DVD-recensie

Omstreden regie - muzikaal feest

 

© Paul Korenhof, september 2017

 

Rossini: Guillaume Tell

Gerald Finley (Guillaume Tell), Enkelejda Shkosa (Hedwige), Sofia Fomina (Jemmy), Malin Byström (Mathilde), John Osborn (Arnold), Eric Halfvarson (Melcthal), Alexander Vinogradov (Walter Furst), Enea Scala (Ruodi), Nicolas Courjal (Gesler), Michael Covlin (Rodolphe), Samuel Dale Johnson (Leuthold), Michael Lessiter (Chasseur)
Royal Opera, Covent Garden
Dirigent: Antonio Pappano
Regie: Damiano Michieletto
Opus Arte OA 205 D (2 dvd's)
Opus Arte OA BD 7195 D (Blu-ray disc)
Opname: Londen, 29 juni 2015

 

In juni 2015 haalde de statige Royal Opera de voorpagina's - en niet alleen in Engeland - door de heftige reacties van het publiek op een verkrachtingsscène in een nieuwe productie van Rossini's Guillaume Tell. Toen ik later zelf een van de voorstellingen zag, bleek het echter mee te vallen: tijdens een vrolijk stukje balletmuziek (zonder dans) maken de soldaten van de usurpator Gesler zich meester van een vrouw uit het volk, ontdoen haar van haar kleren en gooien haar voor verder vermaak op hun eettafel. Zeker in Nederland zijn we in het theater wel meer gewend, zelfs in de opera, waar bijvoorbeeld een gelijksoortige scène in Kusej's enscenering van Lady Macbeth van Mtsensk (DNO 2006) heel wat heftiger was. Echt problematisch is eerder het ontbreken van de cruciale scène met de hoed van Gesler waarvoor iedereen moet buigen als ware het Gesler zelf. Tell wordt nu gearresteerd omdat hij de verkrachte dame te hulp schiet, maar waarop slaat dan de beschuldiging van Rodolphe dat hij Gesler's wet heeft overtreden? Is er een wet die hem verbiedt iemand te hulp te komen?

Discrepantie
Aan de andere kant kon ik mij de reacties van toeschouwers met een oor voor de muziek goed voorstellen. Regisseur Damiano Michieletto plaatste die scène in het derde bedrijf tegen de achtergrond van een typisch Franse (en rossiniaanse) balletscène, de bekende Pas de soldats, een luchtig, vrolijk en elegant allegro vivace in G. Het was weer typisch zo'n 'vondst' van een regisseur die tekst en muziek ondergeschikt maakt aan zijn eigen 'concept', en die daarbij ook nog eens volledig tegen de sfeer van het werk in gaat.

Guillaume Tell is een romantische opera uit het begin van de 19de eeuw, waarin menselijke emoties samengaan met de élégance van een toen nog tamelijk naïef soort romantiek. Wie zo'n werk behandelt als realistisch drama, gaat per definitie tegen het werk in en het zou vreemd zijn als een ervaren publiek die discrepantie niet zou aanvoelen. Zeker als een regisseur wel voortdurend het verhaal naar zijn eigen hand zet, maar weinig gevoel tootn heeft voor de emoties en de karakters van de in tekst en muziek geschilderde personages (zie ook mijn bespreking van Michieletto's visie op Rigoletto bij DNO).

Tuinaarde
Eer ik nader inga op de regie eerst maar even aandacht voor de positieve punten im het muzikale deel van de uitvoering. In 2010-2011 dirigeerde Antonio Pappano al een concertante uitvoering met de Romeinse Accademia Nazionale di Santa Cecilia, eveneens met Gerald Finley, John Osborn en Malin Byström in de hoofdrollen, die toen door EMI voor de cd werd vastgelegd en tijdens de BBC Proms 2011 met licht gewijzigde bezetting werd herhaald. Ook toen baseerde hij zich op de kritische uitgave van Elizabeth Bartlet die twee jaar eveneens in Covent Garden op de lessenaars lag, en het resultaat werd door mij op deze site met grote instemming begroet (zie de bespreking https://www.opusklassiek.nl/cd-recensies/cd-pk/pkrossini02.htm ).

De orkestrale verschillen tussen de opnamen in Rome en Londen zijn minimaal. Het lijkt of het Romeinse orkest meer Italiaanse helderheid uitstraalt, maar vanwege de akoestische verschillen tussen de zaal in Rome en het drogere Royal Opera House durf ik daarover geen uitspraak te doen. Nog meer geldt dat voor het aandeel van de koren, waarbij het Engelse ensemble akoestisch duidelijk gehinderd wordt met een dikke laag dempende tuinaarde op het toneel. Door de enthousiaste en gedreven aanpak van Pappano ontlopen beide uitvoeringen elkaar echter nauwelijks in theatraliteit en expressiviteit, terwijl de klank van dvd en Blu-ray Disc (ik zag en hoorde beide) elkaar alleen in de bits ontliepen. Bij de dvd noteerde ik bij de stereo-weergave 48kHz/16bit bij 1.5 Mbps en bij de BD 48kHz/24bit bij 2.3Mbps, wat betekent dat er behalve een goed gehoor ook een heel goede installatie nodig is omdat dat verschil te laten overkomen.

Menselijkheid
Een waar genoegen is het de beide mannelijk hoofdrolvertolkers terug te horen. De intensiteit van Finley's spel houdt gelijke tred met zijn zang en bewondering verdient vooral dat hij ondanks de op dit punt oppervlakkige regie de menselijkheid van de titelheld voortdurend hoor- en zichtbaar weet te maken. Dat doet mij zelfs vergeten dat ik eigenlijk liever een iets kernachtiger en meer 'Franse' zangstijl gehoord had (Gabriel Bacquier in de EMI-opname onder Gardelli blijft ideaal). Ook de Arnold van John Osborn ontbeert iets van de 'Franse' helderheid die we wel horen bij Juan Diego Flórez. De laatste is misschien iets te licht voor de meer heroïsche momenten, maar stilistisch is hij beter op zijn plaats. Dat neemt niet weg dat Osborn hier een uitmuntende prestatie levert en ik kijk met verlagen uit naar zijn Hoffmann bij DNO in juni.

Jammer blijft dat beiden in de grauwe, soms onappetijtelijk modderige outfit die ontwerpster Carla Teti voor hen bedacht heeft, niet echt overkomen als de romantische vrijheidsstrijders die zowel de traditie als Rossini's partituur oproept. Romantiek en idealisme zijn begrippen die regisseur Michieletto tot elke prijs tracht te vermijden in een enscenering die zo gewoon, zelfs zo banaal mogelijk moet overkomen. Tijdens de ouverture zien we Tell's zoontje Jemmy (uitstekende rol van Sofia Fomina) met speelgoedsoldaatjes aan de keukentafel oorlogje spelen om vervolgens zijn aandacht te wijden aan een stripverhaal over 'Wilhelm Tell' in de ooit zo populaire reeks Illustrated Classics. Dat laatste valt niet in goede aarde bij zijn vader, Guillaume Tell dus, en daarmee zitten we meteen in met de eerste van de reeks onlogische situaties waarin Michieletto ook in deze enscenering grossiert. De Tell uit het stripverhaal lijkt zich vervolgens te materialiseren als een regelmatig terugkerende jager in een historisch kostuum die de Tell uit de opera zijn pijlen geeft en blijkbaar zodanig zijn geest in bezit neemt, dat deze zich gaat identificeren met zijn historische voorbeeld.

Stripfiguren
Om drie en een half uur lang ook visueel van deze opname te genieten is het nodig om met Michieletto's regievondsten mee te gaan. Als we onze intelligentie uitschakelen en niet te logisch denken, lukt dat redelijk, althans tot het laatste tafereel, want daar leidt de combinatie van zijn 'diepere bedoelingen' met het echte verhaal tot een dramatische janboel. Een probleem blijven daarnaast vooral de balletscènes waaraan Michieletto absoluut geen invulling weet te geven die in overeenstemming is met de muziek. Dat begint bij de Pas de six in het eerste bedrijf en het bereikt een dieptepunt met de hierboven vermelde verkrachting.

Een feit blijft dat iedere regie bij Michieletto uitgroeit tot één grote conceptuele gimmick, de ene sterker dan de andere. Gelukkig blijft hij hier dichter bij het verhaal dan in Il viaggio a Reims en Rigoletto bij DNO. Deze Guillaume Tell is in dit opzicht vergelijkbaar met zijn Londense aanpak van de Cavalleria rusticana & Pagliacci, en ondanks diverse onlogische situaties blijft het verhaal redelijk te volgen, ondanks de merkwaardige personenregie die de karakters ook hier reduceert tot tweedimensionale stripfiguren.

Hoe weinig de regie zich aan de muziek gelegen laat liggen, wordt geïllustreerd door de geheel met tuinaarde bedekte toneelvloer. Dat daarop niet gedanst kan worden, is nog tot daar aan toe, maar de stemmen, vooral die van het meer naar achteren geplaatste koor, worden er regelmatig onaangenaam door gedempt. Verder worden in de decors van Paolo Fantin vooral dankzij de belichting wel een paar mooie effecten bereikt, maar al het gedoe met modder, bloed en een overdaad aan ondergoed leidt meer dan eens tot rommelige, soms bepaald onesthetische beelden. Dat kan bedoeld zijn als contrapunt bij het rossiniaanse bel canto, maar drie uur visueel contrapunt is mij iets te veel van het goede.

Trio patriotique
Afgezien van de vocaal weinig imposante Gesler van Nicolas Courjal zijn de overige mannelijke rollen redelijk tot goed bezet, maar ik was weer niet helemaal gelukkig met de Mathilde van Malin Byström. Wel is haar zang hier iets beter verstaanbaar, maar het blijft weinig expressief. Ik kan begrijpen dat Pappano zich aangetrokken voelt tot haar muzikaliteit, maar Mathilde vraagt bij haar lyriek ook om warmte en vocaal overwicht. Die elementen ontbreken hier, terwijl haar versieringen aan het slot 'Sombre forêt' bij lange na niet het vloeiende 'col canto' hebben dat Rossini blijkens zijn notatie zelf wilde horen.
Beter ligt haar de virtuoze, van wanhoop vervulde aria 'Pour notre amour plus d'espérance' in het derde bedrijf. Het daarop volgende duet met Arnold heeft echter weinig van een liefdesduet, maar kennelijk komt Michieletto met zoiets ook niet uit de voeten. Hij maakt er eerst een soort verkleedpartij van (om het beeld met handeling te vullen?) en voert dan in dat 'sombere bos' diverse andere personages plus een tafel en stoelen en natuurlijk de zwijgende jager ten tonele, omdat hij ook hier weer niet weet hoe hij met twee samen zingende personages moet omgaan. We kennen dat soort afleidingsmanoeuvres al te goed uit zijn Rigoletto in Amsterdam.

Ook het befaamde, door Offenbach zo heerlijk geparodieerde 'trio patriotique' meteen daarna weet Michieletto niet zonder kunstgrepen op het toneel te zetten en dus laat hij daar behalve de steeds weer terugkerende 'jager' uit het stripverhaal ook de geest van de vermoorde Melcthal opdraven. Aan het slot van het tweede bedrijf, als de kantons hun nachtelijke samenzwering bezegelen, duikt die jager weer op, nu in gezelschap van Tell's zoontje, en samen beklimmen zij een omgevallen boom om van dat moment getuige te zijn. Een visueel bijna even imposant moment als de muziek die Rossini ervoor schreef, maar die muziek begrijp ik. Wat Jemmy daar met die jager komt doen, is mij een raadsel.

Afgezien van de bij Opus Arte altijd ontbrekende track-indeling lof voor het fraaie boekje met kleurige repetitie- en scènefoto's. De uitstekende inleiding van Jonathan White heeft duidelijk betrekking op de opera van Rossini en niet op de enscenering van Michieletto.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links