Henk
de By (1916) studeerde piano aan het Amsterdams Conservatorium bij
Cornelius Berkhout en George van Renesse. Van 1955 tot 1978 was
hij muziekredacteur van Vrij Nederland; zijn beschouwingen werden
gebundeld onder de titel 'In plaats van applaus'. Als televisieregisseur
was hij van 1963 tot '81 werkzaam bij de VARA-televisie, in welke
functie hij veel documentaires over kunst en inzonderheid muziek
maakte. Op 74-jarige leeftijd overleden en de aankondiging daarvan
was typerend voor hem: "Op 3 februari 1990 is het leven van Henk
de By overgegaan in herinnering." Om die herinnering aan een bijzonder
mens te eren en levend te houden vindt u hier een aantal van zijn artikelen. Wij danken zijn zoons
voor de verleende toestemming.
(Foto van Henk de By door Vincent
Menzel)
(Uit In plaats van Applaus, een bloemlezing uit eerder in
Vrij Nederland verschenen artikelen).
De dood van de pianiste Clara Haskil, die op 7 december, precies
één maand voor haar 65ste verjaardag aan de gevolgen
van een valpartij op een station in Brussel overleed, is het meest
onherstelbare verlies dat de muziekwereld in het oude jaar heeft
geleden. Clara Haskil was niet zomaar een vermaard pianiste, een
lid van die tamelijk grote broederschap van kunstenaars die met
hun spel duizenden in de oude en nieuwe wereld tot laaiend enthousiasme
kunnen brengen. Zij was tegelijk meer en minder. Zij speelde piano,
maar het pianospel was voor haar nooit doel en nooit de enige maatstaf.
Zij was eigenlijk in de eerste plaats musicienne, een kunstenares
wier aandacht werd geabsorbeerd door het nimmer doorgronde wonder
van het verschijnsel dat wij muziek noemen. De piano was daarbij,
meer of minder toevallig, haar tolk. Daarbij was zij een vrouw.
En dat betekent in de wereld van het internationale solistendom,
met zijn machtige afgoden als succes, bravoure, virtuositeit en
uiterlijk vertoon, een grotere kans om het wezenlijke van de kunst
ongeschonden en zuiver te bewaren.
Zij was één van die grote Vrouwen in de muziek, voor
wie het scheppende en herscheppende een natuurlijke eenheid vormen
en die niet ter wille van zichzelf of hun instrument op de voorgrond
treden, kunstenaressen als Clara Schumann, Wanda Landowska, Kathleen
Ferrier, Ginette Neveu, Myra Hess. Clara Haskil was één
van hen. Wij kennen haar als een oude vrouw. Met haar dun, grijs
haar, haar grauwe gerimpelde huid, haar gebogen, bijna gekromde
gestalte leek ze de personificatie van het oud-zijn. Die uiterlijke
ouderdom was de eerste indruk van het publiek dat haar het podium
zag opkomen. Het grifte zich meteen in het geheugen: een oude, broze
vrouw, die ingekeerd en bijna verlegen zich op eigenaardige en scheve
wijze naar de vleugel begaf. Voor wie haar niet kenden, gebeurde
dan het wonder, voor wie haar kenden gebeurde het wonder steeds
opnieuw. Want in dit oude grijze dametje huisde een geest die niets
van leeftijd wist, of liever, die van alle leeftijden wist, die
de jeugdige overmoed en het erotisch gemijmer van de jonge Mozart
even zuiver wist te verbeelden als de bezonkenheid van een Schubert-sonate
of de doffe wanhoop van de oude, dove Beethoven.
De rijkdom van Clara Haskils geest was een reden tot voortdurende
verwondering. In haar lange concertleven had zij enorm veel gespeeld
-zij trad reeds op toen ze tien jaar was – maar in haar spel
was geen sprake van ook maar de geringste clichématigheid.
Het is moeilijk om de wonderlijke bekoring van haar kunst in woorden
weer te geven, maar het meest wezenlijke ervan komt, geloof ik,
daar op neer dat zij niets toevoegde aan de muziek van de componisten
en er daardoor ook niets aan ontroofde. Men zegt in zulke gevallen
dan wel: ze speelde wat er staat, maar die nuchtere constatering
is hier toch niet toereikend. Eerder zou men moeten zeggen: ze speelde
ze, dat het resultaat precies zo klonk als datgene wat er geschreven
staat. Die trouw aan het partituurbeeld, die een wezenskenmerk van
slechts enkele uitvoerende kunstenaars is, staat bij een lange concertcarrière
aan voortdurende gevaren 'bloot, gevaren van slijtage, van slordigheid,
van verfraaiing en koketterie, van routine. Bij Clara Haskil is
daar nooit iets van te bespeuren geweest. De enige eigenschap, die
naar ik meen weleens een belemmering is geweest, is haar bescheidenheid.
Als zij solo speelde was die bescheidenheid, die nederigheid een
positieve factor, omdat ze alleen bestond in relatie tot de componist.
Maar als zij samen met anderen musiceerde, zoals de laatste jaren
met de violist Arthur Grumiaux, kon die bescheidenheid weleens
resulteren in een te schuchtere pianopartij, hetgeen te meer opviel
omdat die wezenlijk contrasteerde met de zelfbewuste, briljante
en ietwat ijdele speeltrant van de violist. Niettemin zijn de opnamen
van alle sonates voor piano en viool van Beethoven, die bij Philips
zijn verschenen, een kostbaar document van haar sublieme musiceerwijze
en ook van haar uiterst gave begeleidingskunst die zij zich in samenspel
met de allergrootsten, Isaye, Enesco, Casals, had verworven.
Het verhaal van haar leven, als een relaas van feitelijkheden, is
niet interessant. Het vermeldt de gewone feiten uit de carrière
van een bovenmatig begaafd kind, het spelen aan het hof, hier dat
van het oude Roemenië, de studie in Parijs, bij Cortot, de
concertreizen, de successen etc.
Het eigenlijke verhaal van haar kunstenaarschap ligt nu voor het
nageslacht vastgelegd op een twintigtal grammofoonplaten, verschenen
bij Philips, die behalve de reeds genoemde Beethoven-sonates voor
piano en viool, ook enkele sonates van Mozart voor dezelfde combinatie
omvatten en voorts pianoconcerten van Mozart, de grote sonate in
Bes van Schubert en verschillende werken van Schumann, de componist
met wie zij naast Beethoven en Schubert de grootste verwantschap
had. Die reeks is nu uitgebreid met een herdenkingsplaat, waarop
Clara Haskil twee pianosonates van Beethoven speelt, opus 31 nr.
2 (de zgn. Stormsonate) en op. 31 nr. 3 in Es groot (Philips A 02073
L). Haar Beethoven-stijl is de eenvoud zelve. Hoe vaak wordt hel:
laatste deel van de 'Stormsonate' niet gespeeld als een woeste werveling,
een virtuoos perpetuum mobile? Hier, bij Clara Haskil, klinkt het
opeens in zijn authentieke gedaante, volledig overtuigend, als een
gestaag allegretto. Opvallend is ook, dat zij de dynamische schakeringen
aanpast bij de ontstaanstijd van het stuk: bij Beethoven klinkt
haar fortissimo beperkter dan bij latere componisten die voor een
krachtiger pianoforte componeerden.
Nog een detail, dat haar onvoorwaardelijke trouw bewijst: zij speelt
niet de varianten, die de meeste uitgaven vermelden, omdat de omvang
van Beethovens klavier kleiner was dan het onze. Ze speelt de authentieke
versies, omdat ze er niets aan wil toevoegen. Zo vormt deze plaat,
die ook technisch van sublieme kwaliteit is, een laatste, prachtige
getuigenis van stijlzuiverheid, een waardige hommage aan een kunstenares
die in een tijd van steeds toenemende veruiterlijking niet offerde
aan de schijn, maar het wezen van de muziek groots en trouw heeft
gediend.
(Naschrift van de redactie: Alle Philips opnamen zijn op CD
verkrijgbaar in één doos: 442 685)