CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juli 2023

Johann Sebastian Bach - The Complete Works for Keyboard 8 - Köthen 1717-1723 - For Maria Barbara

Klik hier voor de inhoudsopgave

Benjamin Alard (clavichord en klavecimbel)
Harmonia Mundi HMM 902469.71 • 3.24' • (3 cd's)
Opname: juni 2021, Provins (F) & dec. 2021, Studio Libretto, Antony (F)

   

Deel 8 in een lange reeks vormt opnieuw de bevestiging dat Benjamin Alard een waar fenomeen is, waarbij zijn vertolkingskunst én instrumentkeuze bovendien blijk gevent van een diepgaand inzicht in de historiserende uitvoeringspraktijk. We zijn dus met Alard op de top van de Parnassus gearriveerd, de Parnassus die in dit geval Bach heet welteverstaan.

Alard heeft dit programma met werken uit Bachs Köthense periode op de tweede en derde cd afgewisseld met preludes uit L'Art de toucher le clavecin van tijdgenoot François Couperin, al hebben we het dan over slechts een bescheiden aantal: niet meer dan vier. Toch heeft dit een positief effect (al zou ik het misschien liever 'affect' noemen).

Köthen was en is nog steeds een oeirsaai provinciestadje, maar wat er wél was: de muzikaal tot de tanden gewapende hofkapel dat de muzikale vorst Leopold van Anhalt-Köthen (1694-1728).

Toen Bach er in 1713 als kapelmeester aantrad telde het ensemble zestien leden. En anders dan in Weimar, Bachs vorige betrekking, speelde religieuze muziek niet of nauwelijks een rol, waardoor de kapel de handen vrij had (aan kerkdiensten hoefde het niet mee te werken). Op ander vlak bestond er evenmin een vaste 'dienstregeling'. Het moet Bach zeer aangesproken hebben; zoals Christoph Wolff het in zijn Bach-biografie omschreef: 'als een virtuoos onder de virtuozen'.

De kern van het ensemble bestond uit acht werkelijk briljante musici, waarvan er vijf een solistische rol hadden vervuld in de Pruisische, in 1713 ontbonden hofkapel, een instituut van naam en faam. De overige drie musiceerden op vergelijkbaar hoog niveau. Ook in hun vrije tijd moet het een hecht gezelschap zijn geweest, want in dat kleine stadje woonde men vlakbij elkaar en kwam men elkaar ook bij andere gelegenheden regelmatig tegen. Met sommige leden ontwikkelde Bach een hechte vriendschap. Maar misschien voor ons wel het belangrijkste: het geheel stimuleerde Bach tot het componeren van een groot aantal schitterende werken, zowel vocaal (cantates) als instrumentaal, waaronder natuurlijk de zes Brandenburgse Concerten. Waarbij moet worden aangetekend dat door de jaren heen er wel personeelswisselingen (door ziekte, overlijden, vertrek) waren, maar dat dit geen gevolgen had voor de kwaliteit van het musiceren, terwijl de omvang van de kapel in die tijd niet wezenlijk veranderde. Naast trompettisten en paukenist waren er nog minstens vijf tutti-spelers (waarvan er één de orkestpartijen uitschreef of kopieerde). Ten minste drie orkestleden componeerden ook: concertmeester Joseph Spieß, fluitist Johann Heinrich Freitag en de organist Christian Ernst. Bach zal zeker ook regelmatig een blik in de uitgebreide muziekbibliotheek van Leopold hebben geworpen en daarin ware schatten uit verschillende stijlperioden hebben ontdekt.

Het gehele zin van Bach verhuisde mee naar Köthen: echtgenote Maria Barbara en de vier kinderen (Catherina Dorothea, Wilhelm Friedemann, Carl Philipp Emanuel en Johann Gottfried Bernhard). Weimar, waar Bach werkzaam was geweest als hoforganist en Konzertmeister, lag achter hen . Aan het hof van prins Leopold in Köthen wachtte een riante aanstelling, het salaris bedroeg niet minder dan 400 gulden, wat overeenkwam met dat van de hofmaarschalk, Gottlob von Nostitz. Dat was wel even wat anders dan de ondergeschikte en slecht betaalde positie in Weimar, waar hij tevergeefs had uitgezien naar de positie van Erste Kapellmeister.

Het slot in Köthen

Bach viel als het ware met zijn neus in de boter. De jonge en dynamische Leopold (hij was toen rond de twintig) had niet alleen een open oog en oor voor muziek, maar had - evenals het merendeel van zijn familie - ook een open en vooral tolerante blik op de wereld. Van gereformeerde gezindte en daarmee aanhanger van de geloofsleer van de Zwitserse theoloog Johannes Calvijn, was de goed ontwikkelde en belezen prins geen openlijk fervente tegenstander van het lutheranisme en hij was er de man niet naar om de scherpe tegenstellingen tussen de gereformeerden en lutheranen aan te wakkeren (Leopolds moeder, Gisela Agnes von Rath, was protestant en het zal geen verbazing wekken dat in Köthen ook een protestantse kerk te vinden was.) De vorstelijke levensgenieter bekwaamde zich liever op de viool en het klavecimbel en gaf Bach in muzikaal opzicht zeven jaar lang alle ruimte, wat door de componist ook zeer werd gewaardeerd: "Daselbst hatte einen gnädigen und Music so wohl liebenden als kennenden Fürsten; bey welchem auch vermeinete meine Lebenszeit zu beschließen" (in een brief uit 1730 aan zijn jeugdvriend Georg Erdmann). Geen wonder dus dat de uitgesproken lutherse Bach en de niet minder uitgesproken calvinistische Leopold konden het uitstekend met elkaar vinden.

Vanuit Köthen ondernam de reislustige Bach herhaaldelijk uitstapjes, o.a. naar Leipzig, Karlsbad en Berlijn. Hij vergezelde ook vaak zijn broodheer op diens reizen en hij liet zich zijn nieuwe en zeker belangrijke status goed smaken. Op 11 november 1718 is er ook blijdschap in huize Bach, als Leopold Augustus wordt geboren, maar die vreugde was van korte duur, want reeds in september 1719 overleed de kleine telg. Nog geen jaar later, in de zomer van 1720, keerde Bach terug van een verblijf met Leopold in de kuurstad Karlsbad en bereikte hem de treurige boodschap dat zijn vrouw, Maria Barbara, tijdens zijn afwezigheid was gestorven en op 17 juli reeds op het kerkhof van Köthen was begraven (het graf is overigens niet teruggevonden). Maar ook in Weimar had Bach een groot verlies te dragen gehad, nadat de tweeling, Johann Christoph en Maria Sophia, kort na hun geboorte, in februari en maart 1713, waren overleden. Bach was met de dood vertrouwd geraakt.

Slotkapel met orgel

Ook nadat Bach in 1723 naar Leipzig was vertrokken om daar de positie van Thomascantor te gaan bekleden, bleef hij prins Leopold en Köthen trouw. Bach componeerde in Leipzig ieder jaar een cantate voor de geboortedag van de prins en hij behield de titel Hochfürstlich Anhalt-Cöthenischer Capellmeister. Hij keerde er driemaal terug, voor het laatst in maart 1729, om met de door hem gecomponeerde treurmuziek 'Klagt, Kinder, klagt es aller Welt' BWV 244a in de St. Jakobskerk de gestorven Leopold (34) passend uitgeleide te doen. Bach dirigeerde, zijn tweede vrouw Anna Magdalena (Wilcke), was een van de vocalisten en zijn zoon Wilhelm Friedemann speelde de continuo-partij.

De titel van dit deel 8 verwijst naar Bachs echtgenote ('for Maria Barbara'), maar dat is vanuit historisch perspectief misleidend, want uit niets blijkt dat Bach deze stukken speciaal of uitsluitend voor haar schreef. Het mag dan misschien voor de hand liggen, zekerheid ervoor bestaat niet; en dat is toch waar historici altijd naar op zoek zijn. Van veel belang is het evenwel niet, en zeker niet afgezet tegen deze formidabele en bovendien uitstekend opgenomen vertolkingen van de inventies, sinfonia's, suites en transcripties op twee prachtige instrumenten (u vindt de gegevens daarvan eveneens in de inhoudsopgave)..

________________
Zie ook: Bach en Slot Köthen


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links