CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, mei 2014

 

Weinberg: Sonate nr. 3 voor viool solo op. 126 - Trio op. 48 (voor viool, altviool en cello) - Sonatina op. 46 (voor viool en piano) - Concertino op. 42 (voor viool en strijkorkest) - Symfonie nr. 10 op. 98 (voor strijkorkest)

Gidon Kremer (viool), Daniil Grishin (altviool), Giedrè Dirvanauskaité (cello), Danielis Rubinas (contrabas), Daniil Trifonov (piano), Kremerata Baltica

ECM 4810669 • 51' + 51' • (2 cd's)

Opname: november 2012 en juli 2013, Neuhardenberg en Lockenhaus (op. 46 en op. 126)

www.music-weinberg.net

Deze uitgave is ook besproken door
Aart van der Wal (klik hier)

 

Op het concertpodium wordt de muziek van Mieczyslaw Weinberg (1919-1996) mondjesmaat gespeeld, maar op geluidsdragers wordt er kennelijk goed naar geluisterd. Dat lijkt me de enige verklaring voor het feit dat er de afgelopen jaren sprake is van een ware vloedgolf aan nieuwe opnamen. Hier presenteert Gidon Kremer een prachtige dwarsdoorsnede van werken die te maken hebben met de viool in het bijzonder en strijkinstrumenten in het algemeen. In de allereerste plaats speelt Kremer het prachtige Concertino voor viool en strijkorkest opus 42, dat hiermee het eerste werk van Weinberg lijkt te worden dat podiumallure heeft. Dit is de derde opname die in een paar jaar voorbij komt, en op dat podium zagen we allereerst Candida Thompson, begeleid door Sinfonietta Amsterdam, met een puike opname op Channel Classics (CC SA34313). Eerder maakte Ilya Grubert voor Naxos (8.572631) al een opname die ik nog steeds als de definietieve beschouw - hier wordt de joodse ziel van deze getergde mens de hemel ingezongen.

Een interessante observatie van Andrew Clements in The Guardian maakte me attent op de Sonate voor vioolsolo. Gidon Kremer plaatst in de toelichting dit stuk op één lijn met de solosonate van Bartók, en Clements voegt daaraan toe dat hij het Concertino en de Tiende Symfonie maakwerk vindt. In de Solosonate hoor ik wel het vakmanschap van soortgelijke werken van Hindemith en Hartmann, maar de geniale sonate van Bartók? Aan de vertolking van Gidon Kremer zal het echt niet liggen, die is hemelbestormend - je zou hem bijna geloven. Het Strijktrio opus 48 wordt al even voortreffelijk gespeeld, en in het derde deel worden we getrakteerd op een staaltje componeren à la Sjostakovitsj - of is het andersom? Want wie zorgde in de relatie tussen de beide mannen nu eigenlijk voor die karakteristieke joodse geluiden? En over joodse geluiden gesproken, in de Sonatine opus 46 laat Kremer echt eventjes horen waar zijn wortels liggen.

Kremerata Baltica, het keurkorps van Gidon Kremer (geboren in Riga) zorgt voor een topprestatie in de hondsmoeilijke Tiende symfonie, een werk dat zich beperkt tot het strijkorkest. Weinberg schreef het in 1968 voor het legendarische Moskouse Kamerorkest van Rudolf Barshai, dat in datzelfde jaar nog de wereldpremière bezorgde. Barshai en zijn manschappen zorgden twee jaar later voor de eerste opname op elpee, merkwaardig genoeg in mono; ze is door het label Olympia op cd uitgebracht en stilaan uit de catalogus verdwenen. Hoog tijd dus voor een hoogkaratige vastlegging die alle recht doet aan deze door en door eigentijdse partituur. Leerzaam ook om vast te stellen dat de spelkwaliteit van dit soort strijkorkesten de afgelopen halve eeuw een gigantische ontwikkeling heeft doorgemaakt. Hier horen we het resultaat. Maakwerk? Dacht het niet. Imitatie van Sjostakovitsj? Die zou zulke noten nooit verzonnen hebben.

Het label ECM is uiterst kieskeurig in zijn projecten, maar eenmaal gecommitteerd gaan ze tot het gaatje. De opname met topmensen aan de knoppen als Peter Laenger en Stephan Schellmann is van hetzelfde hoge niveau als het spel van Gidon en zijn Kremerata. Bovendien, als zo'n kieskeurig label zich inzet voor de arme drommel Mozes Weinberg is er echt iets aan de hand.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links