CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juli 2006

 

 

Bach: Cantates "Wie schön leuchtet der Morgenstern" BWV 1 - "Jesus nahm zu sich die Zwölfe" BWV 22 - "Du wahrer Gott und Davids Sohn" BWV 23 - "Widerstehe doch der Sünde" BWV 54 - "Herr Jesu Christ, wahr' Mensch und Gott" BWV 127 - "Sehet! Wir gehn hinauf gen Jerusalem" BWV 159

Ruth Holton (sopraan), Claudia Schubert en Nathalie Stutzmann (alt), James Oxley en James Gilchrist (tenor), Peter Harvey (bas), The Monteverdi Choir, The English Baroque Soloists o.l.v. John Eliot Gardiner

SDG 118 • 75' + 61' • (2 cd's)


Gardiners integrale cantateproject ging officieel van start in 2000, toen wereldwijd het 250ste sterfjaar van de grote Thomascantor werd herdacht. Er kwam echter een onverwachte kink in de kabel toen het platenlabel waarmee Gardiner al meer dan twee decennia verbonden was, er plotsklaps de brui aangaf. Het 'zilveren label', Archiv Produktion, durfde in de sterk afkalvende cd-markt het commerciële risico van een dergelijk groot project niet (meer) aan en liet Gardiner cum suis vervolgens met de brokken zitten.
Ton Koopman overkwam hetzelfde: hij werd door Warner Classics (het Erato-label in de steek gelaten: na zo'n zeven jaar lotsverbondenheid arriveerde bij Koopman thuis een kort faxbericht van Warner: "Ton, we houden van je, maar we stoppen met de cantates." Tel uit je winst, of eerder, je verlies.

Koopman besloot met behulp van een tweede hypotheek op zijn huis en een aantal financiers om het gestrande project alsnog voor eigen risico voort te zetten. Goed voorbeeld doet goed volgen, want ook Gardiner waagde zich aan een soortgelijk avontuur, waarbij mevrouw Gardiner vanachter haar bureau op zoek ging naar de mecenassen en notabelen die het cantateproject wilden ondersteunen. Om de gedachte wat dat betreft te bepalen: Bach heeft voldoende cantates achtergelaten om daarmee minstens 60 cd's te vullen.
De Gardiners kreeg een behoorlijk aantal sponsors op de been, waaronder zelfs ons eigen PGGM Pensioenfonds, maar hij wist ook een naam van gewicht, prins Charles, als 'patron' voor zijn project te strikken. Kortom, de financiële en publicitaire uitgangspunten voor een dergelijk immense onderneming waren gecreëerd om Sir Eliot goedgeluimd en voortvarend van start te laten gaan.

In tegenstelling tot Koopman koos Gardiner voor een op live-concerten gestoelde 'pelgrimage' die op cd werd vereeuwigd. Minder risicovol dankzij de recettes van de concerten, maar daardoor mogelijk ook onevenwichtiger door de vele verschillende opnamelocaties. Koopman koos voor meer risico, maar daarmee tevens voor meer consistentie: het merendeel van de Bach-cantates, zo niet alle, worden vastgelegd in de Waalse Kerk in Amsterdam

Koopman had voor zijn project de beschikking over Jan Simons, een gepensioneerde KLM-piloot, die zijn vrije tijd inzette voor een studie muziekwetenschap en zich vervolgens aan een vergelijkingsonderzoek zette. De Neue Bachausgabe bracht twijfels. Wat had Bach zelf neergeschreven, wat stond in het voor de uitvoering gebruikte notenmateriaal opgetekend, wat waren de verschillen? Voor Koopman was Simons' monnikenarbeid een belangrijke basis voor zijn eigen exploraties en beslissingen, maar het was aan Koopman om zelf passende oplossingen te vinden voor al die zaken die in de historiserende uitvoeringspraktijk om aandacht schreeuwen en toch op de een of andere wijze moeten worden opgelost. In mijn bespreking van de door Koopman en de zijnen uitgevoerde cantates heb ik daarover reeds het een en ander opgemerkt, maar daarnaast verwijs ik u nog eens graag naar mijn artikel De kerkcantates van Johann Sebastian Bach en de historiserende uitvoeringspraktijk.

Tijdens een besloten feestelijke bijeenkomst op 5 mei 2005 kreeg Gardiner uit handen van de burgemeester van Leipzig, Wolfgang Tiefensee, de Bach-Medaille van de stad Leipzig, als blijk van waardering voor Gardiners energieke inzet voor de muziek van Johann Sebastian Bach, maar ook voor zijn grote betrokkenheid bij de historiserende uitvoeringspraktijk.
(Foto Gert Mothes © Bach-Archiv Leipzig)

Gardiner baseerde zich daarentegen op de nieuwe editie die Reinhold Kubik op verzoek van Gardiner had samengesteld, maar ook hij moest zich een weg banen door het labyrint van onduidelijkheden, variërende van stemming tot bezetting. Echter, door de geheel andere opzet van Gardiners cantateproject viel daarbij een belangrijk element weg: Gardiner kon, in tegenstelling tot Koopman, niet verschillende opties eerst in concerten uitproberen om dan vervolgens de beste optie op de cd te zetten.

Wat de logistieke aspecten van het project betreft, hebben beide dirigenten bij tijd en wijle met de handen in het haar gezeten. Er doen zich in de loop der tijd allerlei onvoorzienbare omstandigheden voor die om een oplossing vragen, hetzij geïmproviseerd, hetzij meer structureel. Vooral vocalisten kunnen ernstige hinder ondervinden van een verkoudheid of ander fysiek ongerief, waardoor zij hun 'instrument' niet of onvoldoende kunnen gebruiken. Maar ook instrumentalisten kunnen te maken krijgen met zoiets als een zenuwontsteking of een verwonding als gevolg van een ongelukkige valpartij. De lat kan hoog liggen, het doel hooggestemd, maar de weerbarstige praktijk is van een geheel andere orde en gooit vroeg of laat roet in het eten.

Bach in bulk?
Sinds de jaren zeventig zijn de zogenaamde verzamelboxen in zwang gekomen en dat heeft zijn voor- en nadelen. Er is geen goede vuistregel voor te geven, want het hangt van allerlei factoren af of een dergelijke box wel of niet een goede, lees verstandige aanschaf is. In ieder geval kleeft aan een box met muziek die wordt uitgevoerd door dezelfde uitvoerende(n) het bezwaar dat het daardoor onvermijdelijk een nogal eenzijdige kijk biedt op die muziek. Zelfs een consistente artistieke visie kan dan eerder een nadeel dan een voordeel zijn, want één benadering kan natuurlijk nooit het gehele panorama van interpretatieve mogelijkheden ontsluiten. Bovendien lijkt het me nu juist leuker om kritisch te verzamelen, wat inhoudt dat individuele vertolkingen de doorslag geven, en niet het gemak van eenmalige aanschaf in grootverpakking.

Het is zeker ook interessant om kennis te nemen van bijvoorbeeld de cantate-uitvoeringen door Karl Richter in de jaren zestig, in de katholieke diaspora van München, waar voordien het religieuze muziekleven voornamelijk werd 'ingevuld' door de missen van Haydn, Mozart, Schubert en Bruckner, met een vleugje Palestrina.. Het was hier dat Richter - qua stijl niet onomstreden - aan een soort Bach-opleving begon, niet alleen als dirigent, maar ook als organist en klavecinist. Geen historiserende benadering, geen uitputtende studie van de barokke retoriek, geen originele instrumenten of replica's daarvan, maar een vorm van muziekmaken die velen ook vandaag de dag, ruim veertig jaar later, nog steeds aanspreekt en waarover de bekende alt Hertha Töpper (zij maakte toentertijd deel uit van het solistenensemble) eens opmerkte dat het uit den boze was dat de muziek zich van detail naar detail voortsleepte, waardoor het publiek al snel de draad kwijtraakte (een duidelijke verwijzing naar de opkomende 'authentieke' muziekpraktijk). En wat de omvang van de bezetting betreft: pure luxe hier.

Uitvoering
Om eerst maar met het slechte nieuws te beginnen: de Franse alt Nathalie Stutzmann is in de Bach-cantates een falikante misgreep. In "Widerstehe doch der Sünde" BWV 54 laat ze twaalf minuten lang horen dat haar bijna mannelijke timbre hier volslagen misplaatst is. Laat haar Mahler zingen!
Het is mij onduidelijk waarom niemand op het idee is gekomen om een lichte altstem te kiezen, maar het is zoals het is. En Gardiner is niet de enige die Stutzmann heeft ingehuurd, want ook Koopman heeft haar in zijn ensemble opgenomen. Waarom die merkwaardige keus? Want laten we wel wezen: Bach schreef voor jongens-, danwel mannenstemmen (vrouwenstemmen werden in de kerk niet geduld) en als er vandaag de dag op grond van allerlei praktische bezwaren niet (meer) op uitsluitend jongensstemmen kan worden gesteund, kies dan voor een (vrouwelijk) stemtype dat in dit geval zo dicht mogelijk bij de altus aansluit. Madame Stutzmann in in het verkeerde repertoire is beland.

Een minder groot bezwaar is de niet vlekkeloze Duitse uitspraak van het Monteverdi-koor, die wel wat had mogen worden bijgeschaafd. Met de stemming zit het wel goed, want Gardiner hanteerde consequent A' = 415 Hz, de zogenaamde barokstemming, wat wel zo praktisch is met het orgel in het geding. Als er in één programma cantates uit verschillende perioden worden uitgevoerd (bijvoorbeeld cantates uit de Weimar-periode, naast die uit Leipzig) kan moeilijk het orgel worden verstemd.

Het is bijna ongelooflijk dat er in technische zin in deze live-uitvoeringen vrijwel niets misgaat, maar minder ingenomen ben ik met Gardiners duidelijk hoorbare opvatting dat deze muziek toch vooral concerterend moet worden uitgevoerd. Maar dit is kerkmuziek! Dat Gardiner er een spelfeest van maakt is tot daaraan toe (dat is zelfs her en der in deze vertolkingen toe te juichen), met de articulatie op het scherpst van de snede, maar er is mij te veel pomp and circumstance, een opera-achtige benadering. Het glinstert allemaal wel, het fonkelt zelfs, er wordt technisch volop in de vele soli gejongleerd, maar door de vele uiterlijke effecten raakt het contemplatieve affect op de achtergrond. De uitstekende opnamen werden gemaakt in Engeland, in Walpole St. Peter, Norfolk en in King's College Chapel, Cambridge.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links