DVD-recensie

De 'Arlesiana' op het toneel

 

© Paul Korenhof, november 2015

 

Cilea: L'Arlesiana

Annunziata Vestri (Rosa Mamai), Dmitry Golovnin (Federico), Mariangela Sicilia (Vivetta), Stefano Antonucci (Baldassare), Valeriu Caradja (Metifio), Christian Saitta (Marco), Riccardo Angelo Strano (L'Innocente), Coro Lirico Marchigiano V. Bellini, Orchestra Filarmonica Marchigian
Dirigent: Francesco Cilluffo
Regie: Rosetta Cucchi

Dynamic 37688

Opname: Jesi, september 2013

 

Er zijn opera's die hun bekendheid eigenlijk alleen nog maar danken aan één enkel fragment, meestal een populaire aria. Zo'n werk is L'Arlesiana, een typisch 'veristisch' werk van Francesco Cilea naar het in feite ook alleen nog maar in naam bekende toneelstuk van Alhonse Daudet waarvoor Bizet de toneelmuziek schreef. Sinds een nog jonge, nauwelijks bekende Enrico Caruso op 27 november 1897 in het Milanese Teatro Lirico de première van deze opera zong is het befaamde 'Lamento di Federico' ('È la solita storia del pastore') uitgegroeid tot een van de grote hits uit het tenorrepertoire.

De opera zelf lijkt vrijwel vergeten en heeft het nooit verder gebracht dan drie complete opnamen (Colosseum 1950, Cetra 1951 en Quintana 1991). Wel genieten twee aria's van de bariton ('Come due tizzi accesi') en van de mezzospraan ('Esser madre è un inferno') nog enige bekend, maar opnamen van het 'Lamento' zijn er nog bij de vleet en dus zat het erin dat onderhand weer eens iemand nieuwsgierig zou worden naar de opera waaruit die aria afkomstig is.

Het initiatief tot deze productie werd genomen in Wexford, waar de voorstelling in de herfst van 2012 op het programma stond, zij het met een andere dirigent en een andere bariton. De dvd werd echter in september 2013 opgenomen in het Teatro G. B. Pergolesi in Jesi en als ik de resultaten vergelijk met de geluidsband uit Wexford, is die tweede vervanging een vooruitgang, maar de eerste beslist niet. De 36-jarige Francesco Cilluffo, die overigens dit jaar in hetzelfde Wexford debuteerde met Mascagni's Guglielmo Ratcliff, benadert Cilea's delicate partituur met een nadrukkelijk streven naar realisme dat dit muzikaal niet al te sterke werk beslist geen goed doet. Cilluffo vergeet (of is zich er gewoon onvoldoende van bewust) dat ook in het verisme de melodie het dragende muzikale element is. Duidelijker gesteld: ook het verisme moet benaderd worden vanuit het Italiaanse bel canto.
Van Caruso tot Pavarotti hebben alle grote Italiaanse zangers die - historisch uitermate logische - relatie begrepen en de door Arturo Basile idiomatisch gedirigeerde Cetra-opname laat horen hoe 'mooi' verismo bij zo'n benadering kan zijn. Een op zich tamelijk zwak maar toch bijzonder melodisch werk als L'Arlesiana kan daarvan in hoge mate profiteren en dan dringt zich de vergelijking op met sommige ook niet in alle opzichten even sterke opera's van Bellini. Bij een zorgzame, op tekst en melodie gerichte benadering kunnen die zo meeslepend klinken als je bij het lezen van de partituur bijna niet voor mogelijk houdt, terwijl ze bij een verkeerde aanpak kunnen afzakken tot het niveau van derderangs draaiorgelopera's.

Het klinkende bewijs voor deze stelling vormen talloze goede èn minder goede opnamen van het 'Lamento', die beide benaderingen illustreren. Een uitschieter daarbij blijft voor mij de opname die Ferruccio Tagliavini in de jaren vijftig in New York maakte onder leiding van Antál Dorati, misschien wel de mooiste versie die van deze aria bestaat. Hier maken dirigent Francesco Cilluffo en tenor Dmitry Golovnin er een veristisch drama van en ontbreekt toch een groot deel van de melancholie die inherent is aan tekst en muziek. Ik kan het effect niet ontkennen en het is duidelijk dat het in Jesi aanwezige publiek ervan gesmuld heeft, maar mij is het resultaat te melodramatisch, een effect dat door het ruime vibrato van Golovnin niet weinig versterkt wordt.
Andere momenten, vooral die welke op een aria lijken (Baldassare's vertelling in het begin en Rosa Mamai's 'Esser madre è un inferno' tegen het einde) lijden onder eenzelfde aanpak, terwijl de broze opofferingsgezindheid van de onschuldige Vivetta door het nadrukkelijk 'realistisch aangezette musiceren van de jonge Cilluffo verandert in een Santuzza-achtige dramatiek. Heel jammer, want juist de Vivetta van de jonge Mariangela Sicilia (kort geleden een verrassende Teresa in Benvenuto Cellini in Amsterdam) is een van de sterkste vertolkingen in deze uitvoering, zowel muzikaal als in uitbeelding.
Vocaal en als persoonlijkheid zijn de mezzosopraan Annunziata Vestri (Rosa Mamai) en de bariton Stefano Antonucci (Baldassare) hier overigens uitstekend op hun plaats en het blijft jammer dat zowel de benadering van de dirigent als de regie hen belet alles uit hun rol te halen wat er muzikaal in zit. Een beetje moeite had ik wel met het feit dat de 'Innocente' (het zwakzinnige broertje van Federico) hier niet vertolkt wordt door een sopraan(tje) maar door een countertenor die er bovendien als dubbelganger van Federico uit ziet. Juist de totale onschuld van dit personage is essentieel voor de sfeer van de openingsscène, Federico's 'Lamento' en de rol van Rosa Mamai in het derde bedrijf.

De opname in Jesi heeft een degelijk verzorgde dvd opgeleverd met een voortreffelijk audiospoor (48kHz/16bit - 1.5Mbps) met helaas een weinig fraaie overgang van de eerste naar de tweede laag, juist tijdens de confrontatie van Federico en Vivetta in het tweede bedrijf, dramatisch een van de sterkste momenten uit deze opera. De regie van Rosetta Cucchi vormt echter een ratjetoe van onbegrijpelijke beelden, zeker voor een publiek dat de voorstelling voor het eerst ziet (later kun je als toeschouwer bepaalde zaken beter plaatsen), onlogische associaties en beelden die bol staan van would-be diepzinnigheid. Ook hier een overvloed aan realisme in combinatie met modieus gepsychologiseer, inclusief dus een 'echte' psychiater omdat we het anders misschien niet zouden begrijpen.
Het vervelende is alleen dat ik ook met die psychiater niet verder kom dan alleen maar vermoeden waarvoor mevrouw Cucchi het werk misbruikt. Het begint er al mee dat zij heel bewust voorbijgaat aan een dramatisch sterk punt in het origineel: de totale afwezigheid van de titelfiguur. Hier loopt dat 'meisje uit Arles' als roodharige vamp vrijwel constant door het beeld, in het laatste bedrijf zelfs in tienvoud. Het feit dat de herder Baldassare in datzelfde bedrijf opeens als psychiater optreedt, wijst erop in welke richting we de interpretatie moeten zoeken, maar helaas blijkt dat dan pas. Tweederde van de opera is dan al vol vraagtekens aan ons voorbijgegaan, beginnend met een pantomime tijdens het voorspel, waarvan de strekking pas in het derde bedrijf helemaal duidelijk wordt. Ook dan blijft echter een raadsel waarom Federico daar opeens een dubbelganger heeft (de tweede na de 'Innocente') en - nog vreemder - waarom die zich ophangt terwijl hij zelf zijn keel doorsnijdt (de Federico in het libretto stort zich overigens van een hooizolder naar beneden).

Op een gegeven moment ben ik gestopt mij af te vragen wat Rosetta Cucchi hiermee allemaal wil. Ik heb haar naam gewoon toegevoegd aan het lijstje regisseurs die ik zal trachten te vermijden.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links