DVD-recensie

Opera zonder drama

 

© Paul Korenhof, november 2015

 

Schubert: Fierrabras

Georg Zeppenfeld (König Karl), Julia Kleiter (Emma), Markus Werba (Roland), Franz Gruber (Ogider), Benjamin Bernheim (Eginhard), Peter Kálmán (Boland), Michael Schade (Fierrabras), Dorothea Röschmann (Florinda), Marie-Claude Chappuis (Maragond), Manuel Walser (Brutamonte), Helmut Höllriegl (Ein maurischer Hauptmann), Secil Ilker, Wilma Maller (Zwei Jungfrauen), Michael Wilder (Ein Ritter), Konzertvereinigung Wiener Staatsopernchor, Wiener Philharmoniker
Dirigent: Ingo Metzmacher
Regie: Peter Stein

C Major 730804 (Blu-ray)

Opname: Salzburg, 22 & 25 augustus 2014

 

De uitvoeringen en de daarop volgende cd-uitgave van Fierrabras in de productie die Claudio Abbado met Ruth Berghaus verzorgde tijdens de Wiener Festwochen 1988, veroorzaakte een soort culturele aardverschuiving. Zou Schubert dan toch een echte operacomponist geweest zijn? Afgaande op de recensies die varieerden van 'gewoon' enthousiast tot 'laaiend' zou je het wel geloven, maar helaas ben ik er toen niet in geslaagd een voorstelling bij te wonen. Ik moest het doen met de opname van DG die mij er voorgoed van overtuigde dat Schubert op vocaal gebied niet alleen een groot liedcomponist was. Hij kon ook de grote adem opbrengen voor van emoties doordrenkte scènes voor solisten en orkest, terwijl hij eveneens ongelooflijk knap en geïnspireerd kon schrijven voor koren en vocale ensembles.

Aan de andere kant kwam via de cd het drama voor mij niet van de grond, ondanks een inspirerende bijdrage van Ruth Berghaus in het cd-boekje die mij nieuwsgierig maakte naar haar scenische aanpak. Toen ik uiteindelijk een videoband van de productie in handen kreeg, bracht die niet helemaal wat ik ervan hoopte. In een prachtige productie wist Berghaus op een inventieve en bevlogen wijze de dramaturgische zwakte van het werk aanvaardbaar te maken, maar daar bleef het bij. Ook de beste muziek levert niet altijd een goede opera op, terwijl een minder hoogstaande partituur als theaterwerk juist heel effectief en meeslepend kan zijn. Het is als met literatuur: goed toneel hoeft geen literair meesterwerk te zijn terwijl dialogen op hoog literair niveau in het theater zelfs een probaat slaapmiddel kunnen vormen.

Deze nieuwe opname van Fierrabras, gepresenteerd tijdens de Salzburger Festspiele 2014 (en de eerste opera van Schubert die ooit tijdens het festival te zien is geweest), brengt mij niet op andere gedachten. Het grootste deel van de muziek is Schubert op hoog niveau en vooral de grote koorpassages zijn meeslepend, maar 'opera' wordt het nergens. Was Schubert dan toch geen operacomponist? Ik ben bang van niet. Bij het eerste vereiste daarvoor, een goed libretto, vallen al zijn opera's door de mand en dat geldt ook voor Fierrabras . De gedramatiseerde ridderroman die Wilhelmine von Chézy vervaardigde voor Weber's Euryanthe (eveneens uit 1823) maakte al dat mijn waardering voor dat werk nooit verder ging dan de muziek. De tekst van Joseph Kupelwieser voor Fierrabras bezit nog minder dramatiek en geeft de personages nog minder reliëf. Het verhaal dat zich afspeelt ten tijde van de strijd van Karel de Grote tegen de Moren, is op zich al te ongeloofwaardig voor een dramatisering, maar Kupelwieser bleek totaal niet in staat zijn personages te bezielen. terwijl zijn dialogen soms tenenkrommend zijn, zeker in hun originele vorm.

Vervolgens blijkt Schubert zelden of nooit in staat de dramatische zwakheden van zijn libretti met de dramatische kracht van zijn muziek te compenseren. Wel blijft hij altijd zichzelf, wat vaak als een voordeel, maar soms ook als een nadeel geldt. Zo klinkt het openingskoortje van spinnende hofdames niet bepaald als het begin van een grote opera, eerder als de inleiding tot een gezellig Singspiel, terwijl de solistische strofen van Emma meteen een andere sfeer oproepen, een contrast dat nog versterkt wordt door het couperen van de tussenliggende gesproken tekst. Die coupure vonden we ook al bij Abbado, maar de Salzburger uitvoering gaat nog verder en reduceert de daarop volgende dialoog van Eginhard en Emma tot een noodzakelijke kern om het daar weer op volgende duet in een context te plaatsen. Na nog geen kwartier is dan de eerste scène voorbij zonder dat er eigenlijk iets gebeurd is.

In deze trant gaat het drie volle uren door, maar wel met meer dan eens Schubert op zijn best, hoewel Abbado door zijn soms net iets vlottere tempi mij iets meer overtuigde dan Ingo Metzmacher. Wellicht speelt daarbij mee dat Abbado en Berghaus misschien meer een artistieke eenheid vormden dan Metzmacher en Peter Stein, die het werk lijkt te regisseren alsof hij er eigenlijk niet in gelooft. Waar Berghaus de handeling situeerde in de tijd van ontstaan, waarbij de biedermeiersfeer en pasteltinten zorgden voor een evenwicht met tekst en muziek, maakt Stein er een bewegend prentenboek van op het snijpunt van vroege middeleeuwen en wereld die een deels Moorse deels byzantijnse sfeer uitstraalt.

Dat Stein daarbij de dialogen niet alleen inkortte maar soms ook bewerkte, kan ik mij voorstellen, maar hij was minder rigoureus dan Berghaus die het verhaal beter wist aan te scherpen. Dankzij het cd-boekje van DG kennen we het hele libretto en dat doet vermoeden dat een complete uitvoering bijna vier uur moet duren. Zover komt het ook hier niet, maar deze uitvoering duurt al met al wel twintig minuten langer.

Door dat alles betrapte ik mijzelf er meerdere malen op dat mijn aandacht afdwaalde en dat ik op een gegeven moment eigenlijk alleen nog aandacht had voor de muziek. In de zaal word je min of meer gedwongen je aandacht bij het toneel te houden. maar in je studeerkamer drie uur lang kijken naar beelden die vaak weinig meer zijn dan bewegende tableaux vivants, blijkt een stuk moeilijker. Opera is drama, maar 'drama' is toch iets anders dan 'bewegende beelden'. Ondanks de gedateerde videoregistratie weet de regie van Berghaus nog altijd meer te boeien dan dit fraaie, prachtig belichte en technisch hoogwaardig vastgelegde prentenboek.

Wat overblijft is een enthousiast pleidooi voor Schubert, maar het niveau van Abbado's solistenteam met Karita Mattila, Cheryl Studer, Josef Protschka, Thomas Hampson en Robert Holl wordt hier niet altijd geëvenaard. De enigen die zich volledig met hun voorgangers kunnen meten, zijn de bas Georg Zeppenfeld als een sonore Karel de Grote en de sopraan Dorothea Röschmann die als Florinda de vlam in de pan doet slaan. Verder boeit Julia Kleiter in al haar scènes als een lieftallige Emma met tragische aanzetten (de enige rol met wat diepgang), terwijl Michael Schade in de titelrol met ervaring en persoonlijkheid compenseert wat zijn tenor na zoveel jaren aan glans heeft ingeboet. Minder overtuigd ben ik door de vooral in het eerste bedrijf wat ongenuanceerd zingende Benjamin Bernheim als zijn rivaal Eginhard, terwijl de uitmuntende vertolking van de tenorale Markus Werba niet kan verhinderen dat ik als Roland toch liever de bariton van Thomas Hampson hoor.

Onder de gedegen leiding van Metzmacher is het aandeel van koor en orkest de partituur van Schubert waardig, maar klanktechnisch komt het er niet helemaal uit. Misschien ligt het aan de opname, misschien aan de akoestiek van het Haus für Mozart, maar het klinkt allemaal wat droog en benauwd. Opvallend is wel dat de stemmen daar mooi helder en verstaanbaar bovenuit komen en dat kan ik tegenwoordig niet van veel opnamen zeggen. Op de weergave van beeld en geluid is bij de blu-raydisc natuurlijk niets aan te merken. Erg prettig is bovendien dat de ondertitels soms bovenin het beeld staan. Dat zou vaker mogen gebeuren, zeker bij opnamen van het volledige toneel.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links