DVD-recensie

Britse koninginnen in een Venetiaans labyrint

 

© Paul Korenhof, mei 2011

 

 

Donizetti: Maria Stuarda

Fiorenza Cedolins (Maria Stuarda, Sonia Ganassi (Elisabetta), José Bros (Leicester), Mirco Palazzi (Talbot), Marco Caria (Cecil), Pervin Chakar (Anna), Teatro La Fenice
Dirigent: Fabrizio Maria Carminati
Toneelbeeld en regie: Denis Krief

C Major 70430 (Blu-ray)

 

 


Het introductiefilmpje toont onder de titelrol met de bezetting een reeks beelden van Venetië die op zich al voldoende zijn om iedereen tot de Blu-rayschijf te bekeren. Nog afgezien van het feit dat er bij geen enkel gebouw een steiger te bekennen is (zo ken ik Venetië helemaal niet) trekken de lagune, de San Marco, de Rialto en het Canal Grande zo scherp gedefinieerd aan ons oog voorbij, dat het bijna niet natuurlijk meer overkomt. De beelden vanuit het Teatro La Fenice zijn natuurlijk van een andere aard, maar niet minder scherp en daarbij prachtig van kleurstelling en diepte, terwijl ook het audiogedeelte voldoet aan de hoogste eisen die men aan een live-opname kan stellen. Prachtig allemaal, maar waarom moet er zo'n armzalig boekje bij: een paar foto's en veertien tekstpagina's, waarvan er zes nodig zijn voor rolverdeling, track-indeling en andere gegevens. Voor de toelichting en de synopsis in drie talen blijven dus alles bij elkaar acht kleine pagina's over, wat neerkomt op een korte toelichting en een synopsis van niet meer dan één flinke alinea, terwijl Maria Stuarda toch echt niet behoort tot het repertoire dat iedere operaliefhebber kan dromen. Dat kan beter!

Ondertussen zitten we als kijker opgescheept met een Tunesische regisseur die kennelijk op het punt staat het operawiel uit te vinden. Aan het historische drama heeft hij geen boodschap en in plaats daarvan confronteert hij ons met een paar mensen in redelijk eigentijdse kostuums die hun weg moeten vinden in een gigantisch, meer dan kniehoog labyrint dat vrijwel het hele oppervlak van het toneel beslaat. Hier en daar zijn er opeens wat oprijzende elementen of verborgen trapjes, maar het labyrint overheerst en gelukkig wordt een deel van de toelichting gebruikt om ons uit te leggen wat daarmee bedoeld wordt: de personages zijn emotioneel verdwaald in het labyrint van hun leven. Heel diepzinnig natuurlijk, maar het is wel een toneelbeeld dat met evenveel gemak gebruikt kan worden voor L'incoronazione di Poppea, Giulio Cesare, Le nozze di Figaro, Norma, Rigoletto, Tristan und Isolde, Arabella en nog een paar honderd andere opera's, waaronder - heel toepasselijk - ook Death in Venice.

Op zich is met zo'n decor best iets te doen, maar dan moeten de zangers wel meer ruimte hebben. Nu komen ze niet verder dan een paar stappen vooruit of opzij, terwijl zij ook nog voortdurend moeten kijken waar zij lopen. De daarbij door Krief ontwikkelde personenregie komt dan ook nauwelijks verder dan steeds maar dezelfde soort loopjes, van elkaar af of naar elkaar toe, en in parallelle dan wel tegengestelde bewegingen. Als er al sprake is van fysiek contact, komt dat bovendien niet echt logisch over. De manier waarop Leicester in het eerste bedrijf koningin Elisabeth staat te 'bepotelen', is zelfs domweg ridicuul en totaal niet in overeenstemming met het karakter van de legendarische vorstin zoals dat opklinkt uit Donizetti's muziek.

Helaas komt Elisabetta ook muzikaal niet helder uit de verf. Vanaf haar opkomst moet in haar stem een ondertoon van ijzeren onverzettelijkheid aanwezig zijn en niet alleen vanweg het contrast met haar tegenspeelster, culminerend de confrontatie aan het slot van het eerste bedrijf. In navolging van zijn librettist Giuseppe Bardari, die zich op zijn beurt weer baseerde op het gelijknamige toneelstuk van Schiller, geeft Donizetti haar momenten waarin twijfels en onderdrukte emoties doorklinken, maar bij de mezzosopraan Sonia Ganassi liggen vorstelijke kilte en menselijke warmte niet ver genoeg uit elkaar. Zij wordt nergens de ijskoude heerseres die alles, ook haar eigen gevoelens, ondergeschikt maakt aan een 'hoger doel', maar het dient gezegd dat de regie van Krief en het weinig 'koninklijke' kostuum dat hij haar liet aantrekken, haar taak niet eenvoudiger maken.
De sopraan Fiorenza Cedolins heeft het in de titelrol iets makkelijker. Niet alleen werd zij beter aangekleed, maar haar rol moet het ook meer hebben van een kern vol warmte en lyriek. Toch constateer ik bij haar eveneens een zekere mate van solide burgerlijkheid en een met beide benen op de grond blijven staan. Willen karakters als Elisabetta en Maria Stuarda op het operatoneel overtuigen, dan moeten zij echter uitstijgen boven het formaat van gewone mensen en dat gebeurt hier te weinig. Bij haar 'Figlia impura di Bolena', de kernzin van de handeling, flitsen de messen niet echt door de lucht, terwijl ik in de slotscène vergeefs zit te wachten op de onthechting die haar stem in het gebed 'Deh! Tu di un'umile preghiera' engelachtig boven die van het koor uit laat zweven.

We weten allemaal dat Mary Stuart beslist niet het brave en onschuldige wezen was dat de legenda van haar gemaakt heeft, maar dat moeten we hier even kunnen vergeten. Cedolins is een zangeres van formaat en zet een voor negentig procent overtuigende titelrol neer, maar juist die laatste trede weet zij niet te nemen. Ook nu kunnen we ons afvragen in hoeverre de blokkendoosregie iets te verwijten valt, maar tegelijk moet ik constateren dat dirigent Fabrizio Maria Carminata nauwelijks boven het niveau van de verstofte routinier uit komt. Het muzikale kaartenhuis blijft tot het laatste moment overeind, maar frappeert niet door een overvloed aan kleuren en spanning.
In dit geheel blijkt José Bros ondanks zijn ietwat dunne timbre nog altijd een aangename en stijlvolle Donizetti-tenor, terwijl de veelbelovende jonge bas Mirco Palazzi (eigenlijk oogt hij ook iets te jong voor zijn rol) een sonore en alleszins betrouwbare Talbot neerzet. Het koor doet zijn best en staat er verder een beetje hulpeloos bij, maar iets anders is met dit decor natuurlijk niet mogelijk.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links