DVD-recensie

Tristan und Isolde in Glyndebourne:

verstilde emoties in het moderne muziektheater

 

© Paul Korenhof, maart 2008

 

 

Wagner: Tristan und Isolde.

Robert Gambill (Tristan), Nina Stemme (Isolde), Katarina Karnéus (Brangäne), Bo Skovhus (Kurwenal), René Pape (König Marke), Stephen Gadd (Melot), Timothy Robinson (Ein junger Seemann/Ein Hirt), Richard Mosley-Evans (Ein Steuermann), Glyndebourne Chorus, London Philharmonic Orchestra.
Dirigent: Jirí Belohlávek.
Regie: Nikolaus Lehnhoff.

Opus Arte OA 0988 D (3 dvd's)

 

 

 

 


Toen de Britse miljonair John Christie tachtig jaar geleden besloot om op zijn landgoed in Sussex, tegen zijn eigen majestueuze woning aan een operatheater te bouwen, had hij in zijn achterhoofd het stoute plan zijn eigen Bayreuth te creëren. Zijn vrouw, de sopraan Audrey Mildmay, was op dat punt iets praktischer ingesteld. Zij realiseerde zich dat het nieuwe theater, hoe respectabel ook, te klein was voor een grote opera van Wagner en zij sprak toen de legendarische woorden: "John, als je toch zoveel geld uitgeeft, doe het dan goed!" De schatrijke John Christie luisterde naar haar en Glyndebourne werd niet alleen het nieuwe centrum van de internationale Mozart-interpretatie, maar tevens een uniek theater, door zijn ligging, door zijn akoestiek en door de artistieke werkomstandigheden. Die laatste blijken uit twee opmerkelijke details: alle deuren achter het toneel werden zo breed, dat een zangeres in een wijd uitstaande 18de-eeuwse jurk er niet zijdelings doorheen hoefde en (heel opmerkelijk!) Glyndebourne werd het enige theater ter wereld zonder artiesteningang. Of liever: de artiesteningang van het theater werd John Christie's eigen voordeur, en de befaamde 'orgelkamer' van het landgoed werd de belangrijkste repetitieruimte. Het was nog net niet zo dat iedereen in de keuken van de Christies zijn eigen lunch klaarmaakte, maar opvallend vond ik wel altijd, dat de artiestenfoyer keer op keer de beste bleek die ik ooit bezocht heb. Wie in Glyndebourne kwam werken, deed dat voor zijn plezier en maakte deel uit van een grote familie. Dat was zo ten tijde van John Christie en dat is zo gebleven

Schaalvergroting

Inmiddels is er ook in Glyndebourne het een en ander veranderd. Het knusse oude theatertje heeft plaats gemaakt voor een nieuwe zaal (met artiesteningang) die anderhalf keer zo groot is, en bovendien zijn onze opvattingen over Wagner ook enigszins veranderd. De schaalvergroting onder invloed van de laatromantiek en de algemene drang tot 'groots-grootser-grootst' in de vorige eeuw heeft in de muziek onder invloed van het 'authentiek musiceren' een duidelijke tegenbeweging gekregen, waardoor we ook de werken van Wagner regelmatig horen in 19de-eeuwse verhoudingen, dus niet alleen met authentieke instrumenten, maar ook met minder volumineuze uitbarstingen en kleinere stemmen. In hoeverre dat laatste het gevolg is van het algehele tekort aan 'grote Wagner-stemmen' laat ik hier buiten beschouwing, het is een ontwikkeling die momenteel plaatsvindt en die we dienen te accepteren. (Daar heb ik overigens geen moeite mee: ik ga er nog altijd van uit dat Wagner zijn opera's geschreven heeft voor zangers die thuis waren in Haydn, Mozart, Beethoven en Lortzing, en dat hij in Bayreuth het orkest niet voor niets onder het toneel heeft geplaatst.)

Brits Bayreuth

Ooit lanceerde Jan van Vlijmen het plan om, parallel aan voorstellingen in Het Muziektheater, in de Nieuwe Komedie Tristan und Isolde te laten uitvoeren in een door Reinbert de Leeuw gereduceerde versie. Dat is er nooit van gekomen, maar Wagners liefdesdrama vond zijn weg uiteindelijk wel naar Glyndebourne en in de zomer ging daar eindelijk de droom van John Christie in vervulling: een Engels Bayreuth in de groene hevels van Sussex. Het bleef voorlopig weliswaar bij Tristan und Isolde, maar ach, wat niet is kan nog komen...

Die Tristan uit 2003, die bovendien de Zweedse sopraan Nina Stemme lanceerde als een belangrijke hedendaagse Isolde (Zweden lijkt een broeikas voor Isoldes!), werd in de zomer van 2007 met een enkele wijziging in de bezetting herhaald. Het succes was zo mogelijk nog groter dan vier jaar daarvoor en die voorstelling is nu ook op dvd uitgebracht, heel luxueus verspreid over drie discs, in widescreen beeldformaat (16:9) en met een geluidsband in LPCM stereo en in dts (5.1).

Weldadige rust

Om maar eens met de technische aspecten te beginnen: ik zweer bij het theater en de concertzaal en zal dat altijd blijven doen (hoop ik). Grammofoonplaten, banden, cd's, dvd's en wat dan ook blijven momentopnamen en cichorei voor de ervaring van het lijfelijke contact met levend musiceren en theater maken, maar als ik een Tristan onder deze omstandigheden thuis tot mij kan nemen, wordt de drang om de deur uit te gaan toch iets minder sterk.

Een technisch perfect beeld dat op zowel het kleinste als het grootste beeldscherm tot zijn recht komt en een in alles warme en toch gedetailleerde theaterklank, zowel in stereo als in een uiterst natuurlijk surroundgeluid, maken dit op zich al een aantrekkelijke uitgave. Gelukkig begint in de dvd-industrie de beschaving het eindelijk te winnen van het schreeuwerige: geen ellendige jengel meer als de dvd opstart en zelfs geen obligaat zichzelf eindeloos repeterend deuntje als geluidsbehang bij het menu. Datzelfde decente kenmerkt ook de productie die - je houdt het bijna niet voor mogelijk - de voorspelen niet voorziet van 'beelden', maar die gewoon tot het opgaan van het doek de woorden 'Tristan und Isolde' of 'Act III' in beeld heeft staan. Wat een verademing! Tot de gebruikelijke extra's behoren de film Do I hear the light van Reiner E. Moritz en een gesproken toelichting van Richard Trimborn.

Schaalverkleining

Voor een 'jong en modern' publiek is zo'n voorspel zonder enig visueel element waarschijnlijk heel gewaagd, maar wie oren aan zijn hoofd heeft, hoort meteen dat ieder beeld hier overbodig is. Alles zit in de muziek, die in deze uitvoering op meeslepende wijze tot leven komt. Het London Philharmonic Orchestra is op zich al een schitterend apparaat, maar onder leiding van Jiři Bělohlávek speelt het hier de spreekwoordelijke sterren van de Wagner-hemel, waarbij het in tegenstelling tot menige Duitse formatie meer gericht is op solistische trekjes en diversiteit in kleuring dan op een totaalklank. Zeker bij de voor Glyndebourne gewenste schaalverkleining werkt dat uitstekend, ook als daarbij niet gestreefd wordt naar het kant- en borduurwerk van een Mozart-partituur. Voor de huiskamer is deze benadering zonder meer ideaal, zeker als de opname beluisterd wordt met een surroundsysteem, waarbij in veel geval de luidsprekers niet behoren tot de kolossen die een groot orkest kamerbreed kunnen laten aanstormen.

Actualisering

Een andere verademing is de enscenering van Nikolaus Lehnhoff, niet alleen een van de grote Wagner-specialisten onder de huidige regisseurs, maar ook nog altijd op en top een volgeling van Wieland Wagner. Bij hem geen vergezochte moderniseringen of actualiseringen die vaak alleen maar afleiden van de kern van het werk, en die bij al hun 'eigentijdsheid' een toneelbeeld in feite alleen maar snel achterhaald maken. Ik word zo moe van al die Wielers, Marthalers en andere regisseurs uit de moderne Duitse school, die niets aan een opera toevoegen en ons alleen maar inzicht bieden in hun eigen frustraties, en ik krijg onderhand ook echt genoeg van regisseurs die zich wel meer in dienst van het werk stellen, maar die onderhand wel zo hoog nodig de verhaallijn naar hun hand moeten zetten omdat ze helemaal gefascineerd worden door een bepaald element eruit, of door een psychologische ontwikkeling die soms niet eens in de opera zelf aanwezig is. Schoppenvrouw van Tsjaikovski is nu eenmaal een ander werk dan Schoppenvrouw van Poesjkin en het is echt onzin om de opera te regisseren vanuit de slotscène zoals Poesjkin die beschrijft, en waarvan Tsjaikovski heel bewust is afgeweken. En dat garagehouder Almaviva een rechtszaak over een huwelijkscontract organiseert in zijn eigen showroom, slaat natuurlijk als een tang op een varken. De lijst kan eindeloos worden uitgebreid...

Berusting en overgave

Van Nikolaus Lehnhoff hoeven we geen interpretatieve extravaganties te verwachten. Zelfs geen concretisering. Hij regisseert het werk bijna als een abstract verhaal waarin tijd, plaats en personages niet nader geduid worden. In een strak vormgegeven 'tunnel' (ontwerp: Roland Aeschlmann) die nu eens doet denken aan de oude Berlijnse Ring van Götz Friedrich, dan weer aan de 'Tristan-spiraal' van dezelfde regisseur bij de Nederlandse Operastichting, worden Tristan en Isolde twee mensen die door een fatale band verbonden worden en voor wie alleen de dood uitkomst kan bieden.

Nooit heb ik meer van de Liebestod begrepen als toen ik hier in de tweede akte, in de scène na de monoloog van Marke, het gelaat van Stemme in close-up zag. De totale berusting en de al even totale overgave die zij daar uitstraalt, raakt de kern van dit liefdesdrama nog meer dan Tristan's gelijktijdig gezongen 'das Land das Tristan meint'. Het decor, een strak vormgegeven 'tunnel' en een personenregie waarin Lehnhoff direct aansluit bij zijn leermeester Wieland Wagner leiden vervolgens tot het aangrijpendste slot dat ik daar ooit gezien heb. Isolde heeft zich langzaam opgericht en naar achteren gelopen, waar zij scherp afgetekend staat tegen en lichtende cirkel, met haar rug naar Tristan die zich in het zwaard van Melot stort. Zij weet wat er gaat gebeuren, hoeft het niet te zien en is zelf in haar geest al afgereisd naar het land waar zij voorgoed met haar geliefde verenigd kan zijn. Als zij aan het slot van de derde akte op het toneel terugkeert, is dat als een vrouwelijke tegenhanger van de dood in Het zevende zegel van Ingmar Bergman. Zij komt niet om Tristan te redden, maar om hem uit dit leven te verlossen, zodat zij daarna ook zelf haar onafwendbaar lot kan aanvaarden. Een aangrijpend slot van een grootse theatrale ervaring, opgebouwd in een sober maar bijzonder effectieve en indrukwekkende vormgeving.

Lyrische Isolde

Na de Tristan-ellende die Marthaler in Bayreuth over ons heeft uitgestort, is deze verstilde, bijna abstracte benadering een ware verademing, maar ook muzikaal biedt de uitvoering veel wat je tegenwoordig in Bayreuth vaak vergeefs zult zoeken. De Isolde van Nina Stemme hebben beide theaters momenteel gemeen en dan wordt een vergelijking gevaarlijk, want haar Isolde in Bayreuth heb ik enkele malen live gehoord, terwijl ik haar Glyndebourne-vertolking alleen ken van de geluidsband uit 2003 en nu dus van de dvd-registratie uit 2007. Laat ik het erop houden dat haar klank en draagkracht onder alle omstandigheden beantwoorden aan het ideaalbeeld van een lyrische Isolde, warm en menselijk, zonder de overweldigende maar daarbij vaak ook metalige grandeur van bijvoorbeeld Birgit Nilsson. Het verschil in de beide vertolkingen van Stemme zit in de rust, het evenwicht, waarbij de Glyndebourne-Isolde vooral van binnen uit lijkt te komen, alsof zij totaal los staat van de wereld om haar heen. Dat de nieuwe registratie, na vier jaar bezinken en intussen ook de Bayreuther voorstellingen, nog uitgebalanceerder klinkt dan die uit 2003 is pure winst voor de dvd.

Katarina Karnéus

Als Tristan straalt Robert Gambill inzet en betrokkenheid uit, maar zijn vertolking staat niet helemaal op het niveau van die van Stemme en men kan zich afvragen of hij zich in een groter theater ook zou kunnen waarmaken (maar goed: hierboven heb ik mijn menig al gegeven over  de relatie tussen Wagner en 'grote stemmen'). Ook hij blijkt in vier jaar tijd echter gegroeid en dat laatste geldt ook voor Bo Skovhus, een Kurwenal die keer op keer weer treft door de integriteit die doorklinkt in de vriendschap en bewondering van deze 'knecht' voor zijn meester, terwijl de bas René Pape met groot tekstbegrip een Marke neerzet die dicht in de buurt komt van de vertolkingen van Kurt Moll. Nieuw in de bezetting is Katarina Karnéus, en na Nina Stemme is zij meteen de grootste steunpilaar onder het solistenensemble. Een geboren Brangäne, muzikaal tot op het bot met een fenomenaal tekstgevoel en ontegenzeglijk ook een grote theaterpersoonlijkheid. Met de Liebestod vormen hun beider scènes de absolute hoogtepunten van deze uitvoering.

Meistersinger...

Kort en goed: het ideaal van Christie, een 'Brits Bayreuth' lijkt onder handbereik. Alleen is Tristan und Isolde ondanks de muzikale allure technisch nog een tamelijk simpele opera, maar als alle plannen gerealiseerd kunnen worden, staat over een paar jaar Die Meistersinger von Nürnberg op het programma. Een nieuwe reis naar Glyndebourne lijkt toch het overwegen waard...


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links