CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, mei 2012

 

 

Tansman: Concertino voor piano en orkest – Stèle in memoriam d’Igor Stravinsky – Pièce concertante voor piano linkerhand en orkest – Élégie à la mémoire de mon ami Darius Milhaud

Christian Seibert (piano), Brandenburgisches Staatsorchester Frankfurt o.l.v. Howard Griffiths

CPO 777 449-2 • 53' •

Opname: C.Ph.E.Bach Konzerthalle, Frankfurt-Oder, januari 2009


"It is obvious that I owe much to France, but anyone who has ever heard my compositions cannot have doubt that I have been, am and forever will be a Polish composer".

Bovenstaande uitspraak van Alexandre Tansman (1897-1986) zal door muziekliefhebbers die zijn muziek kennen met enige verbazing worden gelezen. Tansman heeft immers de reputatie een rasechte cosmopoliet te zijn? Norman Lebrecht heeft dat treffend samengevat: Polish-Jewish composer who flourished in 1920s Paris with an eclectic mix of atonality, jazz, exoticism and anything goes.
Toch zit er een kern van waarheid in Tansmans woorden, die ook toepasbaar zijn op andere cosmopolieten. Darius Milhaud is altijd een Franse componist gebleven, Bohuslav Martinu is hoorbaar een Tsjech, en Prokofjev en Stravinsky klinken onmiskenbaar Russisch.

Tansman behoorde met – onder andere – Bohuslav Martinu, Marcel Mihalovici, Alexander Tsjerepnin en Conrad Beck tot de Ecole de Paris, een groep Oosteuropese componisten die in het Parijs van tussen de beide wereldoorlogen hun geluk beproefden. Tansman werd geboren in Polen, als kind van joodse ouders uit de gegoede middenklasse. Die voorzagen in een liberale opleiding waarin muziek en talen een belangrijke rol speelden. Hij behaalde een graad als jurist, en studeerde af aan het Conservatorium van Warschau. Op zijn eerste successen zocht hij in navolging van Chopin een vervolg in Parijs, waar hij bevriend raakte met Stravinsky en Ravel. Hij schreef twee pianoconcerten voor eigen gebruik en trok al snel internationaal de aandacht. Grote dirigenten als Toscanini, Stokowski, Koussevitzky, Monteux, Klemperer en Mengelberg voerden zijn werken uit.

Met de komst van de Tweede Wereldoorlog was Tansman vanwege zijn joodse afkomst gedwongen om Frankrijk te ontvluchten. In 1941 landde hij in California, waar hij werk vond in de filmindustrie, zijn oude vrienden Darius Milhaud en Igor Stravinsky terugzag en bevriend raakte met Arnold Schoenberg. Ondanks een Oscar-nominatie verliet Tansman Hollywood zo spoedig mogelijk om al in 1946 naar Frankrijk terug te keren. Daar kwam hij tot de ontnuchterende ontdekking dat hij er in het klimaat van de na-oorlogse avant-garde met zijn zorgvuldig geconstrueerde neoklassieke composities nauwelijks nog bij hoorde. Toen hij in 1986 overleed was hij een geëerd, maar vergeten componist.
Op de concertpodia is daar na zijn dood weinig verandering in gekomen, maar op discografisch gebied mag Tansman zich posthuum gelukkig prijzen. Op het label Marco Polo verschenen in het begin van de jaren negentig een paar cd’s met orkestwerken; Et'cetera leverde een integrale van de strijkkwartetten en een dubbel-cd met de pianosonates en sonatines. Chandos kwam recentelijk met een complete verkenning van het symfonische oeuvre op vier cd’s. Het label Naxos heeft een paar nieuwe kamermuziekproducties verzorgd, maar laat op zich wachten waar het om de heruitgave van de Marco Polo schijfjes gaat. Nu heeft ook het label CPO Tansman ontdekt, wie weet wat daar nog uit voortkomt. De hier te bespreken uitgave is in ieder geval een mooie start.

De opening is ijzersterk: een briljant Concertino voor piano en orkest, één van de acht werken voor piano en orkest die Tansman in de periode van 1925 tot 1944 produceerde. Hij schreef het in 1931 voor de grote virtuoos José Iturbi. Met een lengte van een kwartier is het te kort voor de concertzaal, en dat is doodzonde, want het is één brok luisterplezier, vergelijkbaar met het concert voor twee piano’s van Poulenc. Op een virtuoze Toccata volgt een Intermezzo Chopiniano, dat net zoveel naar Chopin als naar Gershwin (ook alweer een vriend) klinkt. De Finale is een sprankelende mix van muzikale champagne en Poolse blues. An American in Paris meets Chopin.

Tansman en Stravinsky kenden elkaar vanaf het begin van de jaren 1920, toen beiden in Parijs woonden. Ze werden pas goede vrienden in California, waar ze elkaar bijna dagelijks ontmoetten. Tansman heeft nooit een geheim gemaakt van zijn grote bewondering voor Stravinsky, en dat komt tot uiting in zijn muziek èn uit het feit dat hij de eerste monografie over zijn vriend publiceerde. In 1972 gaf het Franse Ministerie van Cultuur hem de opdracht tot een orkestwerk in memoriam van de een jaar eerder overleden meester. Het werd het driedelige Stèle, waarin op een geraffineerde manier kleine gestes opvallen, die onmiddellijk als Strawinskiaans te herkennen zijn. Eenzelfde procedure past hij toe in de Élégie à la mémoire de Darius Milhaud uit 1975, maar hier citeert hij soms letterlijk – het fugathema uit La Création du Monde – en zingt hij een kruidige bitonale elegie die vooral niet te droevig mag worden.

De echte klapper op deze cd is de wereldpremière van het Pièce concertante dat Tansman in 1943 schreef voor de linkerhand van de Oostenrijkse pianist Paul Wittgenstein (uit de beroemde familie). Wittgenstein was in de Eerste wereldoorlog zijn rechterarm kwijtgeraakt en bezat genoeg financiële middelen om bij alle belangrijke componisten van zijn tijd pianoconcerten voor zijn handicap te bestellen. Het Concert pour la main gauche van Maurice Ravel is het beroemdste voorbeeld. Nu was Wittgenstein niet altijd opgewassen tegen de virtuoze eisen die de door hem betaalde partituren aan zijn pianistiek stelden, en dus vroeg hij de componisten soms om vereenvoudigingen. Als hij die niet kreeg bracht hij ze doodgewoon zelf aan, en zo heeft hij jarenlang over de wereld getoerd met een gemutileerde versie van Ravels geniale schepping. Andere bestellingen verpofte hij simpelweg uit te voeren wanneer ze te moeilijk waren, en dat zou best eens de reden kunnen zijn dat het hondsmoeilijke Pièce concertante nooit het stadium van klavieruittreksel is ontstegen. Een klavieruittreksel is in dit geval een uitgeschreven solopartij met begeleiding van een tweede piano, die de nog niet georkestreerde orkestpartij speelt. De Poolse componist Piotr Moss – ook een cosmopoliet, hij woont in Parijs – maakte in 2008 een orkestversie van dit werk, die in januari 2009 ten doop werd gehouden door de uitvoerenden van deze uitgave. De publieke omroep Deutschlandradio was er bij.

In het ‘andere’ Frankfurt – an der Oder – hebben ze met het Brandenburgisches Staatsorchester zo te horen een dijk van een orkest dat onder zijn Britse chef-dirigent Howard Griffiths deze uitgesproken virtuoze partituren tot op de allerlaatste noot perfect weet te realiseren. Pianist Christian Seibert bereikt eenzame hoogten in de Olympische eisen van het linkerhandconcert (want dat is het toch echt), en de opname is een genot om naar te luisteren. Terwijl u geniet kunt u het allemaal nog eens nalezen in de doorwrochte toelichting. Een pracht van een cd.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links