaconne avec 62 variations verkrijgbaar was bij 'kapelmeester Bach van de Thomasschool in Leipzig'. Volgens Bach-biograaf Christoph Wolff doet het er weinig toe of Bach nu de door Witvogel verzorgde of de Londense uitgave onder ogen heeft gehad. De eenvoudige tweestemmige canon in de slotvariatie moet Bach zeker zijn opgevallen (evenals, zoals Wolf fijntjes opmerkt, de 'zwakke plekken in het contrapunt'). Slechts één blik op Händels traditionele ostinato-schema van acht noten moet in Bach de enorme mogelijkheden ervan hebben wakker geschud. Händels thema leidde tot de Veertien canons BWV 1087, die later werden toegevoegd aan het vierde deel van de Clavier-Übung, dus de Goldberg-variaties. Wolf maakt duidelijk dat Bach Händels acht noten noch de canonvorm als uitgangspunt voor het variatiewerk toereikend vond en dat hij om die reden besloot om de oorspronkelijke ostinato-bas dusdanig uit te breiden dat die harmonisch steun kon geven aan de melodie van de aria, de ruggengraat van de variatiecyclus. Bach verdeelde de canondelen systematisch maar zo onopvallend mogelijk over het geheel, duidelijk met de bedoeling om in de waarneming van speler en luisteraar het verschil tussen canonisch en niet-canonisch contrapunt zoveel mogelijk weg te werken. Het bleek een schitterende verwezenlijking van Bachs ideaal dat doorwrochtheid en natuurlijkheid elkaar niet in de weg hoeven te zitten. De Goldberg-variaties vallen in twee delen uiteen, gescheiden door een ouverture. De variaties binnen het concept worden gemarkeerd door canons waarmee elk der tien secties van drie stukken wordt afgesloten. Die canons vertonen telkens een grotere interval bij de imitatie-inzetten, van prime tot none, uitmondend in het contrapuntisch hoogtepunt, het quodlibet, met zijn prachtige combinatie van kleurrijke melodieën. Aldus Christoph Wolff. In de toelichting in het cd-boekje wordt weer de 'ontroerende ontstaansgeschiedenis, het muzikale tijdverdrijf tijdens de lange slapeloze nachten van graaf Keyserling' ten tonele gevoerd. Het is de blijkbaar onuitroeibare anekdote die de eerste Bachbiograaf, Johann Nicolaus Forkel (1749-1818) in het leven riep. Volgens Forkel zou het variatiewerk in 1741 zijn besteld door graaf Hermann Carl von Keyserlingk (overigens de enig juiste spelling en dus niet, zoals we zo vaak tegenkomen, Keyserling, zonder k op het eind), de voormalige Russische vertegenwoordiger aan het Saksische hof in Dresden. De aan slapeloze nachten lijdende gezant zou zich dan - om de tijd door te komen - het werk door zijn huisklavecinist Johann Gottlieb Goldberg laten voorspelen. De muziek moest enerzijds zacht, maar anderzijds levendig zijn. Wolff was niet de eerste die met deze amusante geschiedenis korte metten heeft gemaakt. Er lag immers geen enkele concrete opdracht van Keyserlingk voor (zoals het protocol toen vereiste, terwijl er daarnaast geen sprake is van een 'Widmung' van Bach aan Keyserlinghk) en aangezien Goldberg in 1741 pas veertien jaar oud was sluit dit vrijwel uit dat het zo is gelopen zoals Forkel ons wilde doen geloven. Het kan niet anders dan dat de Goldberg-variaties (die titel is dus uiteraard niet van Bach zelf afkomstig) bedoeld waren als de kroon op de Clavier-Übung. Hoe betitelde Bach het werk eigenlijk zelf?
Dat het werk ook op het klavichord uitstekend gedijt zal geen verwondering wekken. Het instrument komt voort uit het monochord, een eensnarig instrument dat wordt toegeschreven aan Pythagoras en daarmee het oudste bekende klavierinstrument is. Aan het einde van de veertiende eeuw is het klavichord een klein, rechthoekig koffertje met een uitstulpend klavier dat onder de arm kan worden meegenomen. Het deed vooral dienst ter begeleiding van de zangstem. In het boekje (gelukkig ook in het Nederlands, of beter Vlaams) zijn wetenswaardigheden over het klavichord opgenomen. Door het uiterst eenvoudige mechaniek raken de vingers (van de bespeler) bijna de snaren. De tangent - een metalen plaatje dat tegen de snaren slaat - een dubbele functie: het laat niet alleen de metalen snaren trillen, maar het bepaalt tevens de lengte van de trilling doordat een snarenpaar door meerdere tangenten kan worden aangeslagen (het zogenaamde 'gebonden' klavichord). Als de tangent de snaar raakt, verdeelt hij die in twee delen. Het rechterdeel raakt in trilling, maar het linkerdeel wordt afgedempt door een reep vilt die links door de snaren is gevlochten. Laat de speler de toets los, dan komt de tangent los van de snaar. Deze is niet langer in tweeën verdeeld, de reep vilt dempt de gehele snaar, en de toon houdt op met klinken. Wanneer de toets is neergedrukt en de toon klinkt, is het mogelijk, door de vingerdruk te variëren, de toon te beïnvloeden. Daarmee kan een geoefend speler de Bebung of portato-effect ( trägen der Töne) realiseren, een effect dat in de late achttiende eeuw populair was en noch op een klavecimbel, noch op een fortepiano mogelijk is. Dat maakt klavichord dus uniek. In de achttiende eeuw bereikte de bouw van het klavichord een hoogtepunt: het klavier bevindt zich nu in een kast, het telt maximaal vijf octaven en het is veelal zo geconstrueerd dat er een of meerdere palen aan kunnen worden toegevoegd. Naast het gebonden klavichord, waarbij verschillende toetsen een snaar delen, komt in die tijd ook het 'vrije' of 'ongebonden' klavichord op, waarbij iedere toets één enkele snaar in trilling brengt en daardoor meer gedurfde modulaties mogelijk worden. Het klavichord is lichter, handzamer en aanmerkelijk goedkoper dan het klavecimbel. Carl Philipp Emanuel Bach (1714-1788) componeerde zelfs geheel nieuw repertoire voor het instrument dat in die tijd bekend stond om zijn vele expressieve mogelijkheden. Op het titelblad van de Goldberg-variaties staat het heel explicitiet: vors Clavecimbal mit 2 Manualen. Waarom het werk dan toch uitgevoerd op een klavichord? In het boekje levert Laetitia Steens-Vauxion de argumentatie: dat het klavichord het meest verspreide klavierinstrument was in Duitse huiselijke kringen en dat volgens Forkel het klavichord het meest geliefde instrument van de familie Bach was (Forkel kon dat uit eerste hand hebben opgetekend, want hij kreeg les van Wilhelm Friedemann en Christoph Philipp Emanuel Bach). Bovendien was het klavichord het best geëigende studie-instrument en het meest geschikt voor een kleine ruimte. Dat klinkt plausibeler dan de verwijzing naar de dynamische aanduidingen die in afschriften van Bachs Chromatische fantasie BWV 903 te vinden zijn en die de uitvoering van het werk op een klavichord zouden kunnen rechtvaardigen. Hier legt Laetitia de mijns inziens niet bestaande link tussen de klaviertechniek van de Goldberg-variaties en die van de Chromatische fantasie. Ten eerste is de Chromatische fantasie een ander werk dan de Goldberg-variaties en ten tweede zijn die aanduidingen geen enkel bewijs voor het gebruik van het klavichord in de Chromatische fantasie. Maar Laetitia gaat zelfs nog een stap verder door F.C. Griepenkerl, een leerling van Forkel, ten tonele te voeren, en alleen maar omdat die in 1819 een voorwoord schreef bij de uitgave van die Chromatische fantasie en daarin de gehele klaviertechniek van Bach beschreef. Dat is bijna tachtig jaar na het ontstaan van de Goldberg-variaties! Maar er is nog een argument dat Laetitia aandraagt: dat "het het grote palet aan klankkleuren is dat overtuigen wil" en dat er het schitterende instrument is dat is gebouwd door Joris Potvlieghe, naar achttiende-eeuwse modellen en waarop Benjamin-Joseph Steens reeds sinds zijn jeugd speelt. Alles bij elkaar genomen lijkt het een nogal magere rechtvaardiging voor het simpele feit dat Bach precies aangaf waarvoor hij zijn Goldberg-variaties schreef: vors Clavecimbal mit 2 Manualen. Punt uit. Dat betekent niet dat het werk dan niet op een klavichord mag worden gespeeld, maar gebruik dan geen gekunstelde argumenten die deze keus moeten rechtvaardigen. Benjamin-Joseph Steens is een geweldige organist (klik hier voor de recensie), die ook binnen de beperkte ruimte van het klavichord een meesterlijke vertolking van de Goldberg-variaties ten beste geeft. Hij laat inderdaad horen dat het instrument over zeer ruime expressieve mogelijkheden beschikt, die hij bovendien optimaal weet uit te buiten. Dat neemt niet weg dat het klavecimbel mijn voorkeur heeft, al is het alleen maar vanwege de klankrijke grandeur die het intiem klinkende klavichord nu eenmaal van nature niet beschoren is. Heel handig is track 33, een referentie-track die uitsluitend dient om thuis het juiste geluidsniveau in te stellen. Het klavichord is immers een 'stil' instrument, waardoor het afluisteren op een te hoog niveau op de loer ligt. Het werkt heel simpel: u draait eerst de volumeregelaar van uw installatie helemaal dicht en vervolgens weer langzaam open, tot het niveau dat het geluidsfragment net hoorbaar wordt. Dat is dan tevens het juiste geluidsniveau waarop de cd dient te worden afgespeeld. De opname, gemaakt in februari 2009 in de Villa Les Pommiers in het Belgische Freyr, is bijzonder goed geslaagd. Op het juist niveau ingesteld is de afbeelding van het instrument zonder meer natuurgetrouw. index |
||