DVD-recensie Europese top
© Paul Korenhof, februari 2018
|
Al heel wat jaren staat de Oper Zürich aan de top van mijn lijstje favoriete Europese operatheaters. Een breed en gemêleerd speelplan waarin het ijzeren repertoire bepaald niet geschuwd wordt, is daar een vast onderdeel van een artistiek beleid dat interessante bezettingen met vaak ook grote namen presenteert in verrassende combinaties. Grote solisten lijken er zelfs eer in te stellen zich in Zürich voor het eerst - soms zelf voor de enige keer - in een nieuwe, uitdagende rol te presenteren. Daarnaast biedt het repertoire een mengeling van traditioneel en modern gerichte ensceneringen waarbij toch altijd het werk en niet de regisseur centraal stelt. Ook de meest traditioneel ingestelde bezoeker krijgt daar zelden of nooit het gevoel dat een regisseur een operatekst niet serieus neemt. Nog belangrijker is dat de Oper Zürich in alles aandacht voor het publiek uitstraalt. Dat blijkt niet alleen uit het repertoire en de manier waarop een bezoeker van dat theater zich tegelijk 'welkome gast' en 'thuis' voelt. Ook de communicatie met het publiek speelt zich af op een niveau waarop de echte operaliefhebbers zich gerespecteerd voelt en MAG, het tijdschrift van het Opernhaus Zürich, een theater voor opera en ballet, behoort daardoor al vele jaren tot mijn favoriete leesvoer. Het is een tijdschrift dat zich richt op kenners en geïnteresseerden, en dat niet vooral bedoeld lijkt om met een populair en 'laagdrempelig' toontje een 'jong en nieuw' publiek te trekken, terwijl de echte operaliefhebbers het gevoel krijgen dat niemand hen nog serieus neemt. Respect voor het publiek Niet onbelangrijk - en onbereikbaar voor DNO - is het feit dat de Oper Zürich beschikt over een eigen orkest met een 'echte' chef-dirigent, momenteel de Italiaan Fabio Luisi. Dat kwam vorig jaar tot uiting in een gezamenlijk uitvoering van Verdi's Requiem door het ensemble van de opera Zürich en het Ballett Zürich, maar ik moet zeggen dat ik daar even tegenaan heb zitten hikken. Dat Verdi's partituur theatrale elementen bevat, staat buiten kijf, maar een theatrale vormgeving, van welke aard ook, vormt toch een gevaar voor de intensiteit en de muzikale eenheid. Abstract Wat de toegevoegde waarde van het beeld is, mag ieder voor zich uitmaken. Op mij kwam zowel integer als sfeervol over en eigenlijk heeft alleen tijdens het 'Hostias tibi' mij even gestoord door overbodige bewegingen. Aan de andere kant is bij zo'n abstract beeldspel af en toe even niet kijken helemaal geen probleem en eigenlijk was het enige nadeel dat het koor vooral op de meer heftige momenten ('Dies irae') misschien iets te veel moest bewegen om tot een honderd procent perfect klankbeeld te komen. Muzikaal is het zeker een uitvoering op niveau met intense zang en bijzonder fraai, geladen orkestspel waarin Fabio Luisi zorgt voor een homogene en emotionele samensmelting van de muziek met de toneelbeelden. De solisten vormen een uitstekend kwartet waarin vooral de bijdragen van de sopraan Krassimira Stoyanova en de bas Georg Zeppenfeld in combinatie met Luisi's directie voor aangrijpende momenten zorgen. De tenor Francesco Meli geeft heb goed partij maar mist toch iets van de stem en de frasering van grote voorgangers en de integere zang van Veronica Simeoni weegt op tegen het feit dat ik hier toch de voorkeur geef aan een iets kernachtiger mezzosopraan met meer 'Amneris-allures'. Balans Een bijzonder boeiende toegift is een bijna zestig minuten durende documentaire ('Stepping into the unknown') over het ontstaansproces waarbij ook zangers en koorleden nauw betrokken zijn geweest. Niet alleen de commentaren van Spuck werken daarbij verhelderend, maar ook en zelfs meer nog het inzicht in het repetitieproces. Jammer alleen dat binnen die zestig minuten geen enkel trackpunt werd aangebracht. Niet dat ik daarom zat te springen, maar het zou wel handig zijn geweest. index |
|