Interview

Peter Eötvös: "Webern moet je zíngen"

 

© Maarten Brandt, december 2003

 

 
  Peter Eötvös

In 2004 vierde de Hongaarse componist/dirigent Peter Eötvös zijn zestigste verjaardag. Om dit feit luister bij te zetten werd tijdens de Matinee van 10 april 2004 door het Radio Kamerorkest, het ensemble waarbij hij in 1994 tot chef werd benoemd, onder Eötvös een speciaal aan zijn muziek gewijd zijnd programma gepresenteerd. Bij die gelegenheid klonken, naast de vuurdoop van een compositie voor orkest en elektronica van Michel van der Aa, de Nederlandse premičres van Triangel (1993) en Snatches of a conversation (2001).

Naar aanleiding hiervan sprak ik met deze allround musicus, die het dirigeren als een vanzelfsprekend onderdeel van zijn activiteiten als componist én docent beschouwt. "Sommigen zien deze bezigheden als los van elkaar staande fenomenen, voor mij vormen ze een onlosmakelijke drie-éénheid", aldus Eötvös, die nauw was betrokken bij de oprichting van Ensemble InterContemporain en Ensemble Modern, maar in Nederland - waar hij sinds 1994 woonachtig is - ook een eigen Instituut leidt dat faciliterend werkt ten gunste van alles wat met de ontwikkeling van de nieuw-gecomponeerde muziek heeft te maken. Voorts was er de intense samenwerking met de onlangs overleden Karlheinz Stockhausen, een omstandigheid waarvan ook de Matinee menigmaal heeft kunnen profiteren, getuige onder meer spraakmakende vertolkingen van Inori en Hymnen in de versie voor orkest en elektronica. Daarnaast behoort Eötvös tot de weinige dirigenten die veeleisende werken als Pli selon pli en Répons van Pierre Boulez op zijn repertoirelijst heeft staan, alsmede een ambitieus opus als Coro van Luciano Berio. Last but not least treft men hem regelmatig bij jeugdorkesten aan, zoals bij de Junge Deutsche Philharmonie met welk gezelschap hij een van de meest sensationele verklankingen van Bartóks Wonderbaarlijke Mandarijn ten beste gaf. 

Cultuuromslag

Kenmerkend voor Eötvös' persoonlijkheid is wat de oosterburen 'künstlerische Moral' noemen, tot uitdrukking komend in een onbaatzuchtige verantwoordelijkheid voor het muzikale bestel in het algemeen en de symfonische muziek in het bijzonder. Eötvös is diep doordrongen van de noodzaak tot vernieuwing binnen deze sector. Anders dan sommige managers is hij echter overwegend positief gestemd over de toekomst:

"Er is bij vele toporkesten de laatste vijftien jaar een enorme vooruitgang geboekt", vindt Eötvös. "Onlangs deed ik een programma met de Berliner Philharmoniker, waarin de wereldpremičre van het Vioolconcert van Matthias Pintscher was gecombineerd met de Vier orkeststukken van Bartók en mijn Atlantis (1995) - let wel: bij een orkest dat nog niet zo lang geleden als behoorlijk conservatief te boek stond. Dergelijke programma's zijn daar tegenwoordig geen uitzondering. Verheugend is bovendien dat het publiek hierin meegaat. Natuurlijk mogen we nooit vergeten dat de huidige orkeststructuur een rechtstreeks gevolg is van de ontwikkelingen in de negentiende en de twintigste eeuw en dat de kwaliteit van de klankcultuur voor dit repertoire thans ongekend hoog is. Het is dus begrijpelijk dat men die muziek ook anno 2003 nog steeds wil horen, wat overigens niet betekent dat dit ten eeuwige dage zo zal blijven. Je ziet nu al duidelijk dat de literatuur voor dit repertoire begint af te nemen, terwijl naar mijn verwachting die voor nieuwe soorten muziek zich verder zal uitbreiden."

Eötvös is echter de eerste om toe te geven dat er zowel in het orkest als organisatie als wat de presentatie van het artistieke product betreft nog heel wat zal moeten veranderen. "Ik zou graag zien dat symfonische concerten voortaan meer worden gemengd kamer- en ensemblemuziek in uiteenlopende formaties om zodoende het vaste stramien van ouverture-concert-symfonie eens te laten voor wat het is. Dit werkt positief ten aanzien van het 'componeren' van programma's, want een goed programma is een compositie waarvan de onderlinge componenten elkaar versterken. Gedurende het begin van de vorige eeuw waren dergelijke combinaties van groot- en kleinschalig bezet repertoire overigens verre van ongewoon, integendeel. Als gevolg van de huidige logge organisatie van sommige orkesten, de vercommercialisering, de arbeidsverhoudingen en noem maar op, ontbreekt het evenwel aan voldoende flexibiliteit dit te realiseren. Men nodigt immers geen wereldberoemde dirigent uit om twee stukken van een programma wel en twee andere werken niet te dirigeren. Ergo: er is dus een beslissende cultuuromslag nodig. Vooral bij het management. Want musici en publiek staan voor deze aanpak wel degelijk open. Verder is het van wezenlijk belang de concertbezoekers niet met eindeloze changementen op te zadelen. Deze moeten niet alleen geruisloos plaatsvinden, maar dienen met terugwerkende kracht als een logisch en soepel onderdeel van het evenement hun beslag te vinden. Een concert is als het goed is een ritualistisch gebeuren, waarbinnen alles een vanzelfsprekende plaats heeft waardoor de onderdelen van een programma op een dermate vloeiende wijze in elkaar overvloeien dat de toehoorders het totaal als één ononderbroken spanningsboog ervaren." 

Visie en kwaliteit

Eötvös weet uit eigen ervaring dat het mogelijk is de concertbezoekers te interesseren voor eigentijdse muziek. "Je mag nooit zeggen 'we spelen dit niet, omdat het publiek er niet van houdt'", is zijn stellige overtuiging, "er zijn weliswaar managers die dat beweren, maar dit klopt eenvoudig niet. Waar het om gaat is het uitstralen van visie en kwaliteit. De realiteit wijst uit dat het telkens binnen een andere programmatische context herhalen van een moeilijk stuk vruchten afwerpt - zeker als dit in het kader van een reguliere abonnementsserie geschiedt. Op die wijze wordt de traditionele muziekliefhebber elke keer een stap verder op weg geholpen. Pas geleden deed ik in Stuttgart een concert met Stravinsky's Sacre en mijn Atlantis. Eerstgenoemd werk hoort allang tot het ijzeren repertoire maar heeft méér gemeen met Atlantis dan op het eerste gezicht lijkt: beide stukken hebben een imaginair, want niet-bestaand verleden tot vertrekpunt. Een andere overeenkomst schuilt in de vrijwel identieke blazersbezetting. Wel ontbreken in Atlantis de strijkers vrijwel geheel en schrijft de partituur meer slagwerk voor dan de Sacre. Vandaar dat ik Atlantis bij een andere gelegenheid heb uitgevoerd samen met Varčse's Arcana, waarin tevens een uitvoerige slagwerksectie voorkomt. Varčse is naast Stravinsky trouwens een oerbeeld voor mij."

Dit brengt ons op de vraag door welke componisten Eötvös zich het meest voelt geďnspireerd. "Om aan te duiden hoe ik het absorberen van invloeden zie, gebruik ik graag het beeld van een plant die allerhande mineralen, vitaminen en zouten uit de bodem in zich opzuigt. Anders dan de generatie net voor mij, ik denk bij voorbeeld aan Witold Lutoslawski, voor wie het een keus betrof tussen of aansluiting vinden bij de Tweede Weense School dan wel bij Debussy en zijn navolgers, kan ik niet zeggen me specifiek tot deze of gene richting aangetrokken te voelen. Als het om de meest belangrijke invloeden uit mijn jeugd gaat, is het  zonneklaar dat Debussy, Bartók, Stravinsky, Boulez, Stockhausen en Miles Daves me in het bloed zitten, maar ook Schönberg, Berg en vooral Webern. Diens muziek zou ik dag en nacht kunnen dirigeren. Zijn werk wordt doorgaans op een nogal droge manier benaderd wat wellicht ook verklaart waarom hij ook nu nog dikwijls voornamelijk in specialistische series wordt geprogrammeerd. Daar ben ik het volstrekt mee oneens. Webern moet je zingen, net als Schubert, want hij stamt ondubbelzinnig uit die traditie: de lijn Schubert-Mahler. 

Mahler is voor mij een verhaal apart. Ik moet erbij zeggen dat ik tot aan het begin van de jaren negentig in mijn componeren op een zeer strenge structuralistische wijze te werk ging, iets waar ik moeite mee had omdat ik telkens het gevoel had op wezenlijke zaken geen greep te krijgen. Mahler met zijn ongelooflijk grote beroep op fantasie heeft mijn creativiteit een vitale nieuwe impuls gegeven en wel zodanig, dat ik de moed kreeg mezelf meer vrijheid te gunnen. Dat bleek een pure verademing. Mijn opera The Three Sisters (1997) is het eerste resultaat van die omslag. Want om een muziekdrama te kunnen componeren is het zaak je fantasie de vrije loop te kunnen laten en dat lukt niet als je in een knellend keurslijf moet opereren. Het enige geslaagde voorbeeld van een opera die uit in aanleg rigide structuren is ontstaan, is Bergs Wozzeck, maar dat komt omdat het rationele aspect bij hem volledig tot een tweede natuur was geworden." 

Grootschalige kamer- versus orkestrale ensemblemuziek

Een componist die tot op de dag van vandaag van grote betekenis voor Eötvös is, speciaal op het gebied van de instrumentatie, is Debussy, in het bijzonder diens Jeux.

"Het is onvoorstelbaar hoe hij in dit stuk op basis van zeer veel materiaal een uiterst transparante structuur genereert, waardoor een mozaďekachtig geheel ontstaat en elk detail een fotografische helderheid bezit. En dan te bedenken dat de partituur een reusachtige bezetting voorschrijft inclusief viervoudig hout en vijf trompetten. In het verlengde hiervan moet ik ook Stravinsky noemen, die mij naast Debussy nadrukkelijk heeft beďnvloed. Ik doel hier niet zozeer op de Sacre alswel,  Pétrouchka en vooral Le chant du Rossignol, waarin een klankruimte wordt gerealiseerd die ook ik in orkestrale termen probeer te beheersen, - een klankruimte niet als gevolg van een ruimtelijke opstelling van het orkest maar als uitkomst van het met relatief weinig middelen scheppen van een rijke en gedifferentieerde sonoriteit. Dit element is vooral in de jaren vijftig en zestig naar de achtergrond verdwenen. Men schreef wel voor groot tot zeer groot orkest maar beschikte niet over de kunst van het weglaten teneinde met minder méér klankkwaliteit te creëren. Sedert mijn Chinese Opera (1986) ben ik het idee van het tot stand brengen van een enorme klankruimte met behulp van een kleine bezetting nader gaan uitwerken: er spelen weliswaar slechts 28 musici, maar wat er klinkt ontstijgt verre het kamermuziekachtige idioom dat men doorgaans met een ensemble associeert. In wezen ontstaat er zodoende het omgekeerde van Debussy's Jeux waarin een gigantisch symfonieorkest in feite vrijwel onafgebroken grootschalige kamermuziek speelt."

De inwisselbaarheid van ensemble- en orkestmuziek staat in Eötvös' muzikale 'Werdegang' niet op zichzelf. Recentelijk verscheen er een cd waarop hij Beethovens Vijfde symfonie vertolkt met. Ensemble Modern en zijn voor de tournee van Pierre Boulez en het London Symphony Orchestra in 2000 geschreven orkeststuk zeroPoints (1999) met het Gřteborgs symfonieorkest. De behandeling van het orkest in zeroPoints is eerder ensembleachtig dan symfonisch, terwijl dit in Beethoven precies omgekeerd ligt. "Nu was Ensemble Modern voor dit akoestische experiment elektronisch versterkt, waardoor het lijkt alsof er in Beethoven een groot orkest speelt en het niet opvalt dat het gezelschap in werkelijkheid bijvoorbeeld slechts twee contrabassen en drie celli telt."

Orde en chaos

Met de oprichting van het symfonieorkest van Ensemble Modern, bij de geboorte waarvan Eötvös uiteraard aan de wieg heeft gestaan, lijkt het 'Orkest van de toekomst' in de zin van een formatie die zowel als een verzameling solisten (de kern van het orkest betreft immers de leden van Ensemble Modern) alsook in de grootst denkbare en gedifferentieerde symfonische apparaat kan aantreden bewaarheid geworden. Dit zodanig dat er nu eindelijk een platvorm is ontstaan waarop partituren van Stockhausen, Boulez, Feldman, Xenakis,  Berio en aanverwante componisten, die nu meestal tussen de wal en het schip vallen, met een zekere regelmaat ten gehore kunnen worden gebracht. "Ik hoop van harte dat dit initiatief navolging zal krijgen. Zoiets zou onder andere heel goed onder de parapluie van het ASKO/Schönberg Ensemble kunnen ontstaan."  En, over het moderne orkest gesproken, het staat voor Eötvös boven iedere twijfel verheven dat de elektronica in de nabije toekomst een grotere rol zal gaan spelen dan voorheen. "Dat spreekt mij ook zo aan in het werk van Michel van der Aa, de totaal open, natuurlijke en vanzelfsprekende wijze waarop hij in zijn instrumentale stukken met het elektronische medium omspringt. Hierin herken ik veel van mezelf, want ook ik combineer regelmatig elektronische middelen in mijn composities. Ik ervaar deze ontwikkeling dan ook als volstrekt logisch. Nadat de koperblazerfamilie in de achttiende en vooral de negentiende eeuw hun intrede hebben gedaan in het symfonieorkest en in de twintigste eeuw het slagwerk, is nu de tijd rijp voor een structurele incorporatie van de elektronische media."

Flexibiliteit, een begrip dat tijdens dit interview al eerder de revue passeerde, is tenslotte ook een trefwoord om Eötvös' composities van de jaren negentig mee te typeren en waarvan Triangel voor slagwerksolist en 27 musici een optimaal tot de verbeelding sprekend voorbeeld is. Kardinaal in dit werk zijn de keuzes die de slagwerker maakt, die telkens andere confrontaties aangaat met groepen uit het ensemble. Hoe vrij zijn keuzes ook mogen zijn, de consequenties zijn dat allerminst, omdat een éénmaal ingeslagen weg fascinerende en creatieve beperkingen oplegt. "De opdracht voor de solist is weliswaar vrij met als resultaat een telkens andere uitvoering; hij moet wel zo spelen dat de musici weten wáár hij zich in het traject bevindt. De vrijheid schept dus verplichtingen. Zo moet hij in staat zijn met een grote souplesse in zijn denken allerhande muzikale zaken te combineren, dit zowel terug- als vooruitkijkend. Abstract geredeneerd zou men de slagwerker als iemand kunnen zien die permanent versnellende en verlangzaamde dansbewegingen maakt, waarbij het zijn taak is de orde in de chaos spelenderwijs te ontdekken. In een bepaald geval zelfs zodanig dat drie strijkersgroepen, die in verschillende (en door de solist geďnitieerde) tempi, aan het einde toch gelijk moeten uitkomen."

Resumerend: Triangel is een klankgeworden ritueel, een compositie die bij uitstek de ideale concertsituatie symboliseert waar Eötvös van droomt, namelijk een vervoerend en naar alle kanten openliggend gebeuren, waarin intuďtie en ratio alsmede vrijheid en gebondenheid naadloos in elkaars verlengde liggen.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links