CD-recensie
© Siebe Riedstra, september 2020 |
In het derde deel van Respighi's Pini di Roma - de pijnbomen van Gianicolo - klinkt de avondzang van de nachtegaal. Niet voortgebracht door een of ander waterfluitje, maar door een achtenzeventig toerenplaat, door de componist nauwkeurig omschreven in de lijst van instrumenten, voorin de partituur: nr. 6105 del "Concert Record Gramophone" Il canto dell' usignolo - de zang van de nachtegaal. In het voorjaar van 1926 was Ottorino Respighi voor het eerst te gast bij het Concertgebouworkest, voor een serie van zes concerten in Amsterdam, Utrecht, Arnhem en Rotterdam. Op het programma stonden uitsluitend werken van Respighi, die zijn eigen pianoconcert 'in modo misolidico' speelde (gedirigeerd door Mengelberg) en zelf de baton ter hand nam in de overige werken, waaronder zijn twee kolossale successen, Pini di Roma en Fontane di Roma. De grammofoon met de nachtegalenzang werd bij die gelegenheid bediend door Sam Bottenheim, geen orkestlid, maar een jurist met muzikale aspiraties, die de geschiedenis is ingegaan als factotum en vertrouwenspersoon van Willem Mengelberg. Het partituurtje waarin Bottenheim de muziek kon volgen werd door Respighi van een inscriptie voorzien: 'aan mijn beste nachtegaal Sam Bottenheim, ter herinnering aan Amsterdam - 4-III-26.' Decennia geleden vond ik het in een Amsterdams muziekantiquariaat.
Toen het Concertgebouworkest in 1988 Riccardo Chailly als chef aanstelde was de roem van Respighi daar al flink aan het verbleken. Pini di Roma stond in 1969 op de lessenaar bij een gastdirigentschap van Eugene Ormandy, daarna bleef het bijna twee decennia stil. Chailly zelf heeft zich in zijn Amsterdamse periode niet met Respighi beziggehouden, hoewel het repertoire bijna tot zijn tweede natuur behoort - kleurrijk, virtuoos en extravert. We kunnen alleen maar gissen naar het waarom. Wellicht omdat Decca in de repertoirekeuze een bijrol speelde, en daar was in 1986 een gloednieuwe opname verschenen van Respighi's Romeinse triptiek (Pini, Fontane en Feste Romane) met het orkest van Montreal onder Charles Dutoit. Riccardo Chailly heeft zich overigens altijd met energie en overtuiging aangepast aan het lokale repertoire van 'zijn' orkesten. In Nederland heeft dat de muziekliefhebber prachtige opnamen van Diepenbrock, Wagenaar en Escher opgeleverd, om maar een paar namen te noemen. Nu Chailly naar zijn geboorteland is teruggekeerd zien we eenzelfde patroon. De afgelopen jaren verrijkte hij de catalogus met vergeten landgenoten als Luigi Cherubini en Nino Rota, en eindelijk is dan nu de beurt aan Ottorino Respighi. Respighi heeft eeuwige roem verworven en veel geld verdiend met zijn 'Romeinse Triptiek' - de drie werken die hij schreef nadat hij zich in 1913 definitief in Rome vestigde als leraar compositie aan de Accademia Santa Cecilia. Het laatste onderdeel van de triptiek, de Feste Romane, heeft nooit de populariteit van de eerste twee bereikt, maar het is een traditie geworden dat ze gedrieën op geluidsdragers verschijnen. Hoewel de toelichting bij deze cd voortdurend spreekt van een triptiek - Respighi Triptychs staat er in hoofdletters boven - heeft Chailly voor een eigen invulling gekozen. Hij opent en sluit met de grote Romeinse successen, en koos voor het middendeel een van Respighi's andere wapenfeiten: een van de Antiche Danze ed Arie per il Liuto. Een serie van drie suites voor strijkorkest, vrij bewerkt naar muziek uit de Italiaanse renaissance en barok. De derde suite wordt aangevuld met losse werken, waarvan sommige op hun beurt een bewerking zijn: een Aria voor strijkorkest en een adagio voor twee hobo's en strijkorkest, Di Sera (nocturne). Het hoeft geen betoog dat deze muziek Chailly op het lijf geschreven is, en ook niet dat hij het na Amsterdam en Leipzig in Milaan moet stellen zonder een kwalitatief vergelijkbare concertzaal. Wonderlijk dat een wereldstad als Milaan zich moet behelpen met een legendarisch maar akoestisch onbevredigend operahuis, en voor opnamesessies met een kwaliteitsorkest als de Filarmonica della Scala is aangewezen op een voormalig bioscoopcomplex, de repetitieruimte van het orkest. Dat betekent dat we het in de spectaculaire slotmaten van de Pini di Roma, moeten stellen zonder het pijporgel dat de stoelen moet laten sidderen. Voor de rest is het smullen van Respighi's ongeëvenaarde orkestraties, waarin hij zich het beste van Rimsky-Korsakov, Strauss en Ravel heeft eigengemaakt. index |
|