
Edo de Waart is artistiek directeur van alle radio-orkesten
(inclusief het Metropole-orkest) en het omroepkoor. Kortom, hij is de
directeur van het NOB Muziekcentrum.
Ik heb Edo de Waart als rasechte Rotterdammer lang kunnen volgen. Zo
herinner ik mij nog de concerten van het NBE in de grote hal van De Doelen
die stipt om 12 uur 'snachts begonnen en avontuurlijk waren geprogammeerd.
De Gran Partita KV 361 liet een onuitwisbare indruk na, eind jaren '60,
begin '70. Franz-Paul Decker, Jean Fournet en vervolgens de nog jonge
Edo de Waart, die 'zo maar' chef-dirigent werd om het orkest verder te
kneden, op weg naar de top. Geen gemakkelijke weg toen, want er vielen
ontslagen, gevestigde reputaties gingen aan diggelen en - zoals later
ook bij het Radio Phil zou gebeuren - nam niet iedereen zijn streven naar
betere klankkwaliteit hem in dank af.
"Dat het nooit, hoe goed je apparatuur ook is en hoe goed je luidsprekers
ook zijn, het is nooit die directheid, dat levende, die je ervaart als
je op het podium staat. Als je in de zaal zit, komt het daar wat dichterbij.
Je kunt met hele goede apparatuur, die in een goede luisterruimte staat,
een heel eind komen. Het is nooit het zelfde als levende muziek, maar
de directheid die ik ervaar, zo er midden tussenin, op mijn plek, krijg
ik nooit. Dan moet ik een hoofdtelefoon opzetten en het geluid behoorlijk
hard opdraaien, maar dan is het geluid erg geperst. Ik hoor op het rostrum
altijd die zaal meedoen, vooral in het Concertgebouw. Dat enorme volume
aan lucht dat meetrilt en dat heb je met een hoofdtelefoon niet. Dat mis
ik natuurlijk wel."
"Ik vind ook dat misschien nu pas de cd eindelijk in de buurt begint
te komen vanwat de top was van vinyl, van lp's. Digitaal klonk ontzettend
schraal, mager. Ik heb in Amerika een goede decoder, een Wadia. Een fantastische
converter van digitaal naar analoog en dan hoor je echt enorm verschil
tussen een 'gewone' cd-speler en deze. Dan hoor je dat er nog veel meer
op een cd staat, dan je met gemiddelde apparatuur eruitkrijgt. Ik heb
in Amerika ook hele mooie luidsprekers en Goldmund versterkers en dan
maakt het wel verschil."
"Strijkersklank is over het algemeen schraal op cd's. Eigenlijk
hoor je nooit dat bloemige, de warmte, die je bijv. in het Concertgebouw
hoort. Het schijnt verschrikkelijk moeilijk te zijn om die klank met een
paar microofons vast te leggen. Want volgens mij heb je maar een paar
microfoons nodig. Ik houd wat dit betreft meer van Telarc dat met twee
hoofdmicrofoons opneemt en van mij terecht verlangt dat ik de balans op
het podium realiseer. Niet tien steunmicrofoons met hier nog een stemmetje
en daar nog een stemmetje dat moet worden opgekrikt of afgezwakt. Daar
ben ik helemaal niet voor. Maar het is heel moeilijk om de ambiance van
de zaal goed vast te leggen. Ze raken wel het orkest, dat doen ze goed,
met de microfoons boven de strijkers en zo, maar wat het zo mooi maakt
is - niemand zit er zo dichtbij behalve ik - dat als de microfoon er anderhalf
tot twee meter boven hangt, iedereen is verder weg, en wat zo moeilijk
is bij een opname is het mengen van die zaalambiance, van de warmte, van
het terugkomen van de klank eigenlijk. De secundaire response die je in
de zaal krijgt, die de klank zo mooi maakt, warm, soepel en vloeibaar."
"Ik heb in Amerika een nieuw Home Theatre Surround System van Macintosh,
zes luidsprekers - US $ 13000 - gehoord. Dan heb je in ieder geval een
beetje het gevoel dat je in het geluid zit, omdat het om je heen spoelt.
Dat begint er dan een beetje op te lijken."
"Bij gewoon -cd - stereo moet je er altijd een hoop bijdenken. Je
moet maar net denken dat je in de zaal zit en dat je het hoort. Ik ben
een echte hi-fi freak en houd en ontzettend veel van. Er is een fantastische
winkel in Minneapolis. Daar staat dan een systeem van $ 100.000...
Prachtige dingen vind je daar. Geweldige versterkers van Mark Levinson,
enorme elektrostaten, zo groot als deze deur. Er is echt wel enorm veel
verschil, als je het geld ervoor uit wilt geven, kun je een heel eind
komen."
"Ik vind het vreselijk jammer dat DAT niet is doorgebroken. Een
prachtig systeem. Wij doen alles op DAT, voor professionals is dit ideaal.
Wij hebben allemaal DAT-spelertjes. Bij radio-stations en cd-opnamen over
de gehele wereld zijn er altijd wel een paar DAT-decks die meedraaien.
Dan zit je met zo'n rottig schijfje dat bij 15 kHz of zo afkaft."
De platenmaatschappijen hebben het om zeep geholpen. Je had op grote
schaal evengoed voorbespeelde DAT-bandjes kunnen hebben. Terwijl het voor
de gemiddelde gebruiker financieel geen haalbare kaart is om andere, professioneel
vergelijkbare, opnamenystemen in huis te halen. Misschien komt daar straks,
met de komst van 18 bits DCC verandering in?
"Vooral met oudere opnamen is het met zwart-witfilms die in kleur
worden uitgebracht: er zit ergens een stukje vervalsing tussen."
Tevreden over het radiogebeuren?
"Redelijk, maar het is vaak haastwerk. Ik vind dat de mensen het
erg goed doen, maar er zou eens meer tijd genomen moeten worden. En in
hoeverre ze technisch bij zijn? In hoeverre ze de laatste snufjes op elektronisch
gebied mogen kopen, de nieuwste microfoons, mengtafels, voorversterkers,
e.d. Want de techniek staat niet stil en je moet maar blijven kopen. In
paar maal per jaar wordt er dan weer eens wat vervangen. Op het digitale
vlak zijn we nu toch wel erg actief, want dat is feitelijk de toekomst,
daar kun je niet aan ontkomen. En dan doen we het gelijk maar zo goed
mogelijk. Ik krijg van alles wat we doen een DAT-bandje en het resultaat
is soms wel èrg goed."
Radio is iets heel anders. Meer zaalambiance dan op commerciële
opnamen vaak te horen is. Maar ook compressie zoals bij voorbeeld in die
geweldige coda's van de Bruckner-symfoniën, met die enorme klankerupties
aan het slot, dan hoor je dat de dynamiek vervlakt.
"Ik heb daar een vreselijke hekel aan. Ik weet nog dat, toen we
voor Philips opnamen, we eerst zo luid mogelijk speelden, om het maximale
niveau voor de technici te kunnen bepalen. En vervolgens pianissimo, en
dan wist men precies hoe de dynamische boven- en ondergrens eruit moest
zien. En zo moet het ook. Ik heb een broertje dood aan het geschuif met
steunmicrofoons."
"Je kunt nooit zeggen dat het 'de radio is'. Er zijn vele teams
die aan het werk zijn en het ene team zit er meer bovenop dan het andere.
Het ene team maakt alleen een geluidsreportage, terwijl het andere er
een sonisch kunstwerk van wil maken en er veel dieper op ingaat. Daar
is de een ook meer bedreven in de ander en je hoort als luisteraar dan
ook duidelijk verschillen."
"We werken bij het Radio Phil met hetzelfde team, dat langzamerhand
iets ontwikkelt, waarin iedereen zich in kan vinden. Dat doen we ook samen
met elkaar. Zo heb ik over een paar dagen een werkbespreking met de technici.
Dan worden er klankvoorbeelden bijgehaald en discussiëren we erover."
Zijn de concertante uitvoeringen van de Wagner-opera's sonisch goed
bevallen?
"Zo goed als het zijn kan, denk ik. De technische staf komt al
dagen van tevoren en wordt er van alles geprobeerd om tot een zo goed
mogelijk klankbeeld te komen. Maar ja, soms zingen de solisten niet echt
uit en doen dat pas op het concert, waardoor de balans om zeep wordt geholpen.
Het is dus een wat moeizaam karwei. En in de meeste gevallen hebben we
in bijv. het Concertgebouw niet voldoende tijd om alles tot op de komma
uit te zoeken. Want hup, er moet weer een volgend ensemble aan de slag,
of is net vertrokken, als wij eraan komen. Vandaag afbreken, morgen weer
opzetten en dan staat alles weer net even een fractie anders. Het is moeilijk,
maar ik vind dat ze het onder die omstandigheden erg goed doen."
Dat er dus heel wat moet worden geïmproviseerd, is duidelijk,
maar is er voldoende tijd om te repeteren?
"Ja. Al is het geen voordeel dat we in een andere zaal repeteren
dan waar we de uitvoering geven. Dat is een van de hele goede dingen bij
de radio: dat er voldoende repetitietijd is. Vijfennegentig procent van
de tijd is er voldoende repetitietijd. Er gaat natuurlijk weleens wat
fout, wanneer er erg veel ambitieuze projecten achter elkaar zitten, maar
dat gebeurt weinig en veel minder dan bij andere orkesten."
"Ook is er qua programmering bij de radio veel meer mogelijk dan
in het concertbedrijf. Je bent niet gebonden aan je abonnementhouders
en sponsors, de zaal hoeft niet per se vol te zitten of dat er minstens
zo en zoveel kaartjes moeten worden verkocht. En dat betekent dat je avontuurlijkeren
vaak ook interessanter kunt programmeren en werken kunt uitvoeren, die
in een gewone concert- of abonnementserie absoluut niet zouden kunnen.
Er luisteren altijd meer mensen naar de radio dan naar een concert komen.
Soms luisteren er twintig tot dertig keer zoveel mensen als tijdens een
gewoon concert. De marketing is niet vreselijk belangrijk. We hebben negen
programmeurs (zendgemachtigden) en dat lijkt een nadeel, maar het kan
ook een voordeel zijn dat je juist daardoor een grotere verscheidenheid
hebt. Het gaat van heel vroege kerkmuziek tot wat er morgen geschreven
wordt."
Een avondvullend werk van John Adams zou in een abonnement-serie niet
zó gemakkelijk ingepast kunnen worden.
"Bij de concertante uitvoeringen van bijv. de Wagner-opera's proberen
we in de opstelling van solisten, koor en orkest consistent te zijn. We
hebben de vele opstellingsmogelijkheden uiteraard uitgeprobeerd en kiezen
daarbij altijd voor het beste, sonische resultaat. Wanneer dat goed bevalt
en ook op het podium voor de uitvoerenden een prima werkbaar geheel oplevert,
houden we ons ook in het vervolg aan deze opstelling."
"Sommige podia maken een flexibele opstelling al bij voorbaat onmogelijk.
In Amsterdam, met al die ringen, kan er maar weinig worden geschoven,
terwijl in Rotterdam het toneel van de Doelen helemaal vlak gemaakt kan
worden (je kunt er alles laten zakken), waardoor je enorm flexibel bent.
Dat is trouwens het enige echte nadeel van het Concertgebouw, want de
klank daar is zo schitterend, met een heerlijke sfeer en ambiance! Wanneer
je daar opkomt en via die lange trap beneden bent, ben je er al middenin
en moet je van goede huize komen om daar echt iets dodelijk saais af te
leveren. En dan de eerste noten...waaahhh!"
Vind je dat ook voor moderne en sterk polyfone werken?
"Nee, dat vind ik inderdaad niet. Een echt grote helderheid heeft
die zaal niet. Hij is eigenlijk té mooi. Maar alles wat een normale,
gemiddelde helderheid moet hebben en klankschoonheid belangrijk is, past
perfect in de akoestiek. Mozart, Beethoven, Brahms, Bruckner, enz. Wat
een Bruckner-Klang kun je daar niet realiseren, schitterend gewoon! In
de Doelen kun je elkaar soms beter horen, hoor je als luisteraard ook
meer détails. Het is niet altijd gemakkelijk om in Amsterdam alles
in het orkest goed te horen, maar zo langzamerhand heb ik er zoveel gedaan,
dat je gewoon het vertrouwen hebt dat het goed gaat."
De klank is ook koeler, met minder laag. Maar het is weer beter gedefinieerd
dan in Amsterdam. Mahler klinkt daar ontzettend mooi, maar is lang zo
analytisch niet als in Rotterdam.
"Ja, je betaalt er ook weer wat voor."
De Musikverein, Boston Symphony Hall, het Concertgebouw bieden met
publiek een schitterende akoestiek. Het lijkt wel alsof vandaag de dag
dergelijke zalen niet meer gebouwd kùnnen worden. Barbican Centre
en Royal Festival Hall in Londen zijn schoolvoorbeelden van matige akoestiek.
"Ik ben ervan overtuigd dat ze het nog wel kunnen, maar het niet
doen. Het heeft, denk ik, met goede smaak te maken. Dat waren toen mooi
zalen. Esthetisch, verhoudingen tussen hoe hoog en hoe lang, hoe diep.
Nu willen architecten met een zaal graag persoonlijke, grote werkstuk
afleveren en dat moet weer wat anders zijn dan de Musikverein of een kopie
van Boston. Ik denk dan: had dat nu maar wèl gedaan..."
Zie je ook het verschijnsel dat de verschillen tussen de orkesten
terugloopt? Dat ze meer op elkaar gaan lijken, niet in de laatste plaats
door de betrokkenheid van de platenmaatschappijen?
"Ja, dat zie ik ook. Het fenomeen van de reizende dirigent heeft
er het nodige aan bijgedragen. Dat is net een kruisbestuiving. Vroeger
vloog een wesp alleen maar van een naar het ander, maar nu landen ze overal.
En dat zijn wij dus eigenlijk. Het wordt allemaal een grootste gemene
deler, maar wanneer je als orkest wereldberoemd bent en je de beste musici
kunt aantrekken, zitten daar de grote verschillen toch nog steeds. Als
je exceptionele mensen hebt zitten, een eerste fluit, trompet, hobo, dat
máákt in wezen een orkest, ervan uitgaande dat de rest -
zoals het strijkorkest - gewoon goed is. Een echt subliem strijkorkest
en een traditie zoals in Wenen en Amsterdam, dat hoor je meteen."
Dat kan best zo zijn, maar toch stel ik vast dat de moderne opnametechniek
steeds minder van die verschillen blootlegt.
"Dat is waar, iedereen aapt na, ook live. En de opnametechniek zal
daarbij een behoorlijke rol spelen. Een generisch proces. Je koopt nu
ook koekoeksklokken 'made in Korea'. Ik betreur die ontwikkeling zeer,
dat het karakteristieke verdwijnt."
De muziekindustrie heeft ervoor gezorgd dat wij op ieder gewenst moment
Mahler of Sjostakovitsj thuis, in de auto, op de Walkman kunnen beluisteren.
Muziek van een hogere orde is tot dagelijkse, soms zelfs verplichte kost
(in restaurants bijv.) gedegradeerd, waardoor het déja vu, het
blasé ondergaan, op de loer ligt. De schokeffecten moeten nu van
Norrington, Gardiner, etc. komen.
"In live concerten is dat gelukkig veel minder het geval, maar de
media hebben er natuurlijk voor gezorgd dat de (muzikale) wereld ontzettend
klein is geworden. Alle verschillen worden minder, niet in de laatste
plaats door de grote technieken."
Hoe goed jij het ook zou doen in Beethovens Pastorale, je prestatie
wordt in die gigantische kast met Pastorales geschoven, bijgezet als het
ware. En wacht een zelfde lot als de zoveelste De vier jaargetijden.
"De commercie heeft het stevig in handen. Je hoopt dat het zichzelf
na verloop van tijd opvreet, maar hóe dat dan zou moeten, zie ik
niet helemaal."
"Het boek van Lebrecht ('De mythe en de maëstro') heeft nog
wat leven in de sleurbrij willen brengen. "Dat is zo'n zwak boek,
zo'n geouwehoer. Die man heeft alleen de klok vaag horen luiden. Hij haalt
een heleboel dingen aan, die hooguit een klein beetje waar zijn. Sommige
gebeurtenissen heb ik zelf meegemaakt, ik ken de mensen of de situatie
en het is net even anders dan hij beschrijft."
"Het begon eigenlijk allemaal met Von Karajan. Alles moest prachtig,
warm klinken. Maar bijv. een Haydn-symfonie moet spits klinken, moet veren.
Ik heb hem hier een Stravinsky-symfonie met de Berliner zien dirigeren
dat alles was, behalve Stravinsky." Vind je ook niet dat bijv. de
Beethoven-symfonieën een stroperige behandeling krijgen? "Absoluut,
véél te mooi, waardoor zo'n stuk wordt ontkracht, leeg is.
Het is eigenlijk heel gek wat er aan de hand is. Von Karajan is veel sneller
vergeten, in ieder geval bij de collega's. Als je ook kijkt, wie van hen
heeft er nu platen van Von Karajan? Niet veel! Bernstein heeft een veel
groter gat achtergelaten. Als je echt wilt weten wat een dirigent met
de muziek doet, moet je niet bij Von Karajan zijn. Het is bij hem allemaal
zo geparfumeerd, alsof er een lading ketchup over is uitgestrooid. Stroperige,
plakkerige frases, tot op het bot uitgebeende détails. Te mooi,
te ijdel, puur narcistisch. Afgezien van mijn bewondering voor vader en
zoon Kleiber, Toscanini, Furtwängler en nog een aantal anderen, is
het Harnoncourt die ik zeer hoog taxeer. Wat deze man met de muziek kan
doen! Ik hoorde hier zijn sublieme Cosi fan tutte en in Salzburg liepen
bij Montverdi's Poppea met zijn Concentus musicus Wien, Sylvia McNair
en Philip Langridge mij de rillingen echt over de rug, zo inspirerend
allemaal."
"Het Kondrashin-concours was ook al zo'n grote teleurstelling. Jonge
mensen die nog durven komen met een Beethoven-symfonie en Mozarts KV 543,
alsof er niets gebeurd is, er geen Norrington, Gardiner, Harnoncourt bestáán.
Van Sanderling of Rozjdestvenski mag je op hun leeftijd niet meer verwachten
dat ze met een nieuwe lezing komen, maar een jong mens..."
"Wat ik bij Walter zo interessant vind is, dat wanneer je naar de
timings kijkt, en vooral in zijn Mahler-symfonieën, denk ik God wat
is dat snel. Zeven minuten en dertig seconden voor het adagietto uit de
Vijfde! Karajan doet er veertien minuten over, het is dan gewoon een uitgekookt
drama. Maar Walter had het uit 'the horse's mouth': hij was uiteindelijk
Mahlers assistent geweest. En wanneer je Mahler zelf aan de piano hoort
in de finale van de Vierde is het ook zo frappant: zo licht, zo understatet.
En dan vraag je je weer af: ja, Bernstein is dan wel vreselijk interessant,
maar was het nu wat Mahler wilde? Dat onvoorstelbare lijden, twee wereldoorlogen,
dat kun je niet uitvlakken, maar die hadden rond 1910 nog niet plaatsgevonden.
Dat komt er bij Bernstein wel uit, maar daarop was die muziek, hoe profetisch
misschien ook, niet geschreven. Wanneer je Walter hoort, is het niet zo
uitgemolken, sentimenteel. Ik vind het fantastisch om naar Bernsteins
interpretaties te luisteren. Het heeft iets ongelofelijks, zo vrij, zo
los van het papier, de noten. Voor mij is dat een onmogelijkheid, ik kan
dat niet zo losdenken, ik ben anders getraind."
"Ik heb wel bij Bernstein gestudeerd, maar dat was te kort om echt
van invloed te zijn. Mijn training komt uit de school van Mengelberg.
Twee van mijn belangrijkste leraren zaten in het Concertgebouworkest:
Stotijn hoboïst en De Klerk fagottist. Maar ook Jaap Spaanderman,
die zowel pianist als assistent van Mengelberg was. Afwerking, speelcultuur
waren ontzettend belangrijk. Hoewel Mengelberg ook ontzettend veel rubati
maakte: in Bachs Matthäus-Passion, Mahlers Vierde met Jo Vincent,
enz. Waarbij ik er bijna van overtuigd ben dat Mahler nooit tegen Mengelberg
kritische opmerkingen over diens interpretaties heeft gemaakt, want hij
was nu eenmaal van de autoriteit Mengelberg voor de uitvoering van zijn
orkestwerken afhankelijk. Bovendien kennen we de uitvoeringen van Mengelberg
aan het begin van deze eeuw niet. De opnamen waarover we nu beschikken
dateren van veel later."
"Szell vertelde mij dat hij in de jaren twintig in Berlijn met o.a.
Fricsay studeerde en dat het Concertgebouworkest onder Mengelberg optrad.
Weken daarna nog was het het gesprek van de dag hoe fantàstisch
het Concertgebouworkest was! Als je nu naar de opnamen luistert, zijn
de meeste niet meer om aan te horen, zoveel rubati en manipulatie."
"Het is heel moeilijk om in Amerika gangbare, zeer goede hi-fi produkten
hier te kopen. Bovendien is het hier echt waanzinnig duur. Er moeten enorme
marges op worden gemaakt: het is gewoon driekeer zo duur. Een Mark Levinson
versterker kost in Amerika $ 11.000 (ca. ¦ 20.000) en die kost
hier maar liefst ¦ 56.000. De winstmarge is in Europa veel groter,
altijd geweest."
"Ik gebruik hier de Quad ESL luidspreker en denk erover om mijn
oude Braun door een Quad-versterker te vervangen. Hier gebruik ik verder
nog een Sony cd-speler en DAT-recorder. In Amerika heb ik Wadia en Goldmund.
Jammer dat Nakamichi die prachtige DAT-speler uit de roulatie heeft genomen.
Ik kon er zelfs in Amerika niet meer aankomen."
"De producer is voor mij een last, als ik de man niet respecteer
en een geweldige assistent als het iemand is die je kunt vertrouwen. Ik
zie diegene die uiteindelijk voor de opname verantwoordelijk is als de
man die mijn inzichten en opmerkingen moet vertalen naar de techniek.
Wanneer de strijkers te draderig zijn, of te close, er geen bloemige klank
is, te weinig ruimte, moet dit vertaald worden naar een andere microfoonopstelling
o.i.d. Dat maakt soms een enorm verschil. De producer is ontzettend belangrijk,
een Wilhelm Hellweg, een Volker Straus, dat zijn de mensen op wie je vertrouwt
en bouwt, mijn artistieke geweten. Wanneer ik zeer geconcentreerd bezig
ben, vraag ik me echt niet af of het wel of niet een goede take is, iedere
nuance goed wordt gevangen. Zulke mensen zijn goed waard, om zo'n relatie
met zo iemand te hebben. Hij moet ook niet bang voor je zijn, maar wel
weten dat hij nu even zijn mond moet houden, 'want het gaat goed, ik moet
nu niet gaan pulen aan die ene zestiende'. Van onderbrekingen op basis
van dat gepulk kan ik enorm moedeloos worden. Zo'n man begrijpt het dus
niet. Lange takes zijn namelijk belangrijk."
"Dit is het laatste van mijn negen jaar in Minneapolis, nog drie,
vier maanden en dan is het afgelopen. In ben nu in mijn tweede jaar in
Sydney. Ca. zestien weken per jaar zit ik daar, verdeeld over drie blokken
en daar heb ik het ontzettend naar mijn zin. Cd-opnamen zitten er voorlopig
niet in, want de markt is enorm overladen en men zit niet echt te springen
om een nieuw contract met een orkest te maken. Volgend jaar komen we met
het orkest voor een toernee naar Europa en treden o.a. in september op
tijdens de Londense Proms, in Berlijn, Luzern en tijdens de VARA-matinee
in het Concertgebouw."
"Er is zeker stress. Je loopt herhaaldelijk tegen jezelf aan en
je zwakten kun je niet ontlopen. Er is geen schuilplaats, je stáát
daar tachtig, negentig avonden per jaar en een dikke tweehonderd repetities.
Maar naarmate je ouder wordt, neemt de spanning toch wat af. Als je jong
bent, moet je nog zoveel leren, onder de knie zien te krijgen, met mensen
omgaan. De routine gaat langzamerhand een dominantere rol spelen. Toen
ik jong was, wist ik eigenlijk niets en ik verbaas me nog over het gemak
en de flair waarmee ik de zaken aanpakte."
"De periode in Rotterdam was een fantastische tijd. Zowel voor het
RPHO als voor mij waren dat heel belangrijke jaren. Achteraf vind ik het
jammer dat ik niet langer ben gebleven, maar zo is het nu eenmaal. Ik
ben er twaalf jaar geweest, waarvan zeven als chef-dirigent. Gouden jaren,
waarin ik ontzettend veel heb geleerd en ik ben er trots op dat ik heb
mogen meewerken aan het begin van de enorme groei van dit orkest en dat
had ik ook voor ogen, zoals ze nu spelen. In die periode is het RPHO voor
het internationale podium rijp gemaakt. Hans de Roo vroeg ons om opera's
te doen en dat was ook zo'n geweldige uitlaatklep voor het orkest. De
flexibiliteit nam daardoor enorm toe en er was meer dan voldoende voorbereidingstijd.
Het contract met Philips Classics was ook heel belangrijk. Ik had een
persoonlijk contract dat nog stamde uit de tijd van mijn eerste opnamen
met het Nederlands Blazers Ensemble, dat later werd uitgebreid met het
Concertgebouworkest, de Staatskapelle Dresden, platen met Heinz Holliger
en Arthur Grumiaux, de vier Rachmaninov-concerten met Kocsis. Toen kon
ik twee platen in Monte Carlo opnemen met muziek van Gershwin, waaronder
het pianoconcert en Rhapsody in blue met Werner Haas. Dan was ik een hele
week in Monte Carlo en kreeg tien sessies voor één grammofoonplaat.
En dan moest ik me rót werken om het op tijd klaar te krijgen.
Nou, dat kon Rotterdam beter en dus toog ik naar Salzman van Philips:
dat kon het RPHO veel beter. Uiteindelijk ging er een delegatie van het
orkest met steun van de Gemeente Rotterdam (want Monte Carlo werd ook
zwaar gesponsord) naar Philips. En toen kwam er een contract, waaruit
veel mooie opnamen zijn voortgevloeid. Rachmaninovs symfonieën en
symfonische dansen, Beethoven, Saint-Saëns' Orgelsymfonie, Schilderijententoonstelling,
Der Rosenkavalier enz. Zo rond '76 begon het allemaal goed te lopen. Vanaf
'77 heb ik met het San Francisco Symphony Orchestra nog leuke projecten
gedaan, waaronder Griegs Peer Gynt met Elly Ameling, Saint-Saëns
Derde, Mahlers Eerste, weer de Rachmaninov-concerten, maar nu met Kocsis,
maar ook Steve Reich en John Adams. In Minneapolis heb ik voor Virgin
diverse orkestwerken van Richard Strauss opgenomen. Virgin ging failliet
en werd door EMI gekocht. Ein Heldenleben ligt helaas nog op de plank.
"Wat in Engeland wel is gelukt, komt hier niet van de grond: contracten
tussen de radio-orkesten en platenmaatschappijen. Dat kost een hoop geld
en er is nergens geld voor. De budgettaire touwtjes zijn enorm aangetrokken
en dat is wel jammer."
"Ik ben artistiek directeur van... (zie aanhef), en het valt niet
mee om dat allemaal te coördineren. Of ik dit mijn hele leven blijf
doen, is de vraag. Maar bij het Radio Phil heel graag, dat is fantastisch."
"Het leeft enorm bij de orkestleden om een wat aantrekkelijker verhouding
tussen moderne werken en het klassieke repertoire te scheppen. Het Radio
Kamerorkest is niet authentiek, maar Brüggen zwaait er wel degelijk
een authentieke scepter over, al word je in dit land al snel in een hokje
geduwd. In Sydney doe ik volgend jaar weer een Bach-suite. Dat is zover
weg, als het daar niet kan, kan het nergens meer..."
"Ik zou het ook angstig vinden om na Harnoncourt hier met zelfs
Mozart nog aan te komen. Die man doet het zo ontzettend goed..."
"De balance engineer zegt: 'ik schuif niet', maar je zit er niet
bij en je kunt niet tegen 'm zeggen: ga dan maar weg. Maar ik ben voor
dat geschuif aan de knoppen niet te porren."
"We hebben een warming up, spelen in, repeteren een beetje, nemen
een eerste take op en vervolgens ga ik in de regiekamer luisteren. Bijna
altijd is het dan een negatieve verrassing en klinkt het lang niet zo
goed, als zoals ik het op het podium hoor. Soms is het fantastisch en
zit men er heel dicht bij. Ietsje meer presence van het hout, hoofdmicrofoons
iets meer het orkest in, meer of minder ambiance van de zaal en dan heb
je het uiteindelijk. Als het bij mij goed klinkt, hoeft het noodzakelijkerwijs
opnametechnisch niet goed te klinken. Dat is best moeilijk. Ik ga trouwens
vaak ook de zaal in om de klank daar te beoordelen."
Wat kunnen we nog van jouw inzet voor De Vlieger verwachten?
"Het was de bedoeling dat De Vlieger een heleboel van die Wagner-opera's
zou doen, maar het worden er waarschijnlijk vier. Dan heb je de Ring,
Tristan und Isolde en Parsifal (die komt in februari uit)."
Zijn er nog bijzondere plannen op korte termijn?
"Niet echt. Eerst maar eens rustig werken in Sydney en dan zien
we wel verder. Er is een enorme cd-catalogus!"
|