CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, mei 2013

 

Johan Svendsen: Complete orchestral works Vol. 3

Norsk Kunstnerkarneval op. 14 –
Vioolconcert in A, op. 6 – Twee IJslandse melodieën voor strijkorkest –
Symfonie nr. 1 in D, op. 4

Marianne Thorsen (viool), Bergen Philharmonic Orchestra o.l.v. Neeme Järvi

Chandos CHAN 10766 • 74' •

Opname: augustus 2012, Grieghallen, Bergen, Noorwegen

 

Dit is het derde en laatste deel van de complete orkestwerken van Johan Severin Svendsen, gedirigeerd door Neeme Järvi en gespeeld door ‘Griegs orkest’ in Bergen, Noorwegen. Grieg en Svendsen zijn de componisten die Noorwegen op de muzikale landkaart hebben gezet. Grieg met zijn door de Noorse folklore ingekleurde miniaturen, Svendsen met zijn cosmopolitische orkestmuziek. Toch heeft Grieg de tand des tijds doorstaan met een Pianoconcert, en herinneren we ons Svendsen als het meezit door een toegift, de Romance voor viool, op. 26 – ooit verkrijgbaar in ontelbare arrangementen.

 
 
Johan Svendsen

Johan Svendsen (1840-1911) leerde muziekmaken van zijn vader, bracht zijn leertijd door in militaire kapellen en als orkestviolist. In 1863 lukte het hem om in Leipzig te gaan studeren, eerst viool, later compositie. Door een aandoening aan zijn linkerhand moest hij de viool opgeven, en werd uit nood geboren dirigent. Hij oogstte vroege successen met zijn eerste strijkkwartet, opus 1, zijn Octet voor strijkers opus 3 en zijn Eerste symfonie, opus 4. Na omzwervingen die hem in Parijs en Rome brachten en een in New York gesloten huwelijk keerde Svendsen terug naar Christiania (Oslo). Het muziekleven in Noorwegen frustreerde hem meer dan dat het stimuleerde, ondanks een toelage van de Noorse regering. In 1883 werd hij dirigent van de Koninklijke Opera in Kopenhagen, een positie die hij combineerde met gastdirecties bij alle grote Europese orkesten, vaak met eigen werken. Dirigeren betekende het einde van de componist Svendsen: na zijn veertigste kwam er geen werk van betekenis meer uit zijn pen.

Chandos sluit deze serie af met het jongste orkestwerk van Svendsen, de Eerste symfonie, voltooid in 1867. De componist dirigeerde zelf de premières, eerst bij het Gewandhausorkest in Leipzig, daarna in Christiania. Ondanks het jaar van ontstaan is het vooral Beethoven die zijn stempel op deze klassieke vierdelige partituur heeft gedrukt. Vorm en thematische ontwikkeling zijn in het eerste deel onmiskenbaar Beethoveniaans. In het langzame tweede deel horen we de invloed van de lyricus Mendelssohn. In het derde deel, een Scherzo, wordt de sprookjesmuziek van Mendelssohn gecombineerd met Noorse folklore. De chromatiek in de finale maakt duidelijk dat Svendsen zijn Berlioz, Wagner en Liszt wel degelijk kende. Al met al een cosmopolitisch werkstuk, maar beslist niet eclectisch en met een meesterhand geïnstrumenteerd. Geen wonder dat Svendsen later een begenadigd dirigent bleek te zijn.

Vijf jaar na de Eerste symfonie, in 1872, ging Svendsens Vioolconcert in première, alweer in Leipzig, en gedirigeerd door zijn compositieleraar, Ferdinand David. Svendsen zet zich in zijn concert bewust af tegen de heersende mode van zijn tijd, waar een vioolconcert vooral moet epateren door Paganiniaanse virtuositeit. Net als het vioolconcert van Brahms van zes jaar later strijdt de vioolpartij niet tegen het orkest, maar is ze geïntegreerd in de muzikale verhandeling. Het ‘Norsk Kunstnerkarneval’ heeft in Scandinavië repertoire gehouden, en is een kleurrijke partituur waarin feestelijke deuntjes uit Italië en Noorwegen worden gecombineerd. Naar mijn gevoel ontbreekt er iets aan dit stuk, het is te kort; uit de toelichting blijkt dat Svendsen een substantieel deel uit de partituur verwijderd heeft – had hij niet moeten doen. Twee IJslandse melodieën pikte Svendsen op bij een bezoek aan dat land in zijn conservatoriumtijd; zeven jaar later bewerkte hij ze voor strijkorkest, ze kregen geen opusnummer mee.

Neeme Järvi heeft het patent op dit soort partituren, gezien een complete inspeling van het concertrepertoire van Grieg op DG, en de integrale orkestwerken van Halvorsen voor Chandos. Dit is niet zijn eerste kennismaking met Svendsen, hij maakte voor het label BIS in 1987 een uitstekende opname van de beide symfonieën met het orkest van Gothenburg. Vergelijking leert dat beide uitvoeringen elkaar weinig ontlopen; het opvallendst is het verschil in tempo van het Scherzo, dat is in 1987 sneller en bucolischer. De opnametechniek van BIS is voorspelbaar wat minder wollig dan die van Chandos. Marianne Thorsen heeft in het vioolconcert een kamermuzikale aanpak die goed bij het stuk past – deze noten moeten niet vet van de snaren rollen.

Er doet een gerucht de ronde over een vermeende Derde symfonie van Svendsen. Het kant en klare manuscript zou door een jaloerse mevrouw Svendsen in de open haard geslingerd zijn. Geen wonder dat je dan stopt met componeren – en een nieuwe vrouw zoekt. Dat deed Svendsen dan ook. Het verhaal inspireerde August Strindberg tot zijn toneelstuk ‘Hedda Gabler’.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links