DVD-recensie

Sir Georg Solti - The Maestro

 

© Maarten Brandt, november 2007

 

 
   

Sir Georg Solti - The Maestro

Rossini: Ouvertures Il Barbiere de Seviglia - ‘L’Italiana in Algeri - La scala di seta - Le Siège de Corinthe - Semiramide - La gazza ladra.
Mendelssohn: Symfonie nr. 3 in a, opus 56 (Schotse) - Symfonie nr. 4 in A, opus 90 (Italiaanse) - Vioolconcert in e, opus 64 (in het boekje wordt abusievelijk op. 35 vermeld)..
Bruckner: Symfonie nr. 6 in A - nr 7 in E.
Wagner: Ouvertures Der fliegende Holländer - Tannhäuser - Die Meistersinger – Vorspiel und Liebestod uit Tristan und Isolde.
R.Strauss: Till Eulenspiegels lustige Streiche opus 28 - Tod und Verklärung opus 24 - Vier letzte Lieder.

Kyung Wha Chung (viool), Lucia Popp (sopraan), Chicago Symphony Orchestra

Kodály: Suite uit Háry János opus 35a.
Bartók: Roemeense volksdansen.
Weiner: Introductie en Scherzo.
Berlioz: Hongaarse Mars uit La Damnation de Faust.
Beethoven: Symfonie nr. 7 in A, opus 92.
+ repetitiefragmenten Kodály, Weiner, Beethoven en Berlioz.

Wiener Philharmoniker

Decca 074 3203 (4 dvd’s).


Om maar meteen met de deur in huis te vallen, zij die een indruk willen krijgen van het dirigeerfenomeen dat naar de naam van Georg Solti luistert moeten deze dvd-set onverwijld aanschaffen. Solti behoorde tot de laatste der mohikanen waar het gaat om een dirigentengeneratie die reeds tijdens haar leven legendarisch was. Het fascinerende is dat het niet meevalt om deze maestro onder een noemer te schuiven. Wat deze dvd’s in elk geval duidelijk maken is dat zijn unieke wijze van dirigeren evengoed is gevormd door Arturo Toscanini als door Wilhelm Furtwängler, en dat zijn uitgerekend de grootste uitersten uit de eerste helft van de nu achter ons liggende turbulente twintigste eeuw. Waar laatstgenoemde de bij uitstek subjectieve kant van het musiceren belichaamde - waarbij dus zaken als tempo en articulatie ondergeschikt waren aan de emotionele inhoud van de partituur – is Toscanini eerder een exponent van de objectieve benadering met een ongelooflijk accent op precisie en discipline alsmede het bereiken van een messcherpe ritmiek.
Gesignaleerde eigenschappen zijn ook bij Solti duidelijk waarneem- en dus tevens hoorbaar.

Indrukwekkende staaltjes daarvan passeren bijvoorbeeld tijdens de brede selectie van Rossini-ouvertures de revue. Om het even welk klein motief bij de houtblazers of onverschillig welke strijkersfiguur; Solti verleent er als het ware met een Stanleymes reliëf aan, zowel op de korte als de lange afstand, waarbij de spanning voortdurend om te snijden is. Solti laat het echt bliksemen in het orkest, met kleine maar meedogenloos trefzekere vonken die zijdelings vanuit zijn wenkbrauwen lijken te ontsnappen en via zijn snelle en schichtige handbewegingen alom doel treffen, geen lessenaar uitgezonderd.

In Mendelssohn liggen de zaken deels anders, hoewel er in de vol veerkrachtig elan stekende weergave van de Italiaanse zeker raakvlakken met Soltis Rossini-aanpak zijn te bespeuren. Dit is beslist niet het geval in de fabuleuze vertolking van Mendelssohns Vioolconcert waarin Chung op voorbeeldige wijze soleert. Waar Toscanini in zijn verklanking met Heifetz (RCA, Naxos) zijn heil zocht in krankzinnig snelle tempi (met als resultaat in het openingsdeel een soort naaimachinestijl) opteren Solti en Chung voor een interpretatie die tot de meest uitgebalanceerde uit de catalogus behoort. Alles ademt tot in de diepste vezels van het betoog. Ook in de Schotse symfonie laat Solti de teugels soms royaal vieren.

Solti en Bruckner is weer een ander hoofdstuk. Hij heeft alle symfonieën, de Nulde incluis, voor Decca opgenomen, de Zevende en de Achtste zelfs twee keer (de eerste maal met de Wiener Philharmoniker en vervolgens met het CSO). De resultaten zijn wisselend en van een constant hoog niveau zoals bijvoorbeeld bij Haitink (Philips) en Wand (RCA, Hännsler Profil) is zeker geen sprake.

De hier op dvd gedocumenteerde live-uitvoeringen uit Chicago (Zesde) en de Londense Royal Albert Hall (Zevende) tonen echter een top-Bruckner dirigent. De studio-opname van de Zesde, die uit dezelfde tijd stamt als deze live-registratie, namelijk 1980, was al heel indrukwekkend, maar hier weet Solti nog meer te imponeren, niet alleen in het bijna even breed als Celibidache (EMI) genomen Adagio, speciaal ook in de door menigeen als zwak ervaren finale, die hier dankzij de minutieuze greep op de notentekst ongekend intens tot leven komt. Ook de (mondeling door Solti kort ingeleide) Zevende is fascinerend en staat dermate bol van dramatiek dat de naam Furtwängler inderdaad in gedachten komt. Luister en huiver bij het slot van deel 1, maar ook tijdens de opbouw naar de climax (met bekkenslag) in het Adagio.

Intens en dramatisch zijn ook de trefwoorden bij uitnemendheid op Solti’s uit Chicago stammende orkestwerken van Wagner en Strauss mee te typeren. Prachtig hoe hij een Weense expressiviteit naadloos weet te verbinden aan een bijkans oogverblindende orkestrale brille. Aan de ene kant is er een neiging het temporele verloop heel strak te houden, maar dat laatste dan wel binnen groots geproportioneerde spanningsbogen die geen seconde ook maar één knik vertonen. Zo bevat deze uitgave een van de beste uitvoeringen van de welbekende Tristan-fragmenten.

Als dit alles al niet een reden is om deze verzameling te bezitten dan zeker de tot op heden nooit eerder uitgebrachte superieure vertolking van Strauss’ Vier letzte Lieder met Lucia Popp in een onovertroffen glansrol. Hartstocht en bezonkenheid en sterker nog: eros en thanatos (liefde- en doodsdrift) strijden in deze muzikaal uitmuntende registratie om het voorste gelid. Het vreemde is wel dat deze Amerikaanse verklanking veel Weenser overkomt dan de uit Wenen afkomstig zijnde studio-opname met Kiri te Kanawa, die in vergelijking met wat Popp hier laat horen buitengewoon onderkoeld is. Het kan verkeren! Last but not least laat Solti ‘zijn’ Chicagoans zeer weelderig en bont spelen, waardoor Popp van een ideaal orkestraal decor wordt voorzien.

Is het materiaal uit Chicago afkomstig uit de periode 1976-1980, dat uit Wenen dateert uit 1995, dus van twee jaar voor Solti’s heengaan. Echter, van om het even welke teruggang in vitaliteit valt nergens ook maar iets te bespeuren. Ook niet tijdens de repetitiefragmenten die zijn gelardeerd met menige anekdote – waaronder een heel interessante over Kodály – en die bovendien een magistraal licht werpen op Solti’s feilloze gehoor. Het is alsof hij de Weners wil injecteren met de precisie en virtuositeit die hij in Chicago heeft opgebouwd, een precisie die overigens nergens tot steriliteit heeft geleid, blijkens alleen al een opvatting van Berlioz’ Hongaarse Mars die zo intimiderend is dat je je met geen vin waagt te verroeren. De meer objectieve en Toscanini-achtige kant van Solti’s musiceren komt naar voren in Beethovens Zevende, niet in termen van tempi, want die zijn zeker niet extreem snel of langzaam, maar waar het aankomt op dingen als het bereiken van een juiste balans en ritmische afbakening tussen de diverse elementen.

De beeldkwaliteit van het geheel is niet altijd haarscherp, maar dat kon in de jaren 70 natuurlijk nog niet. Wenen oogt dus beter dan Chicago dat soms grofkorrelig overkomt. Maar de beeldregie voorziet er wel in dat Solti’s intenties uitstekend voor het voetlicht komen. Het geluid is goed (ook al het hoog een enkele maal wat flets) tot uitstekend (mooie bassen!) zij het dat er tijdens de Zesde van Bruckner jammer genoeg soms een wollige lage bromtoon hoorbaar is. Maar deze kleine minpuntjes vallen in het niet bij het grote artistieke belang van deze uitgave, die wel een beetje beter gedocumenteerd had mogen worden, want voor het merendeel ontbreken de exacte data van de concerten. Ook was het leuk geweest de programma’s te hebben mogen zien waarbinnen de diverse stukken hebben gefigureerd. Zoiets moet toch gemakkelijk boven water zijn te krijgen. Hoe dan ook, warm aanbevolen.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links