Interview

Luciano Pavarotti: topnoten als visitekaartje

 

© Paul Korenhof, 1990

 

 
   

Een interview met Pavarotti. Makkelijker gezegd dan gedaan, enerzijds omdat een superster natuurlijk een bijzonder druk bezette agenda heeft, anderzijds door het grote aantal media dat zich plotseling voor hem blijkt te interesseren. Bovendien kan de Italiaanse tenor een zekere grilligheid niet ontzegd worden, maar dat zal er wel bij horen. Het is in ieder geval gelukt, zij het niet zonder problemen. De Decca-official in Londen die de Pavarotti-pr behartigt, suggereert dat ik eind juni naar Florence moet komen, naar een nieuwe opname van Il trovatore onder Zubin Mehta met Freni en Nucci. Dat is ook leuker voor Decca. Ik kan dan immers ook nog een aandacht besteden aan de opnamenessies en omdat er waarschijnlijk mogelijkheden zijn om eveneens met de dirigent en de andere solisten te praten. Precies in die week wordt in Florence echter een halve finale van het wereldkampioenschap voetbal gespeeld en voor de reservering van vluchten en hotels kan dat grote gevolgen hebben. Bovendien betekent het dat de stad overstroomd wordt door buitenlandse televisieploegen die, als ze daar toch zijn, op hun beurt eveneens met het Italiaanse stemfenomeen willen praten en uiteindelijk bleek Freni niet beschikbaar te zijn voor de opnamen van Il trovatore, zodat een interview met haar er ook niet in zat.

Er doemt echter een andere mogelijkheid op: Pavarotti gaat na de Mondiale naar zijn vakantiehuis op een heuvel bij Pesaro en houdt daar twee dagen vrij voor contacten met de pers en we maken een afspraak voor dinsdag 17 juli. Dat blijkt ook naar Italiaanse begrippen een extreem warme dag te zijn en huurauto's met airco zijn in die tijd op de Italiaanse vliegvelden nog zeldzaam, dus ik arriveer ietwat amechtig in Pesaro en meld me bij het hotel waar de Decca-delegatie verblijft. Niemand aanwezig, maar de receptie weet dat ik daar om vier uur verwacht word. Kwart voor vier ben ik er dus, maar na een half uur wachten ga ik ergens iets drinken. Tenslotte was het interview op vijf uur gesteld. Als ik om kwart voor vijf terugkom, blijkt er iemand van Decca-Parijs aanwezig en die vertelt dat ieder spoor van Pavarotti al een paar uur ontbreekt. Precies die dag is het jacht van de tenor gearriveerd en meteen daarop heeft de stertenor met de man van Decca-Londen, een fotograaf en een paar vrienden zee gekozen. Waarheen en voor hoelang is niemand bekend.

Wachten en nog eens wachten

's-Avonds om acht uur nog geen nieuws. Met Decca-Parijs, de dochter van Olivia de Havilland (Paris Match) en Erna Metdepenninghen, die het geluk had dat zij precies met Pavarotti kon spreken voordat zijn jacht arriveerde, gaan we iets eten en bij terugkomst horen we dat Pavarotti weer veilig op de vaste wal is. Mijn interview is verschoven naar twaalf uur de volgende dag.

Woensdag 18 juli. Twaalf uur. Geen interview. Vroeg die ochtend arriveerden de banden van het drie-tenorenconcert die eerst afgeluisterd moeten worden. Het Paris-Match-interview is daardoor verschoven van elf naar twaalf en dat van mij komt daarna, maar er komt nog een kink in de kabel. Pavarotti, die een zekere faam geniet waar het de dames betreft, heeft dochter De Havilland, klein, frêle en met gelaatstrekken die haar moeder alle eer aandoen, genereus uitgenodigd voor de lunch. Tegen haar charmes kan ik niet op, maar mij wordt verzekerd dat ik om vijf uur beslist aan de beurt ben.

Om half vijf meld ik mij weer en Decca-Londen rijdt mij zowaar langs de haven de berg op, waar Pavarotti een bescheiden boerderij bewoont (maar de voorbereidingen voor een immense verbouwing, compleet met zwembad, zijn al merkbaar). Het gezelschap van Paris-Match is er nog steeds en de fotograaf is in de weer alsof hij nog geen plaatje geschoten heeft, maar het is ook pas tien minuten droog op een ijskoude dag, waarop de regen met bakken uit de grijze hemel viel. Dochter De Havilland loopt rillend rond in geleende kousen van mevrouw Pavarotti die haar tot over haar knieën komen, maar ook in die outfit maakt zij nog steeds begrijpelijk dat de tenor haar aanwezigheid prefereert boven die van mij.

Dan komen we aan een nieuw hoofdstuk: Decca-Parijs neemt Decca-Londen apart en vertelt dat Pavarotti moe is en het gesprek met mij beslist wil uitstellen tot half acht. Ik vraag voorzichtig of de Maestro (sinds Domingo dirigeert laat ook Pavarotti zich die titel met graagte aanleunen) wel weet dat ik de volgende ochtend vroeg moet vertrekken, maar men stelt mij gerust: Luciano is volledig op de hoogte en zal mij beslist die dag nog ontvangen. Pavarotti, in tennisshorts met omzwachtelde knie, maar ook met trui, jack en shawl, neemt omstandig afscheid van Paris-Match, vraagt en passant minzaam of ik het niet erg vind om later terug te komen en zonder het antwoord af te wachten spoedt hij zich naar Pesaro om snel even een paar inkopen te doen. Om tien voor half acht arriveer ik wederom bij huize Pavarotti  ("Sorry voor de rommel, maar de verbouwing...") en word naast de tenor in een luie stoel genood om even mee te genieten van een Amerikaanse (Italiaans nagesynchroniseerde) detectiveserie.

Eindelijk...

Dan is het mijn beurt en natuurlijk herinner ik hem aan de eerste keer dat ik hem hoorde, op 18 januari 1963 in het Haagse Gebouw voor K&W, als Edgardo naast Virginea Zeani in Lucia di Lammermoor. Ook hem staat dat optreden nog voor de geest:

"Dat was mijn tweede voorstelling buiten Italië. Eerst ben ik nog naar Belgrado geweest voor gastvoorstellingen van het Teatro La Fenice met La traviata, ook met Virginea Zeani. Ik denk dat zij toen een goed woordje voor mij gedaan heeft in Amsterdam en dat ik daardoor de uitnodiging heb gekregen voor die Lucia di Lammermoor. Dat was twee maanden vóór mijn debuut in Covent Garden, toen ik plotseling moest invallen voor Di Stefano in La Bohème. Het was trouwens ook mijn eerste bezoek aan Amsterdam, en dat das wel een schok. Natuurlijk! Voor een Italiaan waren die dames achter verlichte ramen iets onvoorstelbaars. En het idee dat daar ook nog mensen naar binnen gingen... Maar de stad zelf vond ik erg prettig, erg gezond en ook erg netjes. Achteraf realiseer je je dan dat die dames achter de ramen deel uitmaakten van het sexleven van bepaalde mensen, althans daar en in die tijd, maar neem van me aan dat ik gechoqueerd was.!"

Eerste optredens in Nederland

Was het in die tijd moeilijk om een carrière te beginnen?

"Tamelijk. Het was nog steeds de tijd van de mooie, grote tenoren. Wie waren er niet allemaal actief? Di Stefano, Del Monaco, Corelli, Raimondi, Bergonzi, Gedda, Kraus, Vickers, Tucker. Het kost totaal geen moeite om zomaar even een stuk of tien goede tenoren uit die tijd te noemen, en dan nog eens tien van de categorie van Gianni Poggi of Giuseppe Campora, die nu ook tot de top zouden behoren. Het was kennelijk een gezonde tijd voor ons stemvak en dat maakte het voor een beginneling niet gemakkelijk. Mijn geluk was dat ik van begin af aan een heel goede top heb gehad, en dat ik me dus prettig voelde in een speciaal soort lyrische opera's die van een tenor een hoge tessitura eisen. Ik had geen problemen waar sommige anderen die wel kregen, ik had ook al een heel 'eigen' geluid, en ik was bovendien vrij groot, iets wat je ook niet van alle tenoren kunt zeggen."

 
   

"Maar het belangrijkste blijven toch de topnoten. Als een topnoot lukt, gebeurt er met het publiek iets heel speciaals. Dan voel je gewoon iets door de zaal gaan, ook in rollen waarbij je in eerste

instantie eigenlijk helemaal niet aan de topnoten denkt. Om de een of andere reden werken die het sterkste op de verbeelding, maar ze zijn ook gevaarlijk als ze niet lukken. Daarom schreef Verdi ze vaak niet eens op, om ze niet verplicht te stellen, maar als je in Il trovatore de tweede strofe van

'Di quella pira' zingt, is het logisch dat je daar de hoogte in moet. Dat kan bijna niet anders."

"Ik ben het ook niet eens met de oplossing van Toscanini voor het slot van 'Celeste Aida', zelfs niet als dat inderdaad teruggaat op instructies van Verdi zelf voor voorstellingen in Parijs. Toscanini liet Tucker de slot-Bes een octaaf lager pianissimo herhalen, maar dat klopt niet met de tekst. Radames zingt daar 'vicino al sol', 'dichtbij de zon', en alleen al die woorden maken duidelijk dat je met je stem omhoog moet, niet omlaag. Dat zou muziekdramatische onzin zijn."

"Onlangs hoorde ik trouwens een opname van mijn debuut als Rodolfo in La Bohème in Reggio Emilia in 1961, en daaruit blijkt ook dat ik toen al een bepaalde manier van fraseren had, die hopelijk ook al getuigde van goede smaak naar ik hoop. Op de een of andere manier is mijn stem van begin af aan opgevallen, maar dat neemt niet weg dat het begin moeilijk was. Ik herinner me dat ik 260.000 lire kreeg voor drie voorstellingen. In Amsterdam kreeg ik 100.000 lire per

voorstelling en toen ik kort daarna terugkwam voor een voorstelling van La Bohème ergens in de provincie en we daar met z'n allen met de trein naar toe reden, zei het directielid die dat organiseerde: 'Jij kost me meer dan die hele trein!'. En wat zal hij me toen betaald hebben? Niet erg veel in ieder geval. Misschien twee- of drieduizend dollar. Hooguit."

(Noot: Hier vergiste Pavarotti zich. De reis naar die gedenkwaardige incidentele Bohème in Breda vond plaats per bus. Pikant detail: op de terugweg zat Pavarotti niet in de bus en een van de bij de voorstelling betrokken dames evenmin.)

Nieuwe stemmen

Maar wat gebeurt er in de operawereld, dat het aantal goede stemmen zo drastisch afgenomen is?

"Hoe het zit met de baritons en de mezzosopranen, weet ik niet. Van de tenoren kan ik hooguit zeggen dat ze er momenteel niet zijn, en dat zoiets kennelijk deel uitmaakt van een proces dat al

lang aan de gang is. Vergelijk mijn debuut met dat van Carreras, nauwelijks tien jaar later. Die had het toen een stuk gemakkelijker, omdat de kwaliteit die hij te bieden had, in die periode al veel uitzonderlijker was. Een paar van de grote tenoren van tien jaar eerder zongen niet meer of veel minder, de anderen waren een dagje ouder geworden, maar er waren er niet echt veel voor in de plaats gekomen."

Is het momenteel niet nog moeilijker werkelijk mooie, jonge stemmen te vinden?

"Dat geloof ik niet. Ze zijn er namelijk echt wel. Tijdens mijn eigen competitie (de Luciano Pavarotti Competition in Philadelphia - P.K.) hoor ik een heleboel jonge zangers uit alle delen van de wereld en er zitten keer op keer prachtige stemmen bij, maar om de een of andere reden breken ze vaak niet door."

"Dat neemt niet weg dat ik die competitie heerlijk vind om te doen, omdat ik het gevoel heb dat ik op die manier iets kan betekenen voor jongere collega's. Het is belangrijk voor beginnende zangers dat iemand interesse voor hen heeft en de tijd neemt om hen raad te geven, maar dat moet wel iemand zijn die hen begrijpt, die het vak kent en weet met welke moeilijkheden zij geconfronteerd worden."

Vader en zoon

Hoe is het eigenlijk begonnen?

"Mijn vader had een mooie stem, een tenor, en heeft zelfs nog met Gigli op het toneel gestaan in Pagliacci, maar we hadden natuurlijk ook een radio en grammofoonplaten. Ik ben dus aan alle kanten met zingen opgegroeid en ik weet nog goed dat ik begonnen ben andere tenoren te imiteren."

"Op een dag heeft mijn vader toen een taperecorder gekocht en kon ik ook mijzelf beluisteren, maar dat gaf een schok die ik nu nog niet te boven ben. Ik ben toen echt in snikken ben uitgebarsten. Ik vond het verschrikkelijk - en dat was het misschien ook wel. Vanaf dat moment ben ik me gaan realiseren dat zingen minder makkelijk was dan ik dacht en dat het zeker iets anders was dan domweg anderen imiteren."

"Mijn vader had trouwens de gewoonte me voortdurend met mijn neus op de feiten te drukken en te vertellen dat ik het in de verste verte nog niet haalde bij Gigli of Caruso of Di Stefano. Daar is hij pas halverwege de jaren zeventig mee gestopt na een voorstelling van I puritani in de Met. Toen gaf hij het op en kwam hij er gewoon rond voor uit dat hij apetrots op me was."

Nemorino

Welke partijen Pavarotti ook zingt, de klank van zijn stem blijft altijd dezelfde...

"Dat zal samenhangen met de methode van mijn eerste leraar, Arrigo Polla, die mij een grote aandacht voor de klinkers heeft bijgebracht. Ik heb twee jaar bij hem gestudeerd, altijd maar met die klinkeroefeningen. Die bevorderen de helderheid en de openheid, die veel mensen zo 'typisch Italiaans' vinden, maar die in feite gewoon aan de basis liggen van een volkomen natuurlijke manier van zingen."

Hangt daarmee samen dat u na zoveel voorstellingen van Il trovatore, Aida en Turandot ook nog steeds L'elisir d'amore kunt zingen?

"Misschien wel, ja, maar daar komt toch echt bij dat Nemorino door Donizetti zo ontzettend mooi geschreven is! Die rol kan met volle stem gezongen worden zonder dat je je ergens hoeft te forceren, en dat maakt het een weldaad voor de stem. Met Manrico in Il trovatore of Radames in Aida moet je uitkijken, maar Nemorino is voor mij pure therapie, een medicijn voor de stem dat ik ieder jaar één keer inneem. Bovendien vind ik het een heerlijk rol om te spelen."

 
   

"Mijn favorieten zijn Nemorino, Rodolfo in La Bohème en Riccardo in Un ballo in maschera. Riccardo is in feite de tenorrol bij uitstek, een lyrische partij waar werkelijk alles in zit, maar daardoor ook ontzettend moeilijk om echt goed te doen. Het is makkelijker tien goede tenoren voor Radames te vinden dan voor Riccardo."

"Aan de andere kant stellen Manrico en Radames door de dramatiek van de muziek weer andere problemen en het zijn daarom rollen die ik niet te vaak wil doen. Van Il trovatore heb ik deze zomer vijf voorstellingen in de Met gezongen om me voor te bereiden op de nieuwe Decca-opname onder Mehta, maar daarna raak ik die rol niet meer aan tot de voorstellingen onder Abbado in Wenen over twee jaar."

Achteraf lijkt Pavarotti het jammer te vinden, dat ons gesprek niet parallel aan die opnamen kon plaatsvinden:

"Daar hadden we eindelijk weer eens een echte Verdi-sopraan, een zangeres van een jaar of dertig, prachtige stem, volgens mij geschikt voor alles van Il trovatore tot Turandot: Antonella Banaudi. Zij was een van de winnaars van mijn competitie en toen zij me later eens opbelde, heb ik haar gezegd dat ze absoluut bij Mehta moest voorzingen. Hij heeft toen met haar gewerkt, raakte onder de indruk van haar stem en haar mogelijkheden, en toen plotseling bij de Decca-opname de rol van Leonora openviel, heeft hij haar meteen naar voren geschoven."

(Noot: Van Antonella Banaudi heeft de operawereld daarna niets meer vernomen...)

Otello

Een nieuwe mijlpaal moeten de concertante uitvoeringen van Otello worden, in april 1990 in Chicago en New York, met Kiri Te Kanawa en Leo Nucci. Daarmee moet luister worden bijgezet aan het afscheid van Sir Georg Solti van het Chicago Symphony Orchestra en tevens aan dertigste verjaardag van Pavarotti's debuut. Een uitvoering in het theater lijkt onwaarschijnlijk, maar voor definitieve uitspraken is het nog te vroeg. In ieder geval bestaat er bij Pavarotti kennelijk geen angst voor het gevreesde 'Esultate!' aan het begin van de opera:

"Ach, er zijn tenoren die er inderdaad moeite mee hadden, maar er zijn er meer die na een goed 'Esultate!'de rest heel wat minder indrukwekkend zongen. Placido is niet echt adembenemend in het 'Esultate!', maar de rest is fantastisch. 'Esultate!' is gewoon een losstaand fragment, meer niet. Daarna begint het echte werk pas."

Zijn er nog droomrollen?

"Ja, Werther, maar daar ben ik echt te groot en te dik voor. Dat gaat niet op het toneel, ik ben eerlijk genoeg om dat in te zien. We hebben het geprobeerd, dat geef ik grif toe, maar het kwam er toch op neer dat ze me vroegen toch maar een ander werk te zingen. Het is mijn lot dat ik die rol nooit zal kunnen zingen en daar moet ik me bij neerleggen. Misschien maak ik er wel ooit een opname van, maar dat zal dan snel moeten gebeuren, want die rol moet de stem nog zo licht en jeugdig mogelijk klinken."

En speciale plannen?

Even stokt het gesprek even en dan vertelt Pavarotti ("U bent de eerste die het hoort"), dat hij met Abbado een opname gaat maken van Il barbiere di Siviglia. Mijn gissing dat Domingo daarin de Figaro zal zingen, blijkt juist, maar al een paar weken later wordt het plan officieel wereldkundig gemaakt en is het nieuws geen nieuws meer.

(Noot: Tussen droom en daad... Toen de opname uiteindelijk verscheen, zong Frank Lopardo de rol van graaf Almaviva.)

Schilderijen

Iedereen heeft het altijd over de schilderijen van Pavarotti...

"Onzin. In 1978 heb ik vijf maanden geschilderd, totaal 35 of 37 schilderijen, en daarna nog een tijdje één per jaar, één per twee jaar, maar de inspiratie is op. Misschien komt het weer eens, maar eigenlijk heb ik genoeg te doen: studeren, televisie kijken, de verbouwing van mijn huis, paarden, maar vooral toch muziek."

Regie-logica

Hoe is uw relatie met het huidige muziektheater?

"Probleemloos, omdat ik wel zorg dat ik er nooit problemen mee krijg. Vooraf praat ik de zaken altijd eerst met de regisseur door en als we niet tot overeenstemming komen, werken we niet samen. Zo simpel ligt dat."

"Dat wil overigens niet zeggen dat ik tegen moderne ensceneringen ben. Er zijn er echt die heel goed gedaan zijn, door een regisseur die het werk begrijpt en die er niet alleen maar op uit is zijn eigen show te maken. Waarom zou je trouwens niet mogen afwijken van de toneelaanwijzingen, zeker als die zo heel erg ouderwets-realistisch zijn? Het gaat erom dat je je eigen verbeelding en die van de toeschouwer aan het werk houdt. Ik stond in Hamburg eens in een heel goede productie van Un ballo in maschera in de regie van John Dexter, mooi, logisch en fijn om te doen. De aankleding is minder belangrijk dan wat er op het toneel gebeurt."

"Ik heb ook ooit een Tosca gedaan waarvan de aankleding echt niet door iedereen geapprecieerd zal worden, maar de regie zelf was ontzettend doordacht. Toen ik in de tweede akte na de martelscène weer op moest voor mijn scène met 'Vittoria! Vittoria!', liet de regisseur alleen mijn handen inzwachtelen. Natuurlijk! Mario Cavaradossi is een schilder, dus wat doe je als je hem werkelijk effectief wilt martelen? Je begint bij zijn handen! Maar ik heb ook de nodige voorstellingen gezien waar ik gelukkig zelf niet in stond, en waarvan ik me afvroeg waarom de theaters zoiets toestonden. Hoewel... met een schandaal trek je tegenwoordig veel publiek."

Geen tijd...

Achter ons op het terras (de wind is gaan liggen en dat maakt het opeens een stuk warmer) is inmiddels de tafel gedekt en uit het toenemend geloop van en naar de keuken blijkt dat ik mijn verblijf niet lang meer zal kunnen rekken. Mijn laatste vraag betreft een aangekondigd optreden in Rotterdam op 1 september van het komende jaar. Pavarotti is verbaasd. trekt zijn agenda en laat mij zien dat daarin voor 2 september een concert in Oslo in staat.

"Dat betekent dat ik dus nooit op 1 september in Rotterdam kan zijn! Maar ik zal het eens navragen. Misschien hebben ze de hele zaak omgegooid zonder het me te vertellen."

Hij staat moeizaam op - door het lange zitten blijkt zijn knie stijf geworden - laat me door zijn secretaresse naar de auto brengen en eer ik goed en wel ben ingestapt, zit hij al aan tafel. Interviews maken kennelijk hongerig. Zelf voel ik mijn maag ook, maar als ik de volgende ochtend vroeg uit Pesar wegrijd, besef ik dat ik daar in anderhalve dag niets anders heb gezien dan twee hotels, twee restaurants, twee bars en het huis van Pavarotti. Zelfs voor een bezoek aan het geboortehuis van Rossini, veertig meter van mijn hotel, heb ik geen tijd gehad...



index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links