CD-recensie
© Siebe Riedstra, december 2010
|
||
Schmidt: Symfonie nr. 3 in A – Chaconne in d Malmö Symphony Orchestra o.l.v. Vassily Sinaisky Naxos 8.572119 • 79' •
Het onvermoeibare label Naxos heeft zich gestort op de symfonische werken van de Oostenrijkse componist Franz Schmidt (1874-1939). Schmidt begon zijn loopbaan als cellist in de Wiener Philharmoniker, waar hij speelde onder Gustav Mahler. Na het succes van zijn opera ‘Notre Dame’ in 1914 kon hij het zich permitteren om zijn orkestbaan op te zeggen. Hij liet een niet al te groot oeuvre na: 4 symfonieën, 2 pianoconcerten voor de linkerhand, 2 opera’s, 2 strijkkwartetten, 3 pianokwintetten en een fors aantal orgelwerken. Je zou kunnen zeggen dat Schmidt de taal van Brahms en Bruckner in zijn werken gesublimeerd heeft, met gebruikmaking van zijn Magyaarse wortels. Zijn symfonieën zijn gemakkelijk aansprekende, hoogromantische scheppingen, waarmee hij zich van de wereld loszingt. In de meest letterlijke zin doet hij dat in zijn bekendste symfonie, de Vierde, een Requiem voor zijn dochter Emma, die de geboorte van haar eerste kind in 1933 niet overleefde. Met zijn Derde symfonie nam Schmidt deel aan Schubert’s Centennial Competition van de Columbia Gramophone Company. Hij won voor Oostenrijk, maar de hoofdprijs ging naar de Zesde symfonie van de Zweed Kurt Atterberg. Columbia bracht die symfonie uit in een opname door Sir Thomas Beecham en zijn Royal Philharmonic Orchestra, opgenomen in 1928 op vier 78-toeren platen, met de passende bijnaam ‘Dollarsymfonie’, verwijzend naar het voor die tijd astronomische bedrag van tienduizend dollar dat de gelukkige Atterberg ontving. Franz Schmidt smaakte het genoegen dat al zijn symfonieën door de Wiener Philharmoniker in première werden gebracht. De Derde werd opgedragen aan zijn geliefde ex-collega’s en Franz Schalk dirigeerde de eerste uitvoering op 2 december 1928, honderd jaar na het overlijden van Franz Schubert. Net als Schuberts Onvoltooide is dit een melodieus en lyrisch werk, maar het kent wel de traditionele vierdelige structuur, in tegenstelling tot de tweedelige Tweede, en de doorgecomponeerde Vierde. Het Engelse muziektijdschrift The Gramophone wil ons laten geloven dat Neeme Järvi op het label Chandos het evangelie heeft geschreven over dit repertoire, dat hij opnam met het Chicago Symphony Orchestra. Natuurlijk wordt er op die opnames geweldig orkestspel afgeleverd, maar wanneer we naar de tijdsduur van die opname kijken gaan de wenkbrauwen omhoog. Waar Sinaisky inklokt op vijftig minuten weet Järvi de klus in acht minuten minder te klaren. Dirigent Ludovit Rajter deed het met zijn Radio Symfonie Orkest van Bratislava nog wat kalmer aan en had 55 minuten nodig. Overigens mag die integrale uit 1986/7, uitgebracht op het Tsjechische label Opus, beslist niet worden onderschat. Franz Schmidt werd geboren in Bratislava, en het valt niet te ontkennen dat het orkest uit zijn geboortestad in de jaren tachtig nog een beetje klinkt zoals het in Schmidts tijd geklonken moet hebben, met zijn kruidige en slanke midden-europese blazersklank. Een wereld van verschil met de overweldigende klankmassa’s waar Chicago in de jaren 1980 in grossierde. De kolossale Chaconne begon zijn bestaan in cis klein als een van Schmidts indrukwekkendste orgelwerken (klik hier voor de recensie), waarvan hij in 1931 een orkestversie maakte in de wat praktischer toonsoort d-klein. Het is feitelijk een vierdelige symfonie van een half uur, gebaseerd op de vier kerktoonsoorten Aeolisch, Lydisch, Dorisch en Ionisch, maar het geheel ontwikkelt zich uiteraard naadloos – de segmenten worden alleen gemarkeerd door generale pauzes. Deze genereuze ‘filler’ geeft deze uitgave net dat extraatje ten opzichte van een andere nieuwkomer in het land van Schmidt, maestro Fabio Luisi met – toen nog – zijn orkest van de MDR op het label Querstand, het ‘huislabel’ van de Mitteldeutsche Rundfunk. Net als Opus presenteert Querstand de cyclus op vier cd’s zonder aanvullend repertoire. De symfonieën van Schmidt zijn eindelijk aan een discografische opmars begonnen, de Vierde met opnames van Mehta (Decca), Welser-Möst (EMI), Kreizberg (Pentatone) en bovengenoemde interpreten voorop. Deze uitgave van Naxos is alleen al om budgettaire redenen meer dan welkom. Wanneer er dan ook nog eens zo goed gemusiceerd wordt als hier, is er geen enkele reden om niet spoorslags met deze schitterende muziek kennis te gaan maken. index | ||