DVD-recensie

Muzikale comedie wordt navrante tragedie

 

© Paul Korenhof, juli 2011

 

 

R. Strauss: Ariadne auf Naxos

Alexander Pereira (Der Haushofmeister), Michael Volle (Der Musiklehrer), Michelle Breedt (Der Komponist), Roberto Saccà (Der Tenor/Bacchus), Randall Ball (Ein Offizier), Guy de Mey (Der Tanzmeister), Andrew Ashwin (Der Perückenmacher), Ruben Drole (Ein Lakai), Elena Mosuc (Zerbinetta), Emily Magee (Primadonna/Ariadne), Gabriel Bermudez (Harlekin), Martin Zysset (Scaramuccio), Reinhard Mayr (Truffaldin), Blagoj Nacoski (Brighella), Eva Liebau (Najade), Irène Friedli (Dryade), Sandra Trattnig (Echo), Opernhaus Zürich
Dirigent: Christoph von Dohnányi
Regie: Claus Guth
Toneelbeeld: Christian Schmidt

Arthaus Musik 107 249


Ariadne auf Naxos mag dan een hybride werk zijn dat de onvoorbereide bezoeker of luisteraar zeker in verwarring kan brengen, voor de liefhebber die is ingevoerd in de wereld(en) die Strauss en Hofmannsthal in hun muzikale komedie schilderen, blijft het een meesterwerkje vol nuances en subtiliteiten, overgoten met een saus waarin hartstocht, ironie en relativerende humor om voorrang strijden. De partituur zit vol muziekdramatische juweeltjes, maar de meeste duren zo kort dat ze voorbij zijn eer je er erg in hebt, en ondertussen is de tekst van Hofmannsthal een waar luilekkerland voor wie zoekt naar citaten voor zowel 'poesiealbums' als stichtelijke toespraken bij eerste en zilveren bruiloften. Dat het grote publiek dit theaterwerk met een Janushoofd nooit echt in het hart heeft gesloten, is echter begrijpelijk. Tekst en muziek vragen om fijnproevers die redelijk in de taal van het libretto kunnen doordringen, terwijl de merkwaardige verweving van drie verschillende dramalijnen onvermijdelijk resulteert in een kwetsbaar werk dat vraagt om een uitvoering vol begrip en gevoel voor poëzie.

Eigenzinnige regie
Zoals we eigenlijk wel van hem konden verwachten, maakte de Duitse regisseur Claus Guth Ariadne auf Naxos in 2006 in het Opernhaus Zürich tot een eigentijds gebeuren waaraan de lichte toets vrijwel volledig ontbrak. Relativering en humor worden bij hem tot harde confrontaties met zowel de medemens als het eigen 'ik' en karakteristiek op dit punt waren bijvoorbeeld zijn ontluisterende Mozart-ensceneringen in Salzburg (zie eerdere besprekingen van Don Giovanni en Così fan tutte).
In Ariadne auf Naxos neemt Guth de operawereld op de hak en hij begint meteen met een onbetaalbare vondst door de Haushofmeister in de proloog te laten spelen door niemand minder dan Alexander Pereira, de toenmalige intendant van het Opernhaus Zürich en de huidige leider van de Salzburger Festspiele. Dat Pereira zich een uitstekend acteur betoont, die de snobistische arrogantie van deze Weense majordomus haarzuiver weet te treffen, is op zich al meegenomen, maar deze bezetting geeft meteen aan waarover deze enscenering over gaat.
In deze benadering fungeert het Zwitserse operatheater als uitgangspunt voor een schildering van eigenwaan en onhebbelijkheden binnen de operawereld. De Musiklehrer is blind (letterlijk, maar ook voor de realiteit), de Komponist is zo opgefokt dat hij aan het slot van de proloog zelfmoord pleegt, Ariadne is een geborneerde primadonna die in een bekend restaurant in Zürich vergeefs op haar minnaar zit te wachten, Bacchus een ijdele tenor die daar toevallig komt eten en in zijn smachtende collega een gewillige prooi ziet, enzovoort, enzovoort, enzovoort.

Onlogische details
In eerste instantie was ik niet alleen verrast maar ook aangenaam getroffen door deze benadering. Weliswaar leken de modernismen in de personenregie soms te sterk aangezet, maar gedurende de eerste twintig minuten van de proloog, zich afspelend tegen een effectief gebruikte achtergrond van witte gordijnen, was de bijtende ondertoon nog niet zo sterk dat de hele voorstelling erdoor bepaald dreigde te worden. De omslag kwam op het moment dat de Komponist vanuit die gordijnen een pistool aangereikt kreeg en vanaf dat moment tot aan zijn zelfmoord tijdens de slotmaten, werd de toon steeds dreigender. Zijn dood blijft bovendien als een schaduw boven de daarop volgende 'opera' hangen, waarbij zijn geest zich niet alleen vertoont aan Ariadne, maar zelfs een dansje maakt met Zerbinetta tijdens haar aria 'Gro βmächtige Prinzessin'.
Vanaf dat moment begon ik me ook te storen aan de onlogische details die bij dit soort eigenzinnige moderniseringen schering en inslag zijn. In de opera vormen Najade, Dryade en Echo met de komedianten van Zerbinetta het bedienend personeel van het restaurant. Dat samengaan is niet helemaal logisch, maar het kan nog. Vreemder wordt het echter als de 'komedianten' na Zerbinetta's aria opeens geen kelners meer zijn, maar door de voordeur binnenkomen als restaurantgasten… Wat was ik graag bij de repetities aanwezig geweest om te horen hoe Guth deze wending in het verhaal verklaarde, want als toeschouwer begrijp ik er geen snars van!

Ariadne
Ariadne zit er ondertussen bij of zij gek wordt en eerlijk gezegd, ik zou dat gevoel ook hebben als ik in een restaurant zat met al dat gedoe om mij heen. Gelukkig voor haar is er verandering op komst. Bij de orkestrale maten die de komst van Bacchus aankondigen, stroomt het etablissement opeens leeg en veranderen de drie diensters in bakvissen vol belangstelling voor een glossy tijdschrift dat waarschijnlijk de komst van een 'ster' aankondigt.
Ariadne zit er ondertussen bij of het haar allemaal te veel wordt en zij het contact met de werkelijkheid verliest, wat Guth de kans geeft de slotscène te presenteren als een droom. Een vreemde droom overigens, want als 'Bacchus' vanuit de theatermist tevoorschijn komt, is het eerste wat hij doet een maaltijd bestellen. Terwijl hij even naar de toilet gaat, keert Ariadne haar handtas om opzoek naar haar pillen, waarvan zij een flinke handvol inneemt. Het gevolg is dat we daarna helemaal niet meer weten waar de grens ligt tussen werkelijkheid en hallucinatie, zodat Guth gedurende het laatste halve uur eigenlijk kan doen wat hij wil.

Dohnányi
Dat alles wil niet zeggen dat de uitvoering mij tegenstaat. Integendeel. Met Strauss' Ariadne auf Naxos - of in ieder geval met mijn opvatting van dat werk - heeft de enscenering van Guth niet zo veel te maken, maar de eigenzinnige regisseur is wel een vakman en hij creëerde hier ook een opvallend sterke voorstelling die in het theater zeker ook een boeiende avond moet hebben opgeleverd. Bovendien staat de voorstelling muzikaal als een huis dankzij dirigent Christoph von Dohnányi. Die laatste vergelijking trek ik trouwens heel bewust, want zoals zo vaak combineert deze dirigent een hoog niveau van muzikale perfectie met een uiterst solide muzikale opbouw en een niet altijd flexibele frasering. Het klinkt allemaal indrukwekkend, maar zonder de souplesse en de humane warmte die de interpretaties van specialisten als Böhm en Kempe onvergetelijk maakte.

Frasering
Als ik dan toch aan het vergelijken ben, past daarbij ook een opmerking over de verschillen in vocale stijl. In de tijd van Böhm en Kempe werd op het operatoneel nog lang niet zo goed en gedetailleerd geacteerd als tegenwoordig, maar er werd veel meer expressiviteit in de zang gelegd. Zo werd er met veel meer nuances gefraseerd en ook stonden tekstbehandeling en articulatie op een beduidend hoger niveau. Oude opnamen zijn misschien niet helemaal betrouwbaar waar het gaat om het volume van stemmen en de balans tussen solisten en orkest, maar dat de zangstijl van toen veel intiemer was en veel meer gericht op verstaanbaarheid, staat als een paal boven water.
Wie nu luistert naar opnamen van een zangeres als Lisa Della Casa, kan niet alleen de tekst moeiteloos volgen, maar hoort ook een veel grotere hoeveelheid kleurnuances, zelfs binnen woorden of lettergrepen. Welke zangeres van nu is echter nog in staat om binnen één noot van kleur te veranderen? In ieder geval niet Emily Magee, een vocaal solide Ariadne die qua uiterlijk en uitstraling uitstekend past in de regie van Guth, maar die muzikaal toch iets te fors overkomt. In de akoestisch voortreffelijke opera van Zürich en in een opera waarbij het orkest uit net iets keer dan dertig musici bestaat, moet een zangeres toch waarlijk tot een intiemere frasering en een grotere verstaanbaarheid kunnen komen!

Zerbinetta
Elina Mosuc, een wat rijpe maar betrouwbare Zerbinetta, voelt op dat punt de sfeer en het theater beter aan, en als ik ook haar stem iets te groot vind, komt dat meer doordat de regie van Guth haar niet de kans geeft op de speelsheid die eigenlijk inherent is aan deze rol. Ik kan het Mosuc alleen niet echt kwalijk nemen: hoe kun je speels en levenslustig zijn als je tijdens je grote aria met een lijk moet dansen? Ook Roberto Saccà als een gloedvolle, mediterrane Bacchus brengt het er voortreffelijk af, maar de vertolking die mijn ideaal het dichtste benadert is die van Michael Volle als de Musiklehrer. Zijn eerste scène met Pereira is een absolute voltreffer! Speciale vermelding verdient zeker ook de Tanzmeister van Guy de Mey, die onlangs in de Amsterdamse Jevgeni Onegin zo'n opmerkelijke Monsieur Triquet neerzette. Ten aanzien van de overige kleinere rollen volsta ik met de constatering dat zij muzikaal en scenisch uitstekend worden ingevuld, maar dat zij stilistisch niet echt een smeuïg 'Weens' ensemble vormen.

Der Komponist
Problematisch blijft de invulling van de Komponist door Michelle Breedt. Deze Zuid-Afrikaanse mezzosopraan kennen we hier sinds 2004 als Octavian in Der Rosenkavalier bij De Nederlandse Opera en om heel eerlijk te zijn: ik was verheugd over de aankondiging dat haar rol bij de reprise in mei jl. zou worden overgenomen door de lichter getimbreerde Magdalena Kozená. Als Octavian al gezongen wordt door een mezzosopraan, moet dat voor mij een zangeres zijn die niet alleen een geloofwaardige Carmen, Cherubino en Charlotte kan neerzetten, maar ook Zerlina en zelfs Mélisande, een rol die Kozená in Parijs onder Haitink vertolkt heeft. Helaas moest de laatste door ziekte verstek laten gaan en Breedt keerde terug, nog alt-achtiger en daardoor vocaal nog 'moeke-achtiger' dan voorheen.
Diezelfde Michelle Breedt horen we in deze Ariadne auf Naxos als weinig jongensachtige Komponist en bovendien lijkt de rol al in haar eerste scène voor haar toch iets te hoog te liggen. Gevoegd bij haar ook niet bepaald jongensachtige uitstraling en de vreemde rol die de regie haar toebedeelt, is dit een Komponist die mijlenver verwijderd is van wat Hofmannsthal en Strauss voor ogen moet hebben gestaan!

Technisch is deze uitgave tot in de puntjes verzorgd met een heldere klank vol diepte en een beeldkwaliteit die die van een Blu-rayschijf benadert. Wel wisselt de dvd een beetje lelijk van laag tijdens de instrumentale inzet van 'Grossmächtige Prinzessin' en dat soort problemen is bij Blu-ray natuurlijk opgelost. Erg prettig vind ik altijd de presentatie van Arthaus Musik met een begeleidend boekje dat niet zomaar een algemeen verhaaltje vertelt (als het ar al bij zit), maar dat ook inhoudelijk op de getoonde productie ingaat.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links