DVD-recensie

Solistisch vuurwerk en sprankelende komedie

 

© Paul Korenhof, april 2008

 

 

Donizetti: La fille du régiment.

Natalie Dessay (Marie), Juan Diego Flórez (Tonio), Alessandro Corbelli (Sulpice), Felicity Palmer (La Marquise de Berkenfield), Donald Maxwell (Hortensius), Dawn French (La Duchesse de Krakentorp), Bryan Secombe (Un caporal), Luke Price (Un paysan), Jean-Pierre Blanchard (Un notaire), The Royal Opera Chorus, The Orchestra of the Royal Opera House Dirigent: Bruno Campanella

Virgin Classics 519002 9 8.

 

 


Op 2 juni 1966 werd op het toneel van het Royal Opera House Covent Garden weer eens geschiedenis geschreven. Dezelfde statische, bijna stijve Joan Sutherland die daar enkele jaren eerder tot megaster was gekatapulteerd met haar vertolking van de titelrol in Lucia di Lammermoor, ontpopte zich totaal onverwacht als een rasechte comédienne die haar enorme gevoel voor humor ook op haar publiek in het operatoneel over wist te brengen. Naast haar stond de jonge Luciano Pavarotti die vanaf die dag de geschiedenis in zou gaan als 'de koning van de hoge C' en het werk in kwestie was Donizetti's La Fille du régiment, een opera die tot op heden sommige critici doet betreuren dat de Australische diva zich ooit met zulke oppervlakkige 'tweederangsmuziek' heeft beziggehouden.

Met dat laatste ben ik het grandioos oneens. Natuurlijk, Donizetti's Fille is muzikaal niet te vergelijken met Mozarts Figaro of Verdi's Falstaff, maar het is te enen male onjuist een opera louter op muzikale kwaliteiten te beoordelen. Opera is en blijft op de eerste plaats theater, drama, of welk etiket er ook op willen plakken, en operamuziek moeten we daarom op de eerste plaats beoordelen op basis van dramaturgische inhoud en theatrale effectiviteit. Het eerste element springt ook bij La Fille du régiment niet echt op de voorgrond, maar op het punt van effectiviteit is het een van Donizetti's meest geslaagde partituren, waarbij de muziek nog altijd verrast door de combinatie van ontwapenende frisheid en goed gedoseerd sentiment. Humor en melancholie gaan hier hand in hand op een manier die dit werk vanaf de eerste kennismaking bij mij een bijzondere plaats heeft gegeven. ik geef toe dat mijn voorkeur daarbij uitgaat naar de eerste akte, maar dat komt mogelijk doordat de Cetra-opname met Pagliughi waardoor ik deze muziek heb leren kennen, in de tweede akte niet net niet 'theatraal' genoeg klonk om de sfeer over te brengen.

Alfredo Kraus

De legendarische Decca-opname met Joan Sutherland en Luciano Pavarotti is echter nooit een favoriet van mij geworden. De humor ervan werkte prima in een grote zaal, maar miste de subtiliteit van de echte opéra-comique - en dan ga ik gemakshalve maar voorbij aan de weinig idiomatische manier waarop alle solisten met de tekst omgaan. Pas door de EMI-opname van June Anderson en Alfredo Kraus op basis van uitvoeringen in de Parijse Opéra Comique in 1986, eer ik het werk kon ervaren op de manier waarop ik het in gedachten altijd al gehoord had, en inmiddels ben ik in het gelukkige bezit van meerdere live-opnamen met dit duo, afkomstig uit theaters in Frankrijk, Italië en Spanje (audio en video). En laat het dan geen 'grote muziek' zijn, het is altijd wel weer genieten!

'Lollig gedoe'

Die oude productie van de Royal Opera is lang op het repertoire gebleven en met Sutherland meegereisd naar onder andere New York en Sydney, maar Londenaren die vorig jaar hoopten op een 'herbeleving' van het toenmalige succes, zullen vreemd hebben opgekeken. Een succes werd het wederom, een groot succes zelfs, maar zowel muzikaal als scenisch had de voorstelling een totaal ander karakter. De enige overeenkomst was de ietwat grove Engelse humor in het tweede bedrijf, nu opgehangen aan de kolderiek rondmarcherende actrice Dawn French. Het schijnt dat de Engelsen dit schitterend vonden, maar van mij hoeft het niet. Dit 'lollige gedoe' is vermoedelijk voor veel niet-Engelsen een smet op een uitvoering die verder een hilarisch, meeslepend en soms ook ontroerend hoogtepunt van 'modern muziektheater' is geworden.

Decente actualisering

De grote kracht van regisseur Laurent Pelly is zijn gave om scenisch modernisme af te stemmen op het materiaal waarmee hij moet werken. Hij accepteert een werk zoals het is en probeert daar geen 'geactualiseerde' betekenis aan te geven, en hij weet uitstekend gebruik te maken van de solisten die hem ter beschikking staan. Zo heeft hij La Fille du régiment in de 19de eeuw laten staan, zij het met een lichte verschuiving in de richting van de Frans-Duitse Oorlog, maar wel heeft hij de plot met moderne ogen bekeken. Als gevolg daarvan zien we Marie niet als de vrolijke marketentster die we gewend zijn, maar als iemand die wel degelijk haar aandeel moet leveren aan het beroep van haar 'vaders': de was doen voor het hele regiment, strijken voor het hele regiment, aardappels schillen voor het hele regiment, en ga zo maar door.

Natalie Dessay

Dat alles maakt Donizetti's muzikale komedie al aanmerkelijk minder vrijblijvend dan meestal het geval is, maar een regisseur die dan ook nog kan beschikken over Natalie Dessay, zit natuurlijk op rozen. Sinds haar vocale crisis van enkele jaren geleden is iets van de sprankeling uit haar timbre verdwenen, maar technisch zij is nog altijd een van de beste coloratuursopranen van dit moment en als actrice is zij eenvoudig onbetaalbaar. Van de zorgeloos-romantische Marie maakt zij een Pippi Langkous in een emancipatiecrisis, waarbij haar bewust onelegante uiterlijk, met rode piekharen, een weinig flatteus kamizooltje en een veel te ruime soldatenbroek in effect nog overtroffen worden door haar expressieve, bij vlagen hilarisch mimiek. Wat zij aan morbidezza te kort komt op de meer sentimentele momenten als dat schitterende 'Il faut partir' aan het einde van de eerste akte, vergoedt zij ruimschoots met haar inlevingsvermogen. De manier waarop zij de presentjes verzamelt die de soldaten haar daar aanbieden, blijft nog lang daarna op het netvlies gegrift staan.

Juan Diego Flórez

De tweede ster is de tenor Juan Diego Flórez, die onlangs door lezers van een Engels tijdschrift in een verkiezing van de beste tenoren van de afgelopen honderd jaar zelfs boven Alfredo Kraus werd geplaatst. In hoeverre de deelnemers aan die verkiezing over relevant vergelijkingsmateriaal beschikten, werd niet vermeld, en op dat punt koester ik dan ook gegronde twijfels. Dat Flórez op dit moment een vocaal unicum is, staat echter vast. Hij zingt alle hoge c's met bijna hetzelfde gemak als zijn befaamde voorganger, behoudt de hele opera door eenzelfde lichtheid van timbre en is bijna even elegant in zijn frasering. Wel moet hij in raus nog zijn meester erkennen op het punt van kleuring en messa di voce, maar binnen de vocale maatstaven van dit moment, waarbij zangers veel te vroeg in veel te grote theaters moeten optreden, kan men hem dat nauwelijks aanrekenen.

Doorknede directie

Waar het de overige rollen betreft mist deze uitvoering het idiomatisch Franse van de opname met Anderson en Kraus, maar afgezien van die ene faliekante misbezetting is de rest van de cast zonder meer een vooruitgang op die van de Decca-opname. Alessandro Corbelli veegt vocaal de vloer aan met de volkomen oninteressante Spiro Malas en staat ook als acteur diverse treden hoger, Felicity Palmer geeft een typisch voorbeeld van hoe Engelsen over Franse humor denken, maar overdrijft niet al te zeer en de kleinere rollen zijn naar behoren bezet. de in dit repertoire doorknede Bruno Campanella, die ruim twintig jaar geleden ook in de Opéra Comique dirigeerde, voelt de partituur haarfijn aan en ontlokt verfijnder musiceren aan het Engelse koor en orkest dan indertijd Richard Bonynge. Een prima cameratechniek en een sober inlegvelletje ronden deze uitgave af.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links