DVD-recensie

Muziek wint van regie in Billy Budd

 

© Paul Korenhof, juli 2011

 

 

Britten: Billy Budd
John Mark Ainsley (Captain Vere), Jacques Imbrailo (Billy Budd), Phillip Ens (Claggart), Matthew Rose (Mr Flint), John More (Donald), Ben Johnson (Novice), Colin Judson (Sqeak), Iain Patterson (Mr Redburn), Darren Jefferey (Lieutenant Ratcliffe), Alasdair Elliott (Red Whiskers), Jeremy White (Dansker) e.a., The Glyndebourne Chorus, London Philharmonic Orchestra
Dirigent: Mark Elder
Regie: Michael Grandage
Opus Arte OA BD 7086D (Blu-ray)

Opname: Glyndebourne, 8 & 11 juni 2010


In mei vorig jaar, bijna zestig jaar na de première in Londen, vond de eerste voorstelling van Billy Budd Glyndebourne plaats en enkele maanden later volgde ook de eerste voorstelling door een Nederlands gezelschap. Zeker dat laatste is merkwaardig als we in aanmerking nemen dat deze opera door menigeen als Britten's beste theaterwerk wordt beschouwd. Misschien spreekt Peter Grimes een gemiddeld publiek makkelijker aan, maar muzikaal toont Billy Budd een nog iets verder gerijpte componist, zeker in de superieure instrumentatie. Het orkest is overigens het grootste dat Britten ooit in de bak heeft gezet, maar misschien heeft dit werk juist daarom zo langste op een uitvoering in Glyndebourne moeten wachten.
Twee van de hoofdrolspelers in Glyndebourne, John Mark Ainsley als Captain Vere en titelrolvertolker Jacques Imbrailo, maakten ook deel uit van het team dat gedurende het afgelopen seizoen deze opera in Amsterdam uitvoerde, maar dat was niet de enige overeenkomst. Mijn grootste bezwaar tegen de 'gemoderniseerde' enscenering van Richard Jones bij De Nederlandse Opera was het feit dat Jones het verhaal had omgebogen tot een lugubere geschiedenis op een hermetisch gesloten opleidingsschip. Wie naar de muziek luistert, hoort van begin tot eind de zee, soms op de achtergrond, soms op de voorgrond en vaak zelfs als de ware hoofdrolspeler in deze fascinerende opera. Bij Jones leek de zee echter volledig uitgebannen en opmerkelijk genoeg deed Michael Grandage in Glyndebourne in zijn 'historische benadering' vrijwel hetzelfde. Bij hem bevinden we ons voortdurend in de buik van een 18de-eeuwse marineschip, weliswaar met iets meer ramen dan in Amsterdam zichtbaar waren, maar het resultaat werkt niet minder claustrofobisch.

Historisch kader
Inmiddels weten we dat Melville zijn verhaal, dat zich schijnbaar afspeelt in de 18de eeuw, min of meer bedoeld heeft als verwijzing naar gebeurtenissen die halverwege de 19de eeuw hebben plaatsgevonden, maar ook componist Benjamin Britten en zijn librettisten E.M. Forster en Eric Crozier bleven bij hun bewerking trouw aan het oorspronkelijke decor. Ten dele was dat ook een soort versluiering. Zowel bij Melville als in de opera is de homo-erotische ondertoon ondubbelzinnig aanwezig, maar door de gebeurtenissen te situeren in de tijd van zowel de 'grote muiterij' als de Franse Revolutie, schiep Melville een historisch kader dat de verwijzingen naar homosexualiteit inbedde in een groter geheel dat voor een Amerikaans publiek makkelijker te aanvaarden wasen hetzelfde geldt mutatis mutandis voor Britten en zijn opera.

Ensemblescènes
Trekken we de vergelijking verder door, dan moeten we constateren dat Grandage met de toneelbeelden van Christopher Oram in Glyndebourne visueel een schilderachtiger resultaat bereikt heeft, maar dat de personenregie van Jones in Amsterdam de karakters meer diepte verleent en ook een grotere spanning oproept. Jammer blijft dat de voorstelling in Amsterdam op sommige punten zo duidelijk een eigen weg insloeg, bijvoorbeeld door het muzikale hoogtepunt van de hele opera, het zeegevecht aan het begin van het tweede bedrijf, om te buigen tot een soort televisiespelletje voor rivaliserende teams zoals de TROS dat zo graag uitzendt.
Grandage blijft trouw aan het origineel, sluit daardoor ook beter aan bij libretto en muziek, maar overtuigt meer in de ensemblescènes dan in de tekening van de belangrijkste personages. Wel is ook bij hem Billy Budd een en al onschuld, maar meer uit naïveteit dan als een personage dat mythische proporties kan aannemen, Captain Vere blijft van begin tot eind te vaag om veel kansen op medeleven of identificatie te bieden en Claggart doet aanvankelijk meer denken aan een onsympathieke functionaris in een positie waarvoor hij de capaciteiten mist dan aan de personificatie van het kwaad.

Mark Elder
Als het erop aankomt, blijft bij een goede opera de muziek echter het belangrijkste element en uiteindelijk ook de drager van de handeling en op dat punt is er niets mis met de productie die in juni vorig jaar in Glyndebourne werd opgenomen. Integendeel zelfs! Zelden of nooit heb ik zo genoten van Britten's grandioze partituur, zijn meest hechte en doordachte op het punt van sfeertekening en muzikale dramatiek. Mark Elder ontlokt prachtig afgewerkt spel aan het London Philharmonic Orchestra, omvat de opera in één alomvattende spanningsboog en verricht ware wonderen op het punt van orkestrale kleuring. Daarbij bereikt hij vooral betoverende effecten met de blazers, die aan het toneelgebeuren een suggestieve diepte verlenen. Een absoluut hoogtepunt werd voor mij de eerste helft van het derde tafereel, met na de muzikaal en dramatisch veelkleurige scène van de matrozen benedendeks het 'duet' van Claggart en Billy, dat onder de handen van Elder muzikaal uitgroeit tot het centrale moment in dit muziekdrama. Het is ook vooral dankzij de muzikale vormgeving dat Phillip Ens hier uitgroeit tot een in alle opzichten overtuigende Claggart, waarbij opvalt dat deze meer 'mens' blijft en minder 'duivels symbool' wordt dan vaak het geval is. Mogelijk ook dankzij de regie van Grandage - wie zal het zeggen?

Gedegen solisten
Bij de voorstelling in Amsterdam werd ik niet helemaal overtuigd door de titelrol van Jacques Imbrailo, die heldere contouren in de karakterisering combineerde met zwakkere momenten in zijn vocalistiek, vooral in piano en pianissimo. Met de afmetingen van het theater in Glyndebourne, een paar slagen kleiner dan Het Muziektheater, geldt dat bezwaar niet en horen we een op alle momenten mooi ronde lyrische bariton. Zijn gedetailleerde vocale karakterisering doet echter verlangen naar een sterkere invulling van de kant van de regisseur, maar ook naar een uiterlijk dat hem er iets meer uit laat springen. Op dit punt denk ik met weemoed terug aan de titelrol van de jonge Thomas Allen, van wie je zowel door zijn stem als door zijn verschijning van meet af aan wist: dit is geen 'gewone zeeman!' En dat is voor Billy Budd toch een eerste vereiste.
Als Captain Vere biedt John Mark Ainsley ook hier niet verder dan een in alle opzichten gedegen invulling van zijn rol, maar hij komt daarbij niet in de buurt van de onvergetelijke interpretatie van wijlen Philip Langridge. Vere is een intellectueel, een denker, en als dat er niet voldoende uit komt, blijven bij de beste zang ook zijn gewetensconflict en zijn twijfel in de lucht hangen. Bijzonder overtuigend is de voorstelling wel in de afwerking van kleinere rollen als Red Whiskers (Alasdair Elliott), Dansker (Jeremy White) en heel bijzonder de Novice (Ben Johnson) en zijn vriend (Alexander Robin Baker), die aan het geheel kleine juweeltjes bijdragen.

Conclusie
Al met biedt deze uitgave een muzikaal aangrijpende voorstelling in een sublieme registratie. De regie overtuigt daarbij meer door de fraaie beelden dan door de schildering van de personages, maar zolang het visuele aspect de aandacht niet afleidt en de illusie niet verstoort, vind ik dat prima voor een dvd (of Blu-ray). In het theater mag het allemaal wat spannender zijn, maar de ervaring heeft geleerd dat ik thuis toch vaker teruggrijp op de muziek dan op het beeld, en de inhoud van het audiokanaal verdient bij deze uitgave een gouden lijstje. Op een gegeven moment heb ik heel bewust de hele tweede akte nog eens gedraaid zonder het beeld erbij en alleen al vanwege het zinderende spel van het London Philharmonic Orchestra onder Mark Elder kan ik dat iedereen aanbevelen!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links