Opera en operette Orkestrale zondvloed overspoelt solisten
© Paul Korenhof, februari 2024
|
||||||
Lalo: Le Roi d'Ys Al een half jaar na de première in de Opéra Comique op 7 mei 1888 nam het Théâtre Royal Français in Den Haag Le Roi d'Ys op het repertoire. Verder dan dertien voorstellingen kwam het echter niet en daarna zou het 135 jaar duren eer deze Bretonse legende wederom in Nederland te horen was. De recente ZaterdagMatinee was daarnaast eveneens opmerkelijk vanwege de samenwerking met het Venetiaanse Palazzetto Bru Zane, centrum voor de herleving van Franse muziek uit de Romantiek, die tot nu toe behalve aan concertseries waarvan wij in Nederland nauwelijks iets merkten, resulteerde in drie dozijn boeken met cd's, een serie waarin na La Jacquerie ook deze opera van Lalo zal worden uitgebracht.
Verhalend Inherent aan een legende is niet alleen dat het verhalende en vaak educatieve karakter vaak weinig drama bevat, maar ook dat dit gebrek aan drama dikwijls samengaat met een gebrek aan karaktertekening. Wel bevat Le Roi d'Ys daarvoor een geschikte driehoek met een jongeman (Mylio, lyrische tenor) die wordt begeerd door twee koningsdochters, Rozenn (lyrische sopraan) naar wie zijn hart ook uitgaat, en Margared (mezzosopraan). De daardoor opgeroepen spanning wordt versterkt door het feit dat de oudste zuster, Margared, door haar vader als vredespand is uitgehuwelijkt aan de vijandelijke vorst Karnac die de Bretonse stad Ys dreigt te verwoesten.
Wagner Het libretto van Edouard Blau trekt die lijn door met een prominente koorpartij en vooral veel lyriek voor Rozenn en Mylio. Zeker op dat laatste punt scoorde deze matinee bijzonder hoog. Cyrille Dubois (Mylio) beschikt over een slanke, zilver getimbreerde lyrische tenor, niet groot maar wel uitmuntend gehanteerd, en zijn 'Vainement' werd een juweeltje van frasering. Wel was ik blij te horen dat zijn toch wat kleine stem in de akoestiek van het Concertgebouw beter doorkwam dan enkele dagen eerder bij de uitreiking van de Oper! Awards in het Muziektheater. Naast hem stond de Nederlandse sopraan Judith van Wanroij, fluwelig van timbre, technisch en muzikaal op minstens hetzelfde niveau en inmiddels uitgegroeid tot een specialiste voor het 18de en 19de-eeuwse Franse repertoire. De koning van Ys komt niet veel verder dan in enkele scènes wat oreren, maar dat was de bas Nicolas Courjal wel toevertrouwd. Karnac, hier niet meer dan een schurk zonder verleden of psychologische diepte, kreeg van de bariton Christian Helmer de dreigende klank waar de muziek om vroeg. Voor meer contrast met Rozenn had ik als Margared misschien liever een zangeres gehoord met een donkerder timbre dan dat van de mezzosopraan Isabelle Druet, zeker in hun beider duetten. Zowel in haar aria in het tweede bedrijf als in haar latere scènes vol jaloezie en daarna berouw zorgde haar vertolking echter wel voor momenten waarop even het drama doorbrak.
Symfonisch Puur muzikaal en technisch was er op de directie van György Vashegyi en de klank van het Hongaarse orkest weinig aan te merken, maar over de dynamiek ben ik minder enthousiast. Of beter: soms klonk het niet alleen te hard, maar zelfs véél te hard! Een concertzaal is geen theater en bij een concertant uitgevoerde opera dient een dirigent zich bewust te zijn van het karakter van dat werk. Opera is drama, en dat betekent dat de gezongen tekst niet alleen hoorbaar maar ook verstaanbaar moet zijn, zó verstaanbaar dat iemand die de taal niet beheerst, wél de nuances, de emoties en de fraseringen kan 'verstaan'. Als dat door het orkestrale volume regelmatig wordt bemoeilijkt in passages waarin de partituur niet echt vraagt om een stevig fortissimo, klopt er iets niet. Het is absoluut onjuist dat het publiek voor een goed begrip volledig afhankelijk wordt van de boventiteling (met in dit geval ook nog eens een krakkemikkige vertaling in bepaald niet foutloos Nederlands!). index |
||||||