DVD-recensie

Herinneringen aan een nooit ingeloste belofte

 

© Paul Korenhof, juni 2010

 

 

Donizetti: L'Elisir d'amore.

María Bayo (Adina), Cristina Obregón (Nannetta), Rolando Villazón (Nemorino), Jean-Luc Chaignaud (Belcore), Bruno Praticò (Dulcamara), Gran Teatre del Liceu.
Dirigent: Daniele Callegari.
Regie: Mario Gas.

Virgin Classics 26727790

Opname: juni 2005

 

 


Actualiteit nummer één: na een concert in Londen dat de tweede (of inmiddels al derde?) comeback van Rolando Villazón had moeten inluiden, kopte de criticus Hugh Canning in The Times in met de kop 'Villazón's voice has broken'. Anderen kwamen tot een gelijksoortige conclusie. In amper vijf jaar tijd is de Mexicaanse tenor erin geslaagd een ooit zo glorieuze stem te veranderen in een ruïne die zelfs het oorspronkelijke timbre soms niet meer laat herkennen. Onoordeelkundig gebruik, overmoed, gebrek aan zelfkennis en vermoedelijk ook slechte raadgevers hebben een veelbelovende carrière voortijdig ten einde gebracht, of in ieder geval beperkt tot optredens in de 'populair-klassieke' sector. Mogelijk zien we hem, gesteund door een batterij microfoons, over twee jaar bij André Rieu in Maastricht. Voor velen zal dat een genot zijn, maar de ware zangliefhebber weet wel beter.

Vocale neergang
Hoe het zover is kunnen komen, laat zich aan de carrière van Villazón duidelijk aflezen. Toen ik hem in 2004 in Amsterdam sprak naar aanleiding van zijn optreden in Verdi's Don Carlos, verzekerde hij mij dat dit de 'zwaarste rol' was die hij voorlopig zou zingen. Dat die rol volgens mij al te zwaar voor hem was, wuifde hij luchtig weg en tussen neus en lippen door vertelde hij mij ook, dat hij een half jaar later in Berlijn onder Daniel Barenboim de rol van Don José in Carmen zou zingen. Nu heeft Barenboim mij nooit gefrappeerd als een deskundige op dit terrein, maar ik had gehoopt dat een opkomende stertenor betere raadgevers zou hebben. Nee dus. Tijdens een van de pauzes van Don Carlos sprak ik Alain Lanceron,  de voormalige klassieke labelchef van EMI France en producer van een kort daarvoor bij Virgin verschenen recital-cd, en ik zei hem dat ik het repertoire op die cd, met voor de helft aria's van Verdi en Puccini, te zwaar vond voor een zuiver lyrische tenor. Lanceron, een man die beter zou moeten weten, was dat niet met mij eens, maar een volgende cd met louter Frans repertoire was op dit punt wel beter samengesteld.

De vocale redding leek te komen van de mediahype rond Villazón en Anna Netrebko, die een jaar later op gang kwam dankzij hun gezamenlijke optreden in een Salzburger La traviata. In veel gevallen werkt zo'n mediacircus negatief, maar voor Villazón was het voordeel dat ook Netrebko een zuiver lyrische stem had, en dat zij wel tot een verstandiger repertoirekeuze kwam, zodat hij zich in hun samenzang in veiliger vaarwater bevond (hoewel ook La Bohème voor een tenor altijd nog behoorlijk zwaar is!). Desondanks volgde al kort daarna een eerste inzinking, in 2008 moest Villazón bij De Nederlandse Opera verstek laten gaan in Un ballo in maschera, een concert dat hij in plaats daarvan zijn Nederlandse bewonderaars aanbood, riep bij iedereen met oren aan zijn hoofd grote zorgen op en een jaar later bleek zelfs een ingreep aan zijn stembanden noodzakelijk. De huidige situatie doet het ergste vrezen.

Platte klucht
Actualiteit nummer twee: uit de sinistere collectie 'ensceneringen die bedoeld zijn om een opera om zeep te helpen' heeft De Nederlandse Opera het afgelopen seizoen L'Elisir d'amore in de regie van Guy Joosten uit 2001 opgediept. Met de subtiliteit van een op hol geslagen neushoorn had Joosten indertijd Donizetti's romantische komedie (of beter: 'comédie sentimentale') over een eenvoudige boerenjongen omgevormd tot een platte klucht over.., -[ ja, eigenlijk ben ik er nog steeds niet achter waarover die voorstelling ging. Het was een soort Snip en Snap op het operatoneel, met dat verschil dat Snip en Snap soms echt leuk waren en deze voorstelling nooit. De kurk die de voorstelling drijvende hield, was de bariton Bryn Terfel en zijn afwezigheid bij de reprises maakte pijnlijk duidelijk hoe inhoudloos en platvloers de voorstelling in feite was.

Evenwichtiger
Een aangenaam verpozen biedt na al deze rampspoed de opname van L'Elisir d'amore van een voorstelling die in juni 2005 in Barcelona werd gegeven en die nu door Virgin officieel op dvd is uitgebracht. Het is de tweede dvd van Villazón in deze opera, want al eerder verscheen een uitgave van een voorstelling met Netrebko in Wenen in april van datzelfde jaar. Muzikaal ontlopen beide elkaar weinig en mijn voorkeur voor de registratie uit Barcelona heeft vooral te maken met de keuze van Maria Bayo voor de rol van Adina. Niet dat zij een ideale Donizetti-sopraan is, daarvoor is haar timbre iets te weinig romantisch, maar zij heeft wel meer persoonlijkheid dan Netrebko en haar spel is meer 'naturel', terwijl dirigent Daniele Callegari idiomatischer overkomt dat de totaal onbekende Alfred Eschwé in Wenen.

Door dit alles overtuigt ook Villazón meer en komen de karakters beter uit de verf in een evenwichtige voorstelling die het werk centraal stelt, terwijl de voorstelling in Wenen toch meer een show werd van twee sterren in een populaire opera. Het feit dat de Weense regie van Otto Schenk op zich meer sfeer heeft, verandert daar weinig aan. Met andere woorden: de talloze bewonderaars van Villazón kunnen hier hun hart ophalen, terwijl degenen die hem niet zo hoog hebben staan, zich uitgebreid kunnen ergeren aan zijn 'Mister Bean-gedrag'. Meer dan een 'simpele ziel', wat Nemorino toch voor alles is, brengt Villazón hem over het voetlicht als een verliefde puber die gefrustreerd wordt door zijn eigen smachten en zuchten, terwijl hij de vocale lijnen daarbij toch vaak meer 'verdiaans' dan in de stijl van Donizetti opbouwt. Samen met Bayo vult hij het verhaal echter uitstekend in en de bariton Jean-Luc Chaignaud draagt daaraan een uitstekende zij het vocaal weinig markante Belcore bij. Voor de Dulcamara van Bruno Praticò geldt exact hetzelfde en voor hun beider rollen geef ik zonder meer de voorkeur aan Leo Nucci en Ildebrando d'Arcangelo in Wenen, in een voorstelling die eveneens door Virgin werd uitgebracht.

Overbodige regievondsten
Anders dan de 'authentieker' ingestelde Otto Schenk heeft regisseur Mario Gas het verhaaltje verplaatst naar het midden van de vorige eeuw, een situering die inmiddels bijna een cliché geworden is, evenals de onvermijdelijke automobiel van Dulcamara. Het werkt echter wel, ondanks het feit dat Adina hier afstand heeft moeten doen van haar leidende positie in een minuscule dorpsgemeenschap, waardoor ook nauwelijks nog sprake is van een sociale afstand tussen de beide hoofdpersonen. Daarnaast leidt het tot 'regievondsten' die voor mij overbodig zijn en die soms ook onlogisch overkomen. Zo ontmoeten we Nemorino hier in de eerste scène op een dorpspleintje als beheerder van een tijdschriftenstalletje, een ietwat merkwaardig beroep voor iemand die volgens het libretto niet kan lezen of schrijven.

De technische verzorging is degelijk met standaard breedbeeld (16:9)  en stereo plus dts. De cameravoering munt niet uit door subtiliteit, maar waarschijnlijk is deze productie naast de twee maanden oudere opname uit de Weense Staatsopera ook nooit voor een commerciële uitgave bedoeld geweest. Nu het echter ietwat twijfelachtig wordt of we Rolando Villazón nog in belangrijke operaproducties zullen tegenkomen, kan ik me voorstellen dat EMI-Virgin poogt om in ieder geval nog even te profiteren van materiaal dat Villazón nog in zijn goede dagen heeft vastgelegd.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links