DVD-recensie

Vocaal feest in stomme film

 

© Paul Korenhof, oktober 2013

 

Rossini: Ciro in Babilonia

Ewa Podles (Ciro), Michael Spyres (Baldassare), Jessica Pratt (Amira), Carmen Romeu (Argene), Mirco Palazzi (Zambri), Robert McPherson (Arbace), Raffaele Costantini (Daniello), Teatro Comunale di Bologna
Dirigent: Will Crutchfield
Regie: Davide Livermore

Opus Arte OA 1108 D

Opname: Pesaro, augustus 2012

 

Regisseurs hebben het tegenwoordig maar moeilijk. Een opera gewoon op basis van tekst en muziek regisseren kan gewoon niet meer. Je moet er iets bijzonders van maken en liefst ook nog iets origineels. Toen Davide Livermore in 2012 tijdens een belcantofestival in Caramoor (Katonah) de Amerikaanse première van Rossini's zelden uitgevoerde 'dramma con cori' Ciro in Babilonia op het toneel zette, een voorstelling die enkele maanden later in Pesaro herhaald zou worden, kwam hij op een lumineus idee: hij ging de opera op het toneel ensceneren als een zwijgende film. Opera, het 'geluidsdrama' bij uitstek, als stomme film, je moet er inderdaad maar opkomen!

Wie consequent is, bekijkt deze dvd natuurlijk met de volumeregelaar op nul, maar omdat ik - wellicht ten onrechte - er nog steeds van uit ga dat bij een opera de muziek het langrijkste onderdeel van het drama is, heb ik dat maar niet gedaan. De tweede keer heb ik echter wel de euvele moed gehad om aanvankelijk het beeld uit te zetten en toen heb ik helemaal met volle teugen genoten! Het probleem werd alleen dat ik dit juegdwerk niet zo erg goed ken en dus kreeg ik na verloop van tijd behoefte aan de ondertiteling. Op het toneelbeeld lette ik maar niet meer.

Nu moet ik wel toegeven dat Ciro in Babilonia zich niet zo makkelijk overtuigend op het toneel laat zetten. De 19-jarige Rossini schreef het werk in 1812 voor een uitvoering in Ferrara tijdens de vastentijd, wat betekent dat het vóór alles de schijn moest hebben van een 'bijbels oratorium' en iedere theatrale frivoliteit was daarbij uit den boze. Zelfs de benaming 'opera' was verboden en dus plakten Rossini en zijn librettist Francesco Aventi er maat het etiket 'dramma per cori' op, ondanks het feit dat het aandeel van het koor in feite heel bescheiden is.
Dat alles weerhield de jonge Rossini er overigens niet van om als ouverture gewoon de sinfonia te gebruiken die hij een paar maanden eerder in Venetië had gebruikt voor de kluchtige eenakter L'inganno felice. Het is trouwens niet de enige 'Rossini-grap' in deze niet altijd even serieuze partituur. Zijn kennismaking met de 'seconda donna' die de rol van Argene zou zingen, beschreef de componist zelf aldus:
"Niet alleen was zij onbeschrijflijk lelijk, maar haar stem bevatte ook geen spoor van waardigheid. Na grondige testen kwam ik tot de conclusie dat zij maar over één enkele noot beschikte, haar centrale bes, die niet al te slecht klonk. Ik schreef daarop een aria waarin zij alleen maar die ene noot te zingen had. Alles stopte ik verder in het orkest en toen het stuk grote bijval ontlokte, was mijn ééntonige zangeres dolblij met haar succes."

Hier is die zangeres in kwestie de jonge Spaanse mezzosopraan Carmen Romeu wier stem verre van lelijk klinkt en die ik ook graag een aria met meer tonen had horen zingen. Tegen de tijd dat zij toe is aan haar 'aria di sorbetta', hebben wij echter al twee en een half uur achter de rug met Rossini-zang op - vrijwel altijd - het hoogste niveau. Zo schaars als Verdi-zangers geworden zijn, zo goed zitten we momenteel in de Rossini-specialisten, waarbij vooral het aantal virtuoze tenoren opvalt. De Amerikaan Michael Spyres, die ik eerder in verschillende andere partituren hoorde, is ook weer zo'n ontdekking, virtuoos in al zijn fiorituren, krachtig door alle registers heen helder, vol in zijn timbre en uiterst betrouwbaar in zijn ademsteun, niet onbelangrijk in een rol die twee octaven omspant en overal evenveel stem en virtuositeit vereist.
Op hetzelfde hoge niveau staan de twee belangrijkste vrouwenstemmen, waarbij de erepalm gaat naar de Poolse alt Ewa Podles. In de titelrol laat zij op indrukwekkende wijze horen waartoe een Rossini-alt in staat moet zijn en voor haar centrale travestierol, een voorloper van Arbace in Semiramide, brengt zij bovendien een enorme toneelpersoonlijkheid mee. Dat haar laagte na een carrière van ruim 35 jaar een beetje begint dicht te slibben, vind ik bij dit alles geen probleem, maar wel is jammer dat zij zo karikaturaal werd uitgedost, maar daarover later. De lyrische sopraanpartij is bij de veel jongere Engels-Australische Jesica Pratt (zij debuteerde in 2007) in even goede handen. Ook zij combineert een warm, rond timbre met een grote expressiviteit en bovenal een uitmuntende techniek waarmee zij Rossini's schier eindeloze notenreeksen als parelsnoeren over het publiek uitstort. Niets dan goeds ook over de overige solisten met uitzondering misschien van de niet altijd even solide Daniello van de bas Raffaele Costantini.

Zowel in Amerika als in Italië werden de productie gedirigeerd door Wil Crutchfield, geen echte echte specialist in dit repertoire maar wel iemand met gevoel voor de periode. Zijn samenenwerking met het koor en orkest uit Bologna verliept echter niet helemaal vlekkeloos en vooral het koor loopt in het begin soms flink uit de pas. Op basis van één enkele voorstelling is alleen moeilijk te bepalen in hoeverre de regisseur hiervoor verantwoordelijk was.
Dat regisseur Davide Livermore een niet altijd even gunstig stempel op de voorstelling heeft gedrukt, is daarentegen helemaal zeker. Om te beginnen is het natuurlijk merkwaardig om een opera, waarbij zang per definitie centraal staat, te ensceneren als een stomme film en het werpt een vreemd licht op het uitgangspunt van deze regie. Een andere uitgangspunt dat niet consequent kan worden doorgetrokken, is de situering in een buurttheatertje in de jaren twintig van de vorige eeuw. In het begin - tijdens een ouverture vol beelden die aan de oude slapstick herinneren - zien we publiek en bioscooppersoneel binnenkomen en zijn weg zoeken, maar als de opera eenmaal begonnen is, gaat datzelfde bioscooppubliek plotseling de koorpartijen vertolken en zelfs aan de handeling deelnemen.En dan durven moderne regisseurs nog vol te houden dat de libretti van die oude opera's zo onlogisch zijn!

Het verdere verloop biedt een mengeling van 'echt' theater en filmprojecties, inclusief de bijbehorende flikkerende beelden en af en toe een tussentekst om de handeling duidelijk te maken (in dit geval overigens helemaal niet zo onwelkom), maar de aankleding roept weer vraagtekens op. Het libretto is gesitueerd in het oude Babylon ten tijde van Daniël in de leeuwenkuil en bevat dus ook de scène waarin de koning plotseling op de wand de woorden 'mane thekel phares' ziet verschijnen. Op zich natuurlijk ook al onlogisch omdat de Babyloniërs in spijkerschrift schreven, maar zo wil de overlevering het nu eenmaal. (Laten we eerlijk zijn: Pilatus heeft ook nooit 'quid est veritas?' gezegd en Julius Caesar evenmin 'alea iacta est'; als zij zich inderdaad in die zin hadden uitgelaten, hadden beiden het vrijwel zeker in het Grieks gedaan.)
Met andere woorden: met dit libretto bevinden we ons in dezelfde sfeer als die waarin Verdi's Nabucco en Rossini's eigen Semiramide zich afspelen en wellicht heeft ontwerper Gianluca Falaschi zich laten inspireren door prenten van de premières van die beide opera's in respectievelijk 1844 en 1823. Vervolgens heeft hij zijn ontwerpen extra aangezet in de stijl van de stomme film, zodat de personages rondlopen in overtrokken zwart-grijs-witte Babylonische fantasiekostuums met overdreven pruiken en namaakbaarden die vaak iedere gelaatsexpressie aan het gezicht onttrekken.

Ciro in Babilonia is een niet al te sterke jeugdopera met goede tot uitstekende muziek en enkele virtuoze aria's. De grootste zwakheden liggen in de lengte en het hybride karakter van deze 'oratorium-opera', maar ook nu kan ik alleen maar constateren dat regisseur en ontwerpers de componist een grotere dienst hadden bewezen, als zij het werk een beetje serieus hadden genomen. Geen kwaad woord echter over de uitstekende registratie en vooral het uitstekende audiospoor, dat de tot nu toe beschikbare cd-versies van deze jeugdopea ver achter zich laat. In het redelijk informatieve dvd-boekje ontbreekt echter weer ieder spoor van een dvd-indeling en dat is zeker bij zo'n onbekend werk bijzonder onhandig. Je zult in een drie uur durende opera maar op zoek zijn naar die ene aria . . .


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links